[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Sint Maarten,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Nederland.
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het ten laste gelegde onder 100.00341/18 feit 1 primair impliciet primair (poging moord), 100.00074/19 feit 2 primair en 100.00218/19 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het ten laste gelegde onder 100.00341/18 feit 1 primair impliciet subsidiair (poging doodslag), feit 2 (vuurwapenbezit), feit 3 impliciet primair (medeplegen moord) en feit 4 (medeplegen vuurwapenbezit), parketnummer 100.00081/19 (diefstal met geweld), en parketnummer 100.00074/19 feit 1 (medeplegen diefstal met geweld) en feit 2 subsidiair (opzetheling) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Nu alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling in hoger beroep onderworpen voor zover het betrekking heeft op de beslissingen ten aanzien van alle onder 100.00341/18, 100.00074/19 en 100.00081/19 ten laste gelegde feiten, ook het onder 100.00341/18 feit 1 primair impliciet primair ten laste gelegde en het onder 100.00074/19 feit 2 primair ten laste gelegde. De verdachte is op grond van artikel 434 Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep ten aanzien van (de vrijspraak van) het ten laste gelegde onder parketnummer 100.00218/19.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het vonnis waarvan beroep dat aan het oordeel van het Hof is onderworpen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.D.M. Roseburg, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 100.00341/18 feit 1 primair impliciet primair (poging moord [slachtoffer 1], partiële vrijspraak ten aanzien van [slachtoffer 2]), feit 2 (vuurwapen- en munitiebezit) feit 3 (medeplegen moord op [slachtoffer 3]), feit 4 (vuurwapen- en munitiebezit), het feit onder 100.00081/19 (overval [naam zaak 1]), onder 100.00074/19 feit 1 (overval [naam zaak 2]) en feit 2 subsidiair (heling) ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf van langere duur dan door het Gerecht was opgelegd, en wel een gevangenisstraf voor de duur van 28 jaren, met aftrek van voorarrest.
Door en namens de verdachte is vrijspraak bepleit van alle tenlastegelegde feiten met uitzondering van het feit onder 100.00081/19. Ten aanzien van het onder 100.00341/18 als feit 1 ten laste gelegde is subsidiair betoogd dat indien het Hof tot een bewezenverklaring van poging doodslag op [slachtoffer 1] zou komen, sprake is van een noodweer(exces)situatie. Ten aanzien van het onder 100.00341/18 als feit 3 ten laste gelegde is subsidiair aangevoerd dat aan de verdachte een beroep toekomt op psychische overmacht.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof (deels) tot andere beslissingen komt.
Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, ten laste gelegd dat
:
parketnummer: 100.00341/18
1.
Primair
hij op of omstreeks 22 apri1 2017 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en -al dan niet- met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader, althans alleen, meermalen met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(artikel 2:262/259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
hij op of omstreeks 22 april 2017 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:275 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
Meer subsidiair
Hij op of omstreeks 22 april 2017 te Sint Maarten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en of met mishandeling met gebruikmaking van een wapen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931 immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar een vuurwapen getoond en/of een vuurwapen meermalen (in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) afgevuurd.
(artikel 2:255 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 22 april 2017 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s) en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening voorhanden heeft gehad.
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening)
3.
Primair
hij op of omstreeks 5 augustus 2018 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet – met voorbedachten rade [slachtoffer 3] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat opzet en -al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op die [slachtoffer 3] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 3] is overleden;
(artikel 2:262/259 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
Een vooralsnog onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 5 augustus 2018 te Sint Maarten, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade [slachtoffer 3] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben een vooralsnog onbekend gebleven perso(o)n(en) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op die [slachtoffer 3] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 3] is overleden; bij/tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door:
met een voertuig het voertuig van slachtoffer [slachtoffer 3] klem te rijden;
een vooralsnog onbekend gebleven persoon in de gelegenheid te stellen uit te stappen;
die persoon in de gelegenheid te stellen meermalen op voornoemde [slachtoffer 3] te schieten;
die persoon in de gelegenheid te stellen weer in het voertuig te stappen;
vervolgens de vlucht mogelijk te maken door op hoge snelheid met het voertuig weg te rijden.
(artikel 2:262/259 jo 1:124 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 22 april 2017 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s) en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad.
parketnummer: 100.00081/19
hij op of omstreeks 29 juni 2015 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een juwelierszaak, te weten de [naam zaak 1], gelegen aan [straatnaam], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben/heeft weggenomen:
- sieraden (met een totale inkoopwaarde van ongeveer 227.504,59 US Dollar) (zie pagina's 32 tot en met 43 van het proces-verbaal) toebehorende aan [naam zaak 1] en/of
- een telefoon (merk: Samsung, type: Galaxy Note) toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of
- een telefoon (merk: iPhone), toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of
- een diamanten ring en/of een gouden ring, toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of
- een geldbedrag van ongeveer 160 US Dollar in contanten, toebehorende aan [slachtoffer 6],
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer medewerkers van die [naam winkel], namelijk tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 7],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- zich als DHL-bezorger heeft voorgedaan waardoor de deur van de [naam zaak 1] juwelierszaak voor hem werd geopend en/of
- vervolgens in die juwelierszaak een vuurwapen/een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 7] heeft getoond en/of op voornoemde medewerkers van de juwelierszaak heeft gericht en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], onder bedreiging van het vuurwapen/het op het vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft bevolen om op de grond te gaan liggen en/of op de grond heeft geduwd en/of
- vervolgens voornoemde medewerkers heeft bevolen te vertellen waar het geld en/of de sieraden en/of de kluizen in de juwelierszaak zich bevonden en/of
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft meegenomen naar de kluizen in de juwelierszaak en/of
- de handen/polsen van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] bij/aan elkaar op de/hun rug heeft vastgebonden met een of meer riem(en) en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft bevolen om een of meer kluizen te openen en/of
- vervolgens de sieraden uit de kluizen gehaald en deze in een of meer tassen heeft gestopt en/of
- de voornoemde telefoons en/of voornoemde ringen van [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] heeft gepakt en/of
- telkens onder bedreiging van een vuurwapen/een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp;
(artikel 2:291 lid 1 jo. lid 2 jo. 2:289 sub a Wetboek van Strafrecht)
parketnummer: 100.00074/19
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2017 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer $ 3000,00, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam zaak 2] en/of een of meer klanten van [naam zaak 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of een of meer klanten en/of medewerkers van dat casino,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/ of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit, het richten van een vuurwapen op [slachtoffer 8]; het, al dan niet gericht schieten en/ of afvuren van een of meer kogels op [slachtoffer 9];
het dreigend tonen van een of meer vuurwapens aan klanten en/ of medewerkers van voornoemd Casino;
(art. 2:291 lid 1, 2, 3 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 juli 2017 tot en met 5 juli 2017 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto van het merk en type Suzuki Grand Vitara (kenteken [kentekennummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/ of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
(artikel 2:288/289 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 4 juli 2017 tot en met 7 juli 2017 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een personenauto van het merk en type Suzuki Grand Vitara (kenteken [kentekennummer]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist/wisten of begreep/begrepen, althans redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 2:397-1a/399-1a Wetboek van Strafrecht)
100.00074/19 feit 1 overval [naam zaak 2] en feit 2 primair (onderzoek Borniet)
Het Hof is van oordeel dat het bewijs tekort schiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte de overval op [naam zaak 2] op 7 juli 2017 heeft (mede)gepleegd.
In de nacht van 4 op 5 juli 2017 wordt een witte Suzuki Grand Vitara met kenteken [kentekenummer] gestolen. Deze auto wordt een uur na de overval op [naam zaak 2], in de nacht van 7 juli 2017, elders met draaiende motor aangetroffen. Aan de hand van de schade rechtsvoor en het reservewiel met gele velg op de achterdeur in combinatie met de bevindingen van de camerabeelden van de overval kan worden vastgesteld dat deze auto is gebruikt bij de overval. Een DNA-spoor van de verdachte is aangetroffen op de handgreep aan de binnenkant van het bijrijdersportier van deze witte Suzuki Grand Vitara, hetgeen aannemelijk maakt dat de verdachte op de bijrijdersstoel in deze auto heeft gezeten. De verdachte ontkent betrokkenheid bij de overval. Gelet op het tijdsverloop van enkele dagen tussen het stelen van de auto en de overval, kan dit enkele DNA-spoor van de verdachte in de auto niet tot de conclusie leiden dat de verdachte in de auto moet hebben gezeten in het kader van de overval. Aldus kan hieruit niet de conclusie worden getrokken dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de overval, ook niet bezien in samenhang met een zeer summier signalement van één van de daders (1.75m lang en dun postuur) dat bij de verdachte zou kunnen passen en/of het feit dat een aan de verdachte toegeschreven telefoon ten tijde van het plegen van het delict buiten gebruik was.
Ook voor de vaststelling van daderschap van de verdachte bij de tenlastegelegde diefstal van voornoemde auto, hetgeen de verdachte eveneens ontkent, is onvoldoende bewijs voorhanden. Aldus zal de verdachte worden vrijgesproken van de overval op het [naam zaak 2] en de diefstal van de auto.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.Deze bijlage maakt onderdeel uit van het vonnis. Het Hof merkt daarbij op dat uit het oogpunt van efficiëntie de bewijsmiddelen in het onderzoek Marmer gelijkluidend zijn aan de bewijsmiddelen die voor dit onderzoek zijn opgenomen in het gelijktijdig uit te spreken vonnis van de andere verdachte [medeverdachte 1]. Ondanks de deels bekennende verklaring van de verdachte heeft het Hof – wederom uit het oogpunt van efficiëntie - ervoor gekozen de overige redengevende bewijsmiddelen in dat onderzoek onverkort te handhaven.
Opgemerkt wordt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Overwegingen omtrent het bewijs
Parketnummer 100.00341/18 feiten 1 en 2 (Onderzoek Red Pepper)
Opzet
Op grond van de bewijsmiddelen in samenhang beschouwd, en in het bijzonder gelet op de camerabeelden, stelt het Hof vast dat de verdachte heeft geschoten in de richting van [slachtoffer 1]. Door met een vuurwapen in de richting van deze [slachtoffer 1] te schieten die zich op korte afstand (aan de bestuurderskant van de auto waar de verdachte aan de passagierskant stond) van de verdachte bevond, is het opzet van de verdachte op de dood van [slachtoffer 1], anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, gegeven.
Het verweer dat de verdachte heeft gevoerd, inhoudende dat [slachtoffer 1] als eerste heeft geschoten waardoor volgens de raadsvrouw aan de verdachte een beroep op noodweer toekomt, zal worden besproken bij de strafbaarheid van het feit.
Het Hof acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat de verdachte heeft geschoten op de medepassagier [slachtoffer 2], zodat de verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak voorbedachten rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachten rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Het Hof acht, anders dan de procureur-generaal, contra-indicaties aanwezig voor de vaststelling dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Zo is de verdachte bij aankomst bij de geparkeerde Jeep niet naar de bestuurderszijde (waar [slachtoffer 1] zat) maar naar de passagierszijde van de Jeep gelopen en heeft daar even gestaan met de passagier naast zich. Pas toen [betrokkene 1] om de Accent (de auto waarin de verdachte en [betrokkene 1] zaten) heen was gelopen en iets van de grond had opgepakt en [slachtoffer 1] op hetzelfde moment geheel uit de Jeep was gestapt en richting de achterzijde van de Jeep was gelopen, loste de verdachte een schot. [Slachtoffer 1] heeft daarover zelf verklaard dat de verdachte de deur open deed met een wapen in zijn hand en dat de verdachte (pas) schoot toen [slachtoffer 1] het pistool uit zijn broeksband pakte.
Deze omstandigheden vormen een contra-indicatie dat de verdachte reeds voorafgaand aan of ten tijde van het uitstappen uit de Accent (of reeds eerder) van plan was [slachtoffer 1] te doden of op hem te schieten, althans maken deze omstandigheden dat het Hof niet met voldoende zekerheid de conclusie kan trekken dat de verdachte het vooropgezet plan had om [slachtoffer 1] te doden of op hem te schieten. Dat de Accent de Jeep reeds enige tijd heeft gevolgd en dat de verdachte aan [betrokkene 1] heeft gezegd dat hij een probleem heeft met een Spaanse man en dat hij de man zou confronteren, kan hier niet aan afdoen nu ook aan deze omstandigheden niet met voldoende mate van zekerheid de conclusie kan worden verbonden dat sprake is geweest van een te nemen besluit of genomen besluit door de verdachte ten aanzien van het schieten op dan wel de dood van [slachtoffer 1].
Aldus kan niet zondermeer de conclusie worden getrokken dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad om zich enige tijd te beraden op het te plegen feit en zich daarvan rekenschap te geven. Voorbedachten rade kan daarom niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Bewezen zal worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag op [slachtoffer 1].
Parketnummer 100.00341/18 feiten 3 en 4 (Onderzoek Marmer)
De toedracht, medeplegen en voorbedachten rade
In de nacht van 5 augustus 2018 bevindt het latere slachtoffer [slachtoffer 3] (hierna: slachtoffer) zich samen met zijn vriendin [vriendin van slachtoffer] in de [naam zaak 3], gelegen aan de [straatnaam]. Op dat moment bevindt de verdachte zich ook in deze uitgaansgelegenheid samen met een vriend genaamd [vriend van verdachte]. De verdachte staat samen met [vriend van verdachte] aan de bar, in de nabijheid van het slachtoffer. Op een gegeven moment verlaat de verdachte de bar en rijdt hij in zijn auto, een Kia Carens, weg. Na ongeveer een uur komt hij weer teruggereden naar de [naam zaak 3] aan de [straatnaam]. Op camerabeelden is te zien dat de Kia Carens en een andere auto, een lichtblauwe Hyundai Accent, op de route naar de [naam zaak 3] achter elkaar aan rijden. Aangekomen bij de [naam zaak 3] parkeert de verdachte zijn Kia Carens naast de bar, schuin tegenover de plaats waar de auto van het slachtoffer geparkeerd staat. [Verdachte] gaat om 03:37 uur de [naam zaak 3] weer binnen en vervoegt zich weer bij [vriend van verdachte] aan de bar. Het slachtoffer bevindt zich ook nog in de bar.
Uit de beelden blijkt dat de lichtblauwe Hyundai Accent intussen heen en weer blijft rijden op en rond de [straatnaam], waarbij deze auto steeds de [naam zaak 3] passeert. Om 03:50 uur stopt deze auto nabij de Kia Carens, een persoon stapt uit, stapt in de Kia Carens en even later weer eruit.
De verdachte keert omstreeks 04:15 uur terug bij de Kia Carens en stapt in bij de bestuurdersplaats. Uit de beelden blijkt dat, behoudens de hiervoor genoemde persoon van de Hyundai Accent, niemand zich bij de Kia Carens vertoont vanaf het moment dat de verdachte is teruggekeerd bij de [naam zaak 3] tot het moment dat hij weer in de Kia Carens stapt. Ook is er al die tijd, behoudens de hiervoor genoemde persoon van de Hyundai Accent, niemand uit de Kia Carens gestapt, zodat het Hof de conclusie trekt dat de andere verdachte [medeverdachte 1] in de auto van de verdachte zat toen de verdachte is teruggekeerd naar de [naam zaak 3]. Het slachtoffer en zijn vriendin verlaten om 04:22 uur ook de [naam zaak 3] en nemen plaats in hun auto; het slachtoffer achter het stuur en zijn vriendin op de passagiersstoel.
Om 04:25 uur rijdt de verdachte als bestuurder de Kia Carens achteruit en rijdt met verhoogde snelheid naar de auto van het slachtoffer en blokkeert deze. De andere verdachte [medeverdachte 1] stapt uit het linker achterportier, rent naar de bestuurderskant van de auto van het slachtoffer en vuurt op korte afstand meerdere kogels af op (het hoofd van) het slachtoffer, dat ter plaatse overlijdt. [medeverdachte 1] stapt direct terug in de Kia Carens en de verdachte rijdt als bestuurder met verhoogde snelheid weg. Al die tijd is de lichtblauwe Hyundai Accent op en neer blijven rijden op de [straatnaam]. Zo’n 30 seconden na het schieten rijdt deze auto langs de auto van het slachtoffer, keert op de weg nabij de [naam zaak 3], rijdt nog eenmaal langs de auto van het slachtoffer en rijdt dan weg.
Uit deze uiterlijke omstandigheden blijkt, in weerwil van wat de raadsvrouw heeft betoogd, van een vooropgezet plan om het slachtoffer [slachtoffer 3] te doden. Een plan dat door de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen, onder wie de andere verdachte [medeverdachte 1] en de bestuurder van de lichtblauwe Hyundai Accent, is uitgevoerd. De verdachte heeft een essentiële rol in de uitvoering van het plan gehad door zich gedurende een groot deel van de nacht op te houden in de bar in de nabijheid van het slachtoffer [slachtoffer 3] en daarmee kennelijk in de gaten te houden waar het slachtoffer zich bevond, door de schutter in zijn auto te vervoeren naar de plaats van de schietpartij, door als bestuurder in de Kia Carens plaats te nemen nadat hij de [naam zaak 3] had verlaten, door de auto van het slachtoffer klem te rijden zodat de weg vrij was voor de andere verdachte [medeverdachte 1] om het slachtoffer te liquideren, en vervolgens samen met [medeverachte 1] in de auto ervandoor te gaan. Aldus zal worden bewezenverklaard dat de verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met anderen slachtoffer [slachtoffer 3] heeft vermoord.
Gelet op het planmatige karakter van de actie en de chronologie van die avond kan zondermeer de conclusie worden getrokken dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad om zich enige tijd te beraden op het te plegen feit en zich daarvan rekenschap te geven. Het bestanddeel voorbedachten rade is daarmee bewezen.
Het alternatieve scenario dat de verdachte heeft gegeven over de feitelijke gang van zaken, waardoor volgens de raadsvrouw aan de verdachte een beroep op psychische overmacht toekomt, zal worden besproken bij de strafbaarheid van de verdachte.
Parketnummer 100.00074/19 (Onderzoek Borniet)
Op de handgreep aan de binnenkant van het bijrijdersportier van de gestolen auto bevindt zich een DNA-spoor van de verdachte. De verdachte heeft betoogd dat zijn DNA wellicht in de auto terecht is gekomen doordat hij bij een carwash heeft gewerkt. Onderzoek door het openbaar ministerie heeft echter uitgewezen dat de eigenaar van de auto op geen enkel moment de auto bij een carwash heeft gebracht waar de verdachte heeft gewerkt.Het Hof gaat aldus aan dit alternatief scenario van de verdachte voorbij, zodat het Hof ervan uitgaat dat de verdachte in de auto heeft gezeten ten tijde van of in ieder geval nadat deze auto is gestolen. Dit aangetroffen DNA-spoor van de verdachte duidt dan ook erop dat de verdachte op enig moment de beschikkingsmacht over de auto heeft gehad. Dat het DNA van de verdachte is aangetroffen aan de binnenkant van het bijrijdersportier en hij wellicht de bijrijder is geweest maakt dit niet anders. Ook in die situatie heeft de verdachte de gestolen auto (al dan niet tezamen met een ander) voorhanden gehad.Gelet op de zichtbaar ontbrekende stuurbehuizing en loshangende kabels moet de verdachte hebben geweten dat het een gestolen auto betrof. Daarmee kan de onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde opzetheling wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Het Hof acht - op grond van de in de bijlage weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 100.00341/18 feit 1 primair impliciet subsidiair, feit 2 , feit 3 primair impliciet primair en feit 4, het onder 100.00081/19 en 100.00074/19 feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer: 100.00341/18
1.
Primair
hij op 22 apri1 2017 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op 22 april 2017 in Sint Maarten een vuurwapen en munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening voorhanden heeft gehad;
3.
Primair
hij op 5 augustus 2018 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 3] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op die [slachtoffer 3] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 3] is overleden.
hij op
5 augustus 2018in Sint Maarten tezamen en in vereniging met anderen een vuurwapen en munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening voorhanden heeft gehad;
parketnummer: 100.00081/19
hij op 29 juni 2015 te Sint Maarten, uit een juwelierszaak, te weten de [naam zaak 1], gelegen aan de [straatnaam], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- sieraden (met een totale inkoopwaarde van ongeveer 227.504,59 US Dollar) (zie pagina's 32 tot en met 43 van het proces-verbaal) toebehorende aan [naam zaak 1] en
- een telefoon (merk: Samsung, type: Galaxy Note) toebehorende aan [slachtoffer 4] en
- een telefoon (merk: iPhone), toebehorende aan [slachtoffer 5] en
- een diamanten ring en een gouden ring, toebehorende aan [slachtoffer 5] en
- een geldbedrag van ongeveer 160 US Dollar in contanten, toebehorende aan [slachtoffer 6],
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen een of meer medewerkers van die [naam zaak 1], namelijk tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 7],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk
erte maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- zich als DHL-bezorger heeft voorgedaan waardoor de deur van de [naam zaak 1] juwelierszaak voor hem werd geopend en
- vervolgens in die juwelierszaak een vuurwapen/een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 7] heeft getoond en/of op voornoemde medewerkers van de juwelierszaak heeft gericht en
- voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], onder bedreiging van het vuurwapen/het op het vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft bevolen om op de grond te gaan liggen en/of op de grond heeft geduwd en
- vervolgens voornoemde medewerkers heeft bevolen te vertellen waar het geld en/of de sieraden en/of de kluizen in de juwelierszaak zich bevonden en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft meegenomen naar de kluizen in de juwelierszaak en
- de handen/polsen van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] bij/aan elkaar op de/hun rug heeft vastgebonden met een of meer riem(en) en
- voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft bevolen om een of meer kluizen te openen en
- vervolgens de sieraden uit de kluizen gehaald en deze in een of meer tassen heeft gestopt en
- de voornoemde telefoons en/of voornoemde ringen van [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] heeft gepakt en
- telkens onder bedreiging van een vuurwapen/een op een vuurwapen
parketnummer: 100.00074/19
hij in de periode van 4 juli 2017 tot en met 7 juli 2017 te Sint Maarten een personenauto van het merk en type Suzuki Grand Vitara (kenteken [kentekennummer]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wist of begreep dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Dat geldt in het bijzonder voor de datum genoemd in feit 4 van het onder parketnummer 100.00341/18 ten laste gelegde. Dit wordt door het Hof opgevat als een kennelijke verschrijving, gelet op de - niet door de verdediging betwiste - uitleg die hierover door de procureur-generaal is gegeven en het feit dat het de verdediging kennelijk ook duidelijk was dat het hier om een verschrijving ging. Omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (cursief). De verdachte is door dit alles niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 100.00341/18 feit 1 primair impliciet subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 en 1:119 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd: