ECLI:NL:OGHACMB:2022:188

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
H 11/2020 100.00341/20
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf van 19 jaar en 10 maanden voor liquidatie in Sint Maarten met overwegingen omtrent noodweer(exces) en psychische overmacht

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 9 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die eerder door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten was veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 19 jaar en 10 maanden voor onder andere liquidatie in Sint Maarten. De zaak betreft meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder poging tot moord en vuurwapenbezit. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling en heeft onder andere een beroep gedaan op noodweer(exces) en psychische overmacht. Het Hof heeft de argumenten van de verdachte beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor de noodweersituatie en dat de psychische overmacht niet aannemelijk is. Het Hof heeft de eerdere vrijspraak van enkele feiten bevestigd, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de bewezenverklaring van de overige feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde misdrijven en de impact daarvan op de samenleving, en legt een zware straf op ter afschrikking van soortgelijke delicten in de toekomst.

Uitspraak

Zaaknummer: H 11/2020

Parketnummers: 100.00341/18; 100.00074/19; 100.00081/19; 100.00218/19
Uitspraak: 9 november 2022 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 5 februari 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Sint Maarten,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Nederland.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het ten laste gelegde onder 100.00341/18 feit 1 primair impliciet primair (poging moord), 100.00074/19 feit 2 primair en 100.00218/19 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het ten laste gelegde onder 100.00341/18 feit 1 primair impliciet subsidiair (poging doodslag), feit 2 (vuurwapenbezit), feit 3 impliciet primair (medeplegen moord) en feit 4 (medeplegen vuurwapenbezit), parketnummer 100.00081/19 (diefstal met geweld), en parketnummer 100.00074/19 feit 1 (medeplegen diefstal met geweld) en feit 2 subsidiair (opzetheling) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Nu alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling in hoger beroep onderworpen voor zover het betrekking heeft op de beslissingen ten aanzien van alle onder 100.00341/18, 100.00074/19 en 100.00081/19 ten laste gelegde feiten, ook het onder 100.00341/18 feit 1 primair impliciet primair ten laste gelegde en het onder 100.00074/19 feit 2 primair ten laste gelegde. De verdachte is op grond van artikel 434 Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep ten aanzien van (de vrijspraak van) het ten laste gelegde onder parketnummer 100.00218/19.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het vonnis waarvan beroep dat aan het oordeel van het Hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.D.M. Roseburg, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 100.00341/18 feit 1 primair impliciet primair (poging moord [slachtoffer 1], partiële vrijspraak ten aanzien van [slachtoffer 2]), feit 2 (vuurwapen- en munitiebezit) feit 3 (medeplegen moord op [slachtoffer 3]), feit 4 (vuurwapen- en munitiebezit), het feit onder 100.00081/19 (overval [naam zaak 1]), onder 100.00074/19 feit 1 (overval [naam zaak 2]) en feit 2 subsidiair (heling) ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf van langere duur dan door het Gerecht was opgelegd, en wel een gevangenisstraf voor de duur van 28 jaren, met aftrek van voorarrest.
Door en namens de verdachte is vrijspraak bepleit van alle tenlastegelegde feiten met uitzondering van het feit onder 100.00081/19. Ten aanzien van het onder 100.00341/18 als feit 1 ten laste gelegde is subsidiair betoogd dat indien het Hof tot een bewezenverklaring van poging doodslag op [slachtoffer 1] zou komen, sprake is van een noodweer(exces)situatie. Ten aanzien van het onder 100.00341/18 als feit 3 ten laste gelegde is subsidiair aangevoerd dat aan de verdachte een beroep toekomt op psychische overmacht.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof (deels) tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, ten laste gelegd dat
:
 parketnummer: 100.00341/18
onderzoek Red Pepper
1.
Primair
hij op of omstreeks 22 apri1 2017 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en -al dan niet- met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader, althans alleen, meermalen met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(artikel 2:262/259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
hij op of omstreeks 22 april 2017 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:275 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
Meer subsidiair
Hij op of omstreeks 22 april 2017 te Sint Maarten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en of met mishandeling met gebruikmaking van een wapen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931 immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar een vuurwapen getoond en/of een vuurwapen meermalen (in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) afgevuurd.
(artikel 2:255 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 22 april 2017 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s) en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening voorhanden heeft gehad.
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening)
onderzoek Marmer
3.
Primair
hij op of omstreeks 5 augustus 2018 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet – met voorbedachten rade [slachtoffer 3] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat opzet en -al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op die [slachtoffer 3] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 3] is overleden;
(artikel 2:262/259 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
Een vooralsnog onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 5 augustus 2018 te Sint Maarten, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade [slachtoffer 3] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben een vooralsnog onbekend gebleven perso(o)n(en) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op die [slachtoffer 3] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 3] is overleden; bij/tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door:
met een voertuig het voertuig van slachtoffer [slachtoffer 3] klem te rijden;
een vooralsnog onbekend gebleven persoon in de gelegenheid te stellen uit te stappen;
die persoon in de gelegenheid te stellen meermalen op voornoemde [slachtoffer 3] te schieten;
die persoon in de gelegenheid te stellen weer in het voertuig te stappen;
vervolgens de vlucht mogelijk te maken door op hoge snelheid met het voertuig weg te rijden.
(artikel 2:262/259 jo 1:124 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 22 april 2017 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s) en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad.
 parketnummer: 100.00081/19
onderzoek Lawa
hij op of omstreeks 29 juni 2015 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een juwelierszaak, te weten de [naam zaak 1], gelegen aan [straatnaam], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben/heeft weggenomen:
- sieraden (met een totale inkoopwaarde van ongeveer 227.504,59 US Dollar) (zie pagina's 32 tot en met 43 van het proces-verbaal) toebehorende aan [naam zaak 1] en/of
- een telefoon (merk: Samsung, type: Galaxy Note) toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of
- een telefoon (merk: iPhone), toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of
- een diamanten ring en/of een gouden ring, toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of
- een geldbedrag van ongeveer 160 US Dollar in contanten, toebehorende aan [slachtoffer 6],
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer medewerkers van die [naam winkel], namelijk tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 7],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- zich als DHL-bezorger heeft voorgedaan waardoor de deur van de [naam zaak 1] juwelierszaak voor hem werd geopend en/of
- vervolgens in die juwelierszaak een vuurwapen/een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 7] heeft getoond en/of op voornoemde medewerkers van de juwelierszaak heeft gericht en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], onder bedreiging van het vuurwapen/het op het vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft bevolen om op de grond te gaan liggen en/of op de grond heeft geduwd en/of
- vervolgens voornoemde medewerkers heeft bevolen te vertellen waar het geld en/of de sieraden en/of de kluizen in de juwelierszaak zich bevonden en/of
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft meegenomen naar de kluizen in de juwelierszaak en/of
- de handen/polsen van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] bij/aan elkaar op de/hun rug heeft vastgebonden met een of meer riem(en) en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft bevolen om een of meer kluizen te openen en/of
- vervolgens de sieraden uit de kluizen gehaald en deze in een of meer tassen heeft gestopt en/of
- de voornoemde telefoons en/of voornoemde ringen van [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] heeft gepakt en/of
- telkens onder bedreiging van een vuurwapen/een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp;
(artikel 2:291 lid 1 jo. lid 2 jo. 2:289 sub a Wetboek van Strafrecht)
 parketnummer: 100.00074/19
onderzoek Borniet
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2017 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer $ 3000,00, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam zaak 2] en/of een of meer klanten van [naam zaak 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of een of meer klanten en/of medewerkers van dat casino,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/ of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit, het richten van een vuurwapen op [slachtoffer 8]; het, al dan niet gericht schieten en/ of afvuren van een of meer kogels op [slachtoffer 9];
het dreigend tonen van een of meer vuurwapens aan klanten en/ of medewerkers van voornoemd Casino;
(art. 2:291 lid 1, 2, 3 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 juli 2017 tot en met 5 juli 2017 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto van het merk en type Suzuki Grand Vitara (kenteken [kentekennummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/ of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
(artikel 2:288/289 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 4 juli 2017 tot en met 7 juli 2017 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een personenauto van het merk en type Suzuki Grand Vitara (kenteken [kentekennummer]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto wist/wisten of begreep/begrepen, althans redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(artikel 2:397-1a/399-1a Wetboek van Strafrecht)
Vrijspraak
100.00074/19 feit 1 overval [naam zaak 2] en feit 2 primair (onderzoek Borniet)
Het Hof is van oordeel dat het bewijs tekort schiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte de overval op [naam zaak 2] op 7 juli 2017 heeft (mede)gepleegd.
In de nacht van 4 op 5 juli 2017 wordt een witte Suzuki Grand Vitara met kenteken [kentekenummer] gestolen. Deze auto wordt een uur na de overval op [naam zaak 2], in de nacht van 7 juli 2017, elders met draaiende motor aangetroffen. Aan de hand van de schade rechtsvoor en het reservewiel met gele velg op de achterdeur in combinatie met de bevindingen van de camerabeelden van de overval kan worden vastgesteld dat deze auto is gebruikt bij de overval. Een DNA-spoor van de verdachte is aangetroffen op de handgreep aan de binnenkant van het bijrijdersportier van deze witte Suzuki Grand Vitara, hetgeen aannemelijk maakt dat de verdachte op de bijrijdersstoel in deze auto heeft gezeten. De verdachte ontkent betrokkenheid bij de overval. Gelet op het tijdsverloop van enkele dagen tussen het stelen van de auto en de overval, kan dit enkele DNA-spoor van de verdachte in de auto niet tot de conclusie leiden dat de verdachte in de auto moet hebben gezeten in het kader van de overval. Aldus kan hieruit niet de conclusie worden getrokken dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de overval, ook niet bezien in samenhang met een zeer summier signalement van één van de daders (1.75m lang en dun postuur) dat bij de verdachte zou kunnen passen en/of het feit dat een aan de verdachte toegeschreven telefoon ten tijde van het plegen van het delict buiten gebruik was.
Ook voor de vaststelling van daderschap van de verdachte bij de tenlastegelegde diefstal van voornoemde auto, hetgeen de verdachte eveneens ontkent, is onvoldoende bewijs voorhanden. Aldus zal de verdachte worden vrijgesproken van de overval op het [naam zaak 2] en de diefstal van de auto.
Het bewijs
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] Deze bijlage maakt onderdeel uit van het vonnis. Het Hof merkt daarbij op dat uit het oogpunt van efficiëntie de bewijsmiddelen in het onderzoek Marmer gelijkluidend zijn aan de bewijsmiddelen die voor dit onderzoek zijn opgenomen in het gelijktijdig uit te spreken vonnis van de andere verdachte [medeverdachte 1]. Ondanks de deels bekennende verklaring van de verdachte heeft het Hof – wederom uit het oogpunt van efficiëntie - ervoor gekozen de overige redengevende bewijsmiddelen in dat onderzoek onverkort te handhaven.
Opgemerkt wordt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Overwegingen omtrent het bewijs
Parketnummer 100.00341/18 feiten 1 en 2 (Onderzoek Red Pepper)
Opzet
Op grond van de bewijsmiddelen in samenhang beschouwd, en in het bijzonder gelet op de camerabeelden, stelt het Hof vast dat de verdachte heeft geschoten in de richting van [slachtoffer 1]. Door met een vuurwapen in de richting van deze [slachtoffer 1] te schieten die zich op korte afstand (aan de bestuurderskant van de auto waar de verdachte aan de passagierskant stond) van de verdachte bevond, is het opzet van de verdachte op de dood van [slachtoffer 1], anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, gegeven.
Het verweer dat de verdachte heeft gevoerd, inhoudende dat [slachtoffer 1] als eerste heeft geschoten waardoor volgens de raadsvrouw aan de verdachte een beroep op noodweer toekomt, zal worden besproken bij de strafbaarheid van het feit.
Het Hof acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat de verdachte heeft geschoten op de medepassagier [slachtoffer 2], zodat de verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak voorbedachten rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachten rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Het Hof acht, anders dan de procureur-generaal, contra-indicaties aanwezig voor de vaststelling dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Zo is de verdachte bij aankomst bij de geparkeerde Jeep niet naar de bestuurderszijde (waar [slachtoffer 1] zat) maar naar de passagierszijde van de Jeep gelopen en heeft daar even gestaan met de passagier naast zich. Pas toen [betrokkene 1] om de Accent (de auto waarin de verdachte en [betrokkene 1] zaten) heen was gelopen en iets van de grond had opgepakt en [slachtoffer 1] op hetzelfde moment geheel uit de Jeep was gestapt en richting de achterzijde van de Jeep was gelopen, loste de verdachte een schot. [Slachtoffer 1] heeft daarover zelf verklaard dat de verdachte de deur open deed met een wapen in zijn hand en dat de verdachte (pas) schoot toen [slachtoffer 1] het pistool uit zijn broeksband pakte.
Deze omstandigheden vormen een contra-indicatie dat de verdachte reeds voorafgaand aan of ten tijde van het uitstappen uit de Accent (of reeds eerder) van plan was [slachtoffer 1] te doden of op hem te schieten, althans maken deze omstandigheden dat het Hof niet met voldoende zekerheid de conclusie kan trekken dat de verdachte het vooropgezet plan had om [slachtoffer 1] te doden of op hem te schieten. Dat de Accent de Jeep reeds enige tijd heeft gevolgd en dat de verdachte aan [betrokkene 1] heeft gezegd dat hij een probleem heeft met een Spaanse man en dat hij de man zou confronteren, kan hier niet aan afdoen nu ook aan deze omstandigheden niet met voldoende mate van zekerheid de conclusie kan worden verbonden dat sprake is geweest van een te nemen besluit of genomen besluit door de verdachte ten aanzien van het schieten op dan wel de dood van [slachtoffer 1].
Aldus kan niet zondermeer de conclusie worden getrokken dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad om zich enige tijd te beraden op het te plegen feit en zich daarvan rekenschap te geven. Voorbedachten rade kan daarom niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Bewezen zal worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag op [slachtoffer 1].
Parketnummer 100.00341/18 feiten 3 en 4 (Onderzoek Marmer)
De toedracht, medeplegen en voorbedachten rade
In de nacht van 5 augustus 2018 bevindt het latere slachtoffer [slachtoffer 3] (hierna: slachtoffer) zich samen met zijn vriendin [vriendin van slachtoffer] in de [naam zaak 3], gelegen aan de [straatnaam]. Op dat moment bevindt de verdachte zich ook in deze uitgaansgelegenheid samen met een vriend genaamd [vriend van verdachte]. De verdachte staat samen met [vriend van verdachte] aan de bar, in de nabijheid van het slachtoffer. Op een gegeven moment verlaat de verdachte de bar en rijdt hij in zijn auto, een Kia Carens, weg. Na ongeveer een uur komt hij weer teruggereden naar de [naam zaak 3] aan de [straatnaam]. Op camerabeelden is te zien dat de Kia Carens en een andere auto, een lichtblauwe Hyundai Accent, op de route naar de [naam zaak 3] achter elkaar aan rijden. Aangekomen bij de [naam zaak 3] parkeert de verdachte zijn Kia Carens naast de bar, schuin tegenover de plaats waar de auto van het slachtoffer geparkeerd staat. [Verdachte] gaat om 03:37 uur de [naam zaak 3] weer binnen en vervoegt zich weer bij [vriend van verdachte] aan de bar. Het slachtoffer bevindt zich ook nog in de bar.
Uit de beelden blijkt dat de lichtblauwe Hyundai Accent intussen heen en weer blijft rijden op en rond de [straatnaam], waarbij deze auto steeds de [naam zaak 3] passeert. Om 03:50 uur stopt deze auto nabij de Kia Carens, een persoon stapt uit, stapt in de Kia Carens en even later weer eruit.
De verdachte keert omstreeks 04:15 uur terug bij de Kia Carens en stapt in bij de bestuurdersplaats. Uit de beelden blijkt dat, behoudens de hiervoor genoemde persoon van de Hyundai Accent, niemand zich bij de Kia Carens vertoont vanaf het moment dat de verdachte is teruggekeerd bij de [naam zaak 3] tot het moment dat hij weer in de Kia Carens stapt. Ook is er al die tijd, behoudens de hiervoor genoemde persoon van de Hyundai Accent, niemand uit de Kia Carens gestapt, zodat het Hof de conclusie trekt dat de andere verdachte [medeverdachte 1] in de auto van de verdachte zat toen de verdachte is teruggekeerd naar de [naam zaak 3]. Het slachtoffer en zijn vriendin verlaten om 04:22 uur ook de [naam zaak 3] en nemen plaats in hun auto; het slachtoffer achter het stuur en zijn vriendin op de passagiersstoel.
Om 04:25 uur rijdt de verdachte als bestuurder de Kia Carens achteruit en rijdt met verhoogde snelheid naar de auto van het slachtoffer en blokkeert deze. De andere verdachte [medeverdachte 1] stapt uit het linker achterportier, rent naar de bestuurderskant van de auto van het slachtoffer en vuurt op korte afstand meerdere kogels af op (het hoofd van) het slachtoffer, dat ter plaatse overlijdt. [medeverdachte 1] stapt direct terug in de Kia Carens en de verdachte rijdt als bestuurder met verhoogde snelheid weg. Al die tijd is de lichtblauwe Hyundai Accent op en neer blijven rijden op de [straatnaam]. Zo’n 30 seconden na het schieten rijdt deze auto langs de auto van het slachtoffer, keert op de weg nabij de [naam zaak 3], rijdt nog eenmaal langs de auto van het slachtoffer en rijdt dan weg.
Uit deze uiterlijke omstandigheden blijkt, in weerwil van wat de raadsvrouw heeft betoogd, van een vooropgezet plan om het slachtoffer [slachtoffer 3] te doden. Een plan dat door de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen, onder wie de andere verdachte [medeverdachte 1] en de bestuurder van de lichtblauwe Hyundai Accent, is uitgevoerd. De verdachte heeft een essentiële rol in de uitvoering van het plan gehad door zich gedurende een groot deel van de nacht op te houden in de bar in de nabijheid van het slachtoffer [slachtoffer 3] en daarmee kennelijk in de gaten te houden waar het slachtoffer zich bevond, door de schutter in zijn auto te vervoeren naar de plaats van de schietpartij, door als bestuurder in de Kia Carens plaats te nemen nadat hij de [naam zaak 3] had verlaten, door de auto van het slachtoffer klem te rijden zodat de weg vrij was voor de andere verdachte [medeverdachte 1] om het slachtoffer te liquideren, en vervolgens samen met [medeverachte 1] in de auto ervandoor te gaan. Aldus zal worden bewezenverklaard dat de verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met anderen slachtoffer [slachtoffer 3] heeft vermoord.
Gelet op het planmatige karakter van de actie en de chronologie van die avond kan zondermeer de conclusie worden getrokken dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad om zich enige tijd te beraden op het te plegen feit en zich daarvan rekenschap te geven. Het bestanddeel voorbedachten rade is daarmee bewezen.
Het alternatieve scenario dat de verdachte heeft gegeven over de feitelijke gang van zaken, waardoor volgens de raadsvrouw aan de verdachte een beroep op psychische overmacht toekomt, zal worden besproken bij de strafbaarheid van de verdachte.
Parketnummer 100.00074/19 (Onderzoek Borniet)
Op de handgreep aan de binnenkant van het bijrijdersportier van de gestolen auto bevindt zich een DNA-spoor van de verdachte. De verdachte heeft betoogd dat zijn DNA wellicht in de auto terecht is gekomen doordat hij bij een carwash heeft gewerkt. Onderzoek door het openbaar ministerie heeft echter uitgewezen dat de eigenaar van de auto op geen enkel moment de auto bij een carwash heeft gebracht waar de verdachte heeft gewerkt. [2] Het Hof gaat aldus aan dit alternatief scenario van de verdachte voorbij, zodat het Hof ervan uitgaat dat de verdachte in de auto heeft gezeten ten tijde van of in ieder geval nadat deze auto is gestolen. Dit aangetroffen DNA-spoor van de verdachte duidt dan ook erop dat de verdachte op enig moment de beschikkingsmacht over de auto heeft gehad. Dat het DNA van de verdachte is aangetroffen aan de binnenkant van het bijrijdersportier en hij wellicht de bijrijder is geweest maakt dit niet anders. Ook in die situatie heeft de verdachte de gestolen auto (al dan niet tezamen met een ander) voorhanden gehad. [3] Gelet op de zichtbaar ontbrekende stuurbehuizing en loshangende kabels moet de verdachte hebben geweten dat het een gestolen auto betrof. Daarmee kan de onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde opzetheling wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de in de bijlage weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 100.00341/18 feit 1 primair impliciet subsidiair, feit 2 , feit 3 primair impliciet primair en feit 4, het onder 100.00081/19 en 100.00074/19 feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
 parketnummer: 100.00341/18
onderzoek Red Pepper
1.
Primair
hij op 22 apri1 2017 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op 22 april 2017 in Sint Maarten een vuurwapen en munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening voorhanden heeft gehad;
onderzoek Marmer
3.
Primair
hij op 5 augustus 2018 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 3] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een vuurwapen op die [slachtoffer 3] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 3] is overleden.
4.
hij op
5 augustus 2018in Sint Maarten tezamen en in vereniging met anderen een vuurwapen en munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening voorhanden heeft gehad;
 parketnummer: 100.00081/19
onderzoek Lawa
hij op 29 juni 2015 te Sint Maarten, uit een juwelierszaak, te weten de [naam zaak 1], gelegen aan de [straatnaam], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- sieraden (met een totale inkoopwaarde van ongeveer 227.504,59 US Dollar) (zie pagina's 32 tot en met 43 van het proces-verbaal) toebehorende aan [naam zaak 1] en
- een telefoon (merk: Samsung, type: Galaxy Note) toebehorende aan [slachtoffer 4] en
- een telefoon (merk: iPhone), toebehorende aan [slachtoffer 5] en
- een diamanten ring en een gouden ring, toebehorende aan [slachtoffer 5] en
- een geldbedrag van ongeveer 160 US Dollar in contanten, toebehorende aan [slachtoffer 6],
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen een of meer medewerkers van die [naam zaak 1], namelijk tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 7],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk
erte maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- zich als DHL-bezorger heeft voorgedaan waardoor de deur van de [naam zaak 1] juwelierszaak voor hem werd geopend en
- vervolgens in die juwelierszaak een vuurwapen/een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 7] heeft getoond en/of op voornoemde medewerkers van de juwelierszaak heeft gericht en
- voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7], onder bedreiging van het vuurwapen/het op het vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft bevolen om op de grond te gaan liggen en/of op de grond heeft geduwd en
- vervolgens voornoemde medewerkers heeft bevolen te vertellen waar het geld en/of de sieraden en/of de kluizen in de juwelierszaak zich bevonden en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft meegenomen naar de kluizen in de juwelierszaak en
- de handen/polsen van die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] bij/aan elkaar op de/hun rug heeft vastgebonden met een of meer riem(en) en
- voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft bevolen om een of meer kluizen te openen en
- vervolgens de sieraden uit de kluizen gehaald en deze in een of meer tassen heeft gestopt en
- de voornoemde telefoons en/of voornoemde ringen van [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] heeft gepakt en
- telkens onder bedreiging van een vuurwapen/een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp.
 parketnummer: 100.00074/19
onderzoek Borniet
2 subsidiair
hij in de periode van 4 juli 2017 tot en met 7 juli 2017 te Sint Maarten een personenauto van het merk en type Suzuki Grand Vitara (kenteken [kentekennummer]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto wist of begreep dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Dat geldt in het bijzonder voor de datum genoemd in feit 4 van het onder parketnummer 100.00341/18 ten laste gelegde. Dit wordt door het Hof opgevat als een kennelijke verschrijving, gelet op de - niet door de verdediging betwiste - uitleg die hierover door de procureur-generaal is gegeven en het feit dat het de verdediging kennelijk ook duidelijk was dat het hier om een verschrijving ging. Omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (cursief). De verdachte is door dit alles niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 100.00341/18 feit 1 primair impliciet subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 en 1:119 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Poging tot doodslag.

Het onder 100.00341/18 feit 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 3 juncto artikel 11 van de Vuurwapenverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Het onder 100.00341/18 feit 3 primair impliciet primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:262 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Medeplegen van moord.

Het onder 100.00341/18 feit 4 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 3 juncto artikel 11 van de Vuurwapenverordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Het onder 100.00081/19 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:291 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijker te maken en om bij betrapping op heterdaad hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het onder 100.00074/19 feit 2 subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:397 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Opzetheling.

Strafbaarheid van het feit
Verweer noodweer
De verdachte heeft ten aanzien van het in de zaak Red Pepper 100.00341/18 feit 1 primair impliciet subsidiair bewezen verklaarde een beroep gedaan op noodweer. De verdachte heeft daartoe aangevoerd dat [slachtoffer 1] degene is geweest die als eerste met een vuurwapen heeft gedreigd en geschoten en dat de verdachte zich daartegen moest verdedigen. Dat [slachtoffer 1] als eerste heeft geschoten, is volgens de verdachte op de camerabeelden terug te zien. Met name blijkt dit volgens de verdachte uit het feit dat [betrokkene 1], terwijl hij achter de Jeep iets van de grond oppakt, een plotselinge beweging maakt en terug rent naar het bestuurdersportier van de Accent. Volgens de verdachte was deze plotselinge beweging van [betrokkene 1] ingegeven door het schieten door [slachtoffer 1].
Het Hof is van oordeel dat de door de verdachte gestelde feitelijke toedracht niet aannemelijk is geworden. Het Hof stelt daarbij voorop dat de verdachte tot aan de inhoudelijke behandeling in hoger beroep heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij dit feit. Op de terechtzitting heeft hij verklaard weliswaar betrokken te zijn, maar uit noodweer te hebben gehandeld. Dit maakt dat het Hof de verklaring van de verdachte met behoedzaamheid tegemoet zal treden. Voorts heeft de verbalisant, die heeft gerelateerd wat hij op de camerabeelden heeft waargenomen, weliswaar gezien dat [betrokkene 1], nadat deze iets van de grond had opgeraapt, gebukt via de achterkant van de Accent naar de linkerzijde ervan rent, maar heeft hij niet gezien dat op dat moment door [slachtoffer 1] is geschoten. Wel relateert de verbalisant dat hij op de camerabeelden ziet dat de verdachte 1 seconde later een schot lost in de richting van [slachtoffer 1] [4] . [Slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat toen de verdachte bij de Jeep kwam en een wapen trok, hij – [slachtoffer 1] - reageerde door zijn wapen uit zijn broeksband te trekken, waarna de verdachte schoot. [Betrokkene 1], tenslotte, heeft verklaard: “I heard so many of shots but I didn’t saw if AK shot first or the Spanish shoot first.”
Nu in het dossier geen steun kan worden in de door de verdachte gestelde feitelijke toedracht en de verdachte pas voor het eerst bij de inhoudelijke behandeling in hoger beroep met dit scenario is gekomen, acht het Hof niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van de door de verdachte gestelde wederrechtelijke aanranding jegens hem. Aldus is niet gebleken van een noodweersituatie en zal het Hof om die reden voorbij gaan aan het door de verdediging gedane beroep op noodweer.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Verweer noodweerexces
Om de redenen als hierboven vermeld, te weten dat niet is gebleken van een wederrechtelijke aanranding zoals door de verdachte is gesteld, zal het Hof voorbij gaan aan de door de verdachte in het onderzoek Red Pepper gedane beroep op noodweerexces.
Verweer psychische overmacht
Voorts is in de zaak met parketnummer 100.00341/18 (onderzoek Marmer) door de verdediging het verweer gevoerd dat de verdachte een beroep toekomt op psychische overmacht. Kort gezegd komt het verweer erop neer dat de verdachte op verzoek van [betrokkene 1] naar de Franse kant is gereden, daar de gebroeders [achternaam medeverdachte 1] heeft opgehaald, is teruggereden naar de [naam zaak 3], daar de auto heeft geparkeerd met de gebroeders [medeverdachte 1] erin, vervolgens uit de auto is gestapt en naar de [naam zaak 3] is gegaan. De afspraak was dat de gebroeders [medeverdachte 1] hierna uit de auto van de verdachte zouden gaan. Toen de verdachte vervolgens terugkwam uit de [naam zaak 3] en weer in zijn auto stapte werd hij ermee geconfronteerd dat de gebroeders [medeverdachte 1] evenwel nog steeds in de auto zaten. De verdachte werd vervolgens onder bedreiging van vuurwapens gesommeerd om de auto van het slachtoffer klem te rijden. Doordat de verdachte werd bedreigd met vuurwapens is sprake geweest van een van buiten komende drang waartegen de verdachte geen weerstond kon bieden, waardoor hij simpelweg niet anders kon dan te doen wat de gebroeders [medeverdachte 1] hem opdroegen. Aldus is volgens de verdediging sprake van psychische overmacht en dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Bij de beoordeling van de door de verdachte gestelde feitelijke toedracht stelt het Hof voorop dat de verdachte gedurende lange tijd heeft ontkend betrokkenheid te hebben bij deze zaak (zie onder meer het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 22 januari 2020), vervolgens ten overstaan van een rechter een andere variant op de feitelijke toedracht heeft gegeven (proces-verbaal van 4 februari 2021), waarna hij, geconfronteerd met onderzoeksbevindingen die niet met zijn verklaring strookten, pas op 29 september 2021 met het nu voorliggende alternatieve scenario is gekomen. Dit sterkt het Hof in de gedachte dat de verdachte op basis van het dossier een feitelijke toedracht heeft geconstrueerd die bestaat uit een combinatie van feiten die werkelijk hebben plaatsgevonden en elementen die door de verdachte zijn verzonnen teneinde zijn eigen rol te minimaliseren.
Deze gedachtengang van het Hof wordt bevestigd doordat de door de verdachte gestelde feitelijke toedracht niet wordt ondersteund door het dossier. Weliswaar zijn er elementen in het verhaal van de verdachte die wel steun vinden in het dossier, zoals dat hij weg is gereden van de [naam zaak 3 ] en na enige tijd daar weer is teruggekomen alsmede dat de andere verdachte [medeverdachte 1] in zijn auto zat, maar de draai die verdachte eraan geeft dat hij bij terugkomst uit de [naam zaak 3] plotseling ermee werd geconfronteerd dat de andere verdachte(n) [medeverdachte 1] nog in zijn auto zat(en) en hij onder bedreiging van vuurwapens de auto van het slachtoffer klem heeft gereden vindt uitsluitend een bron in de verdachte zijn eigen verklaring.
Het Hof gaat voorts aan de door de verdachte gestelde feitelijke toedracht voorbij, nu het dossier juist contra-indicaties bevat voor verdachtes lezing dat hij niet eerder van het plan om [slachtoffer 3] te liquideren op de hoogte zou zijn geweest. Zo laten de camerabeelden zien dat de Kia Carens van de verdachte en de lichtblauwe Hyundai Accent, op de route naar de [naam zaak 3] achter elkaar aan reden. Deze Accent heeft zich vervolgens gedurende de tijd dat de verdachte in de [naam zaak 3] was, opgehouden in en rondom de [straatnaam], de inzittende heeft nog contact gehad met de inzittende(n) van de Kia Carens en de Accent is 30 seconden na het schietincident nog langs de plaats delict gereden. Hieruit blijkt duidelijk van een vooropgezette samenwerking tussen de verdachte en de inzittende van de lichtblauwe Hyundai Accent. Ook blijkt uit de camerabeelden [5] dat de verdachte, nadat hij terugkwam uit de [naam zaak 3] en instapte in zijn auto, waarin de andere verdachte(n) zich bevond(en), weer uit de auto is gestapt om naar een ruzie op straat te kijken (zie het in dat verband opgemaakte proces-verbaal [6] waaruit de conclusie volgt dat degene die uitstapt de verdachte is en niet iemand anders zoals de verdediging betoogt), waarna hij een kleine minuut later ‘zonder problemen’ weer in zijn auto is gestapt. Dit uit en weer in de auto stappen is niet te rijmen met de stelling van de verdachte dat hij op dat moment al door de gebroeders [medeverdachte 1] met vuurwapens werd bedreigd.
Gelet op al het voorgaande acht het Hof de door de verdachte gestelde feitelijke toedracht die aan het beroep op psychische overmacht ten grondslag ligt, ongeloofwaardig en in elk geval niet aannemelijk geworden.
Er zijn dus geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
De procureur-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 jaar in plaats van de door het Gerecht opgelegde gevangenisstraf van 20 jaar.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Het Hof acht zich wat betreft de persoon van de verdachte voldoende ingelicht door de informatie daarover in het dossier en de behandeling ter terechtzitting zodat het voorwaardelijk verzoek tot het doen opstellen van een psychologisch of psychiatrisch rapport bij gebrek aan noodzaak wordt afgewezen.
Voorts houdt het Hof rekening met de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich in 2015, 2017 en 2018 schuldig gemaakt aan een reeks van misdrijven. In de nacht van 5 augustus 2018 heeft verdachte samen met (in ieder geval) de andere verdachte [medeverdachte 1] op uitgekiende en zeer schokkende wijze [slachtoffer 3] geliquideerd. Midden tussen het uitgaanspubliek op de [straatnaam] werd de auto van het slachtoffer geblokkeerd en werd [slachtoffer 3], die net samen met zijn vriendin in zijn auto was gestapt, van dichtbij in koelen bloede meermalen door zijn hoofd geschoten. Deze nietsontziende liquidatie heeft [slachtoffer 3] het leven gekost. Evenals voor het uitgaanspubliek dat nog aanwezig was, moet dit voor de vriendin van [slachtoffer 3] een traumatische, bijna surrealistische, ervaring zijn geweest. Zij zat naast [slachtoffer 3] op het moment dat hij van dichtbij door het hoofd werd geschoten. Weliswaar was de verdachte niet zelf de schutter, maar hij heeft als mede-uitvoerder van het plan een volwaardige rol gespeeld als medepleger. In het bijzonder uit het oogpunt van generale preventie dienen dit soort feiten, waarbij de samenleving wordt geconfronteerd met afrekeningen in het criminele circuit, streng te worden bestraft.
Voorts heeft de verdachte op 22 april 2017 gepoogd [slachtoffer 1] dood te schieten tijdens een treffen op straat. Niet alleen moet dit voor [slachtoffer 1] een schokkende ervaring zijn geweest. Kwalijk is ook dat de verdachte zich niets gelegen laat liggen aan het risico dat onschuldige omstanders hier slachtoffer van kunnen worden en dat hij heeft geschoten op iemand op een druk parkeerterrein bij een auto waar vlak daarvoor nog een gezin met een klein kind langs liep.
In 2015 pleegde hij een gewapende overval op een juwelier in het centrum van Philipsburg waarbij hij de vier aanwezige winkelmedewerkers heeft bedreigd met een vuurwapen en onder meer een behoorlijk aantal sieraden ter waarde van ruim 227.000 USD heeft buitgemaakt. Het lijdt geen twijfel dat dit voor de aanwezige winkelmedewerkers een traumatische ervaring zal zijn geweest, waar zij nog lang last van zullen hebben. Naast het persoonlijk leed dat aan nabestaanden en slachtoffers is aangedaan is ook de samenleving van Sint Maarten ernstig geschokt door het handelen van de verdachte.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een “moord” als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren gegeven, voor “poging doodslag” gepleegd met een vuurwapen zonder letsel tot gevolg een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 tot 4 jaren en voor een diefstal met geweld waarbij gedreigd is met een vuurwapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
De verdachte is weliswaar niet eerder in Sint Maarten onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, maar daaraan kan nauwelijks strafmatigende invloed worden ontleend gezien de ernst en hoeveelheid van de feiten.
Alleen al vanwege het feit dat het Hof in de zaak Borniet grotendeels tot vrijspraak zal beslissen en in de zaak Red Pepper een poging moord niet bewezen acht, zal het Hof de verhoogde strafeis van de procureur-generaal niet volgen.
Evenals de procureur-generaal zal het Hof in strafmatigende zin rekening ermee houden dat de verdachte niet de schutter was in de zaak Marmer. Voorts betrekt het Hof - anders dan de procureur-generaal – de proceshouding van de verdachte in positieve zin bij de strafmaatoverwegingen. De verdachte heeft, door in hoger beroep over zijn eigen betrokkenheid te gaan verklaren in de zaken Marmer en Red Pepper bijgedragen aan de waarheidsvinding en bovendien aangetoond dat hij enigszins inzicht heeft in het laakbare van zijn handelen. Dat hij met zijn verklaring zijn eigen rol heeft willen bagatelliseren, laat onverlet dat de verdachte enige openheid van zaken heeft gegeven. Daarbij heeft hij in de zaak Marmer niet geschroomd om ondanks het risico van represailles ook de naam van een andere verdachte te noemen. Ter terechtzitting heeft het Hof de indruk gekregen dat de verdachte oprecht spijt heeft van zijn handelen.
Het Hof acht het in strafmatigende zin tevens van belang dat, anders dan bij de andere verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tegen wie gelijktijdig vonnis wordt gewezen, ten aanzien van de verdachte niet is gebleken dat hij samen met de andere verdachten een hecht, crimineel team vormden teneinde moorden te plegen. In die zin acht het Hof het recidiverisico bij de verdachte minder groot dan bij de andere verdachten, hetgeen van invloed is op een van de doelen die gemoeid is met de strafoplegging, te weten het doel van speciale preventie.
Tevens zal het Hof in het voordeel van de verdachte ermee rekening houden dat de verdachte 4 maanden heeft doorgebracht in een politiecel terwijl het beleid van het Land voorschrijft dat maximaal tien dagen mogen worden doorgebracht in een politiecel. Het Hof zal om die reden de op te leggen straf met twee maanden verkorten.
Niettemin zijn de aard en de ernst van de feiten zodanig dat uit het oogpunt van vergelding en generale preventie een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is.
Alles afwegende acht het Hof een gevangenisstraf voor de duur van 19 jaren en 10 maanden passend en geboden, waarbij rekening is gehouden met de strafkorting van 2 maanden ter zake het langere verblijf van de verdachte in de politiecel.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:136 Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 100.00074/19 feit 1 en 2 primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 100.00341/18 feit 1 primair impliciet subsidiair, feit 2, feit 3 primair impliciet primair en feit 4, het onder 100.00081/19 en het onder 100.00074/19 feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
19 jaren en 10 maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. W.J. Geurts-de Veld, S. Verheijen en R.L.M. van Opstal, leden van het Hof, bijgestaan door mr. C. Bernsen (zittings)griffier, en op 9 november 2022 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao, met een directe beeld- en geluidsverbinding met het gerechtsgebouw in Sint Maarten.
Uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindprocessen-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten (Team Bestrijding Zware Criminaliteit) geregistreerd onder de onderzoeksnamen “Red Pepper”, “Borniet”, “Lawa” en ”Marmer”.
2.Zie procesdossier Borniet, pv bevindingen car wash bedrijven, bijlage 9.3.
4.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] van 28 oktober 2017, pagina 445 ev van zaaksdossier moord/doodslag RED (stukken t.b.v. Red Pepper).
5.Proces-verbaal onderzoek camerabeelden KIA Carens, opgemaakt door verbalisant [naam verbalisant] op 4 maart 2021.
6.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [namen verbalisanten] op 26 februari 2022.