ECLI:NL:OGHACMB:2022:17

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
AUA2021H00155
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het Hof in hoger beroep inzake uitzettingsbevel en voorlopige voorziening

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin zijn verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De minister van Justitie, Veiligheid en Integratie had op 14 april 2021 een uitzettingsbevel tegen de appellant uitgevaardigd, met een periode van niet toelating van 54 maanden. De appellant had bezwaar gemaakt tegen dit bevel en verzocht om de beslissing op zijn verzoek om internationale bescherming in Aruba af te wachten. Het Gerecht wees dit verzoek af op 29 juni 2021, omdat de minister het verzoek om internationale bescherming al had afgewezen. De appellant stelde hoger beroep in, waarbij hij betoogde dat er grond was voor doorbreking van het appelverbod, omdat het Gerecht de afwijzing van zijn verzoek om internationale bescherming had betrokken bij de uitspraak, zonder dat deze bij hem bekend was. Het Hof oordeelde dat er geen reden was voor doorbreking van het appelverbod, aangezien de appellant en zijn gemachtigde ter zitting van het Gerecht waren gehoord en er geen schending van de beginselen van een goede procesorde was aangetoond. Het Hof verklaarde zich uiteindelijk onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

AUA2021H00155
Datum uitspraak: 9 maart 2022
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Appellant], verblijvend in [verblijfplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 29 juni 2021 in zaak nr. AUA202101402, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikking van 14 april 2021 heeft de minister de uitzetting van [appellant] bevolen en aan hem een periode van niet toelating opgelegd voor de duur van 54 maanden (hierna: het uitzettingsbevel).
Bij uitspraak van 29 juni 2021 heeft de voorzitter van het Gerecht (hierna: het Gerecht) het verzoek van [appellant] tot het treffen van de voorlopige voorziening dat hij de beslissing op zijn verzoek om internationale bescherming in Aruba mag afwachten, afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[Appellant] heeft nadere stukken ingediend.
Met toestemming van partijen is een behandeling ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

Artikel 49 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) luidt:
"1. De uitspraak wordt zo spoedig mogelijk in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
2. Van de uitspraak zendt de griffier onverwijld kosteloos een door hem getekend afschrift aan partijen en aan de belanghebbenden die tijdens de openbare behandeling het woord hebben gevoerd."
Artikel 53a van de Lar luidt:
"Tegen een uitspraak van het Gerecht inzake beroep tegen een beschikking op een bezwaarschrift staat hoger beroep open bij het Hof."
Artikel 54 van de Lar luidt:
"1. Indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, kan de indiener daarvan aan het Gerecht verzoeken de beschikking onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich mee zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering te dienen belang.
2. Ook kan op zijn verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid."
Na een aanhouding wegens overtreding van de avondklok heeft de minister bij de ambtshalve genomen beschikking van 14 april 2021 de uitzetting van [appellant] bevolen en aan hem een periode van niet toelating opgelegd voor de duur van 54 maanden. Op 21 mei 2021 heeft hij daartegen bezwaar gemaakt omdat bij het uitzettingsbevel geen rekening is gehouden met zijn verzoek van 15 januari 2021 om internationale bescherming. Vervolgens heeft hij op 27 mei 2021 de voorzitter van het Gerecht verzocht om te bepalen dat hij de beslissing op zijn verzoek om internationale bescherming in Aruba mag afwachten. Het Gerecht heeft dat verzoek bij uitspraak van 29 juni 2021 afgewezen omdat ter zitting van het Gerecht vast is komen te staan dat de minister het verzoek om internationale bescherming bij de beschikking van 22 juni 2021 heeft afgewezen en er daarom geen reden is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het Gerecht heeft er daarbij op gewezen dat [appellant] tegen deze beschikking bezwaar kan maken en zo nodig hangende dat bezwaar een voorlopige voorziening kan vragen. Tegen deze uitspraak van het Gerecht heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[Appellant] betoogt dat er grond is voor doorbreking van het appèlverbod omdat het Gerecht de strekking van de afwijzende beschikking op zijn verzoek om internationale bescherming, welke nog niet bij [appellant] bekend was, bij de uitspraak heeft betrokken. Daarmee heeft het Gerecht in strijd gehandeld met de elementaire beginselen van een goede procesorde en het beginsel van hoor- en wederhoor. Verder betoogt hij dat de uitspraak niet overeenkomstig artikel 49, eerste lid, van de Lar openbaar is gemaakt omdat de uitspraak op 29 juni 2021 per e-mailbericht is verzonden.
3.1.
De aangevallen uitspraak is een uitspraak van het Gerecht op een verzoek als bedoeld in artikel 54 van de Lar. Hiertegen staat, gelet op artikel 53a van de Lar, geen hoger beroep open bij het Hof. Voor doorbreking van een appèlverbod kan aanleiding bestaan als het Gerecht buiten het toepassingsgebied van de desbetreffende regeling is getreden, deze ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel bij de behandeling van de zaak een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken (vgl. de uitspraak van het Hof van 17 januari 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:21). Hetgeen [appellant] tegen de aangevallen uitspraak heeft aangevoerd, biedt geen grond voor het oordeel dat daarvan sprake is. [appellant] en zijn gemachtigde zijn ter zitting van het Gerecht gehoord en hebben daar kunnen reageren op de afwijzende beschikking op het verzoek om internationale bescherming. Dat [appellant] het niet eens is met het rechtmatigheidsoordeel van het Gerecht over het uitzettingsbevel maakt niet dat het beginsel van hoor- en wederhoor is geschonden of dat er geen sprake is geweest van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. Dat geldt eveneens voor de stelling dat de uitspraak niet overeenkomstig artikel 49, eerste lid, van de Lar openbaar is gemaakt. De in hoger beroep aangevallen uitspraak is immers op de terechtzitting van 29 juni 2021 in het openbaar uitgesproken, hetgeen in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 49, eerste lid, van de Lar. Vervolgens is de uitspraak per e-mailbericht aan de gemachtigde van appellant toegezonden. Er is al met al geen reden voor doorbreking van het appelverbod. Het betoog slaagt niet.
4. Het Hof is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
5. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. E.J. Daalder en mr. B.J. van Ettekoven, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2022.