ECLI:NL:OGHACMB:2022:166

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
BON2022H00009
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag algemene onderstand en berekening pensioeninkomen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, waarin zijn aanvraag om algemene onderstand ter aanvulling van zijn pensioeninkomen werd afgewezen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had eerder de aanvraag van [appellant] om een AOV-toeslag afgewezen, maar dit werd later herzien en een toeslag van USD 5,- per twee weken toegekend. Het Gerecht oordeelde dat de minister bij de berekening van het pensioeninkomen van [appellant] een verkeerd bedrag had gebruikt, omdat het inkomen per maand varieert en niet representatief was vastgesteld. Het Gerecht heeft de minister opgedragen om het inkomen opnieuw te berekenen aan de hand van de juiste systematiek.

In hoger beroep betoogt [appellant] dat zijn totale pensioeninkomen moet worden aangevuld tot het minimumloon zoals dat in Nederland is vastgesteld, wat resulteert in een veel hogere AOV-toeslag. Het Hof oordeelt echter dat de minister zich aan de regels van het Besluit onderstand BES moet houden, waarbij het minimumloon op de BES-eilanden geldt en niet het Nederlandse minimumloon. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht, omdat de minister de juiste berekeningen heeft gemaakt volgens de geldende wetgeving.

De uitspraak van het Gerecht wordt bevestigd, en het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

BON2022H00009
Datum uitspraak: 16 december 2022
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend op Bonaire,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Gerecht) van 14 februari 2022 in zaak nr. BON202100016, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij beschikking van 20 januari 2020 heeft de minister de aanvraag van [appellant] om algemene onderstand ter aanvulling van zijn inkomen uit pensioen (hierna: AOV-toeslag), afgewezen.
Bij beschikking van 30 november 2020 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en aan hem een AOVtoeslag toegekend ter hoogte van USD 5,- per twee weken (hierna: de bestreden beschikking).
Bij uitspraak van 14 februari 2022 heeft het Gerecht het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de minister binnen één maand een nieuwe beschikking geeft.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2022. [appellant], en de minister, vertegenwoordigd door mr. R.S. van den Essen, werkzaam bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (hierna: RCN), waren aanwezig.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellant] heeft de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en ontvangt een pensioen van de Canadese overheid. Daarnaast ontvangt hij ouderdomspensioenen op basis van de Algemene ouderdomswet (hierna: AOW) en de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (hierna: AOV).
Op 6 januari 2020 heeft [appellant] de minister verzocht aan hem een AOV-toeslag toe te kennen ter aanvulling van zijn inkomen uit pensioen. De minister heeft die aanvraag in eerste instantie afgewezen, waartegen [appellant] bezwaar heeft gemaakt. De minister heeft het bezwaar bij de bestreden beschikking gegrond verklaard omdat het totale maandelijkse pensioeninkomen van [appellant] van USD 938,- lager is dan het wettelijke minimumloon van USD 950,-. Aan [appellant] is vervolgens per 1 januari 2020 een AOV-toeslag toegekend ter hoogte van USD 5,- per twee weken, ter aanvulling op het pensioeninkomen tot het bedrag van het wettelijke minimumloon.

Aangevallen uitspraak

2. Het Gerecht heeft onder meer overwogen dat de minister bij het berekenen van de hoogte van het pensioeninkomen van [appellant] is uitgegaan van een verkeerd bedrag omdat het inkomen van [appellant] per maand verschilt. Door alleen maar uit te gaan van één bankafschrift heeft de minister geen rekening gehouden met het wisselende maandelijkse inkomen en zich daarmee ook geen representatief beeld gevormd van dat inkomen. Ook is in de bestreden beschikking niet gemotiveerd hoe de minister een totaal inkomen van USD 938,- heeft berekend. In een door de minister gemaakte herberekening is hij tot de conclusie gekomen dat [appellant] recht heeft op een pensioentoeslag van USD 6,- in plaats van USD 5,-. In de herberekening heeft het Gerecht geen aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van de te vernietigen bestreden beschikking in stand te laten omdat de herberekening niet aan de hand van een jaaropgave van [appellant] is gemaakt. Daarmee heeft de minister nog steeds niet een zo representatief mogelijk beeld verkregen van het inkomen van [appellant]. Het Gerecht heeft de minister opgedragen het inkomen van [appellant] opnieuw te berekenen aan de hand van de systematiek van het Besluit algemene onderstand BES.

Hoger beroep

3. [ [appellant] betoogt dat zijn totale pensioeninkomen moet worden aangevuld tot het minimumloon zoals dat in Nederland is vastgesteld. Dat is omgerekend een bedrag van USD 2040,50. Volgens [appellant] zou zijn AOVtoeslag daarom USD 1.390,91 moeten bedragen en niet slechts USD 6,-.
3.1.
Artikel 1 van het Besluit onderstand BES luidt:
"In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-minimumloon: bruto minimumuurloon, genoemd in artikel 9 van de Wet minimumlonen BES, vermenigvuldigd met 80 uur;
[…]
Artikel 17a luidt:
"Het basisbedrag van de algemene onderstand, genoemd in artikel 13, wordt voor de alleenstaande […] die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, verhoogd met een enkelvoudige toeslag per twee weken van:
a. indien de belanghebbende woonachtig is in het openbaar lichaam Bonaire: USD 263;
[…]
Artikel 17b luidt:
"Het basisbedrag van de algemene onderstand, genoemd in artikel 13, en de toeslagen, genoemd in de artikelen 14 tot en met 17a, bij elkaar overschrijden niet de hoogte van het minimumloon.
3.2.
Uit de in 3.1 weergegeven wettelijke bepalingen volgt dat het stelsel van het Besluit onderstand BES uitgaat van het minimumloon zoals dat is vastgesteld in de Wet minimumlonen BES. Anders dan waar [appellant] van uitgaat, is dus niet aangesloten bij het minimumloon zoals dat in Nederland in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is vastgesteld. De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is niet van overeenkomstige toepassing verklaard in de openbare lichamen, en die wet bevat ook geen bepaling op grond waarvan de openbare lichamen tot het Europese deel van Nederland moeten worden gerekend (zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1378). Voor de hoogte van het minimumloon moet dus worden uitgegaan van het bruto minimumuurloon, genoemd in artikel 9 van de Wet minimumlonen BES, vermenigvuldigd met 80 uur. Dat heeft de minister ook gedaan. Het betoog van [appellant] slaagt daarom niet.
3.3.
De overige beroepsgronden die [appellant] heeft aangevoerd, gaan over de hoogte van zijn ouderdomspensioen op basis van de AOW. Omdat de bestreden beschikking en dus ook de aangevallen uitspraak alleen gaan over de AOVtoeslag, bedoeld in artikel 17a van het Besluit onderstand BES, kunnen de overige beroepsgronden van [appellant] niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Het Hof zal deze beroepsgronden daarom niet bespreken.
Slotsom
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van het Gerecht moet worden bevestigd, voor zover deze door [appellant] in hoger beroep is aangevallen.
5. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de uitspraak van het Gerecht, voor zover aangevallen.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. T.G.M. Simons, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2022.