ECLI:NL:OGHACMB:2022:16

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
AUA2021H00163
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over verzoek tot nakoming van gerechtelijke uitspraak en onbevoegdheid van het Hof

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De uitspraak van het Gerecht op 14 september 2020 had de minister opgedragen om binnen drie maanden een reële beschikking op bezwaar te geven, na het vernietigen van een fictieve afwijzende beschikking. De minister voldeed niet aan deze opdracht, wat leidde tot een verzoek van de appellant om de minister te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak, onder verbeurte van een dwangsom. Het Gerecht heeft op 14 juli 2021 opnieuw de minister opgedragen om een reële beschikking te geven, met een dwangsom van Afl. 25,- per dag bij niet-nakoming.

De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij hij betoogde dat er grond was voor doorbreking van het appelverbod. Hij stelde dat de opgelegde dwangsom geen prikkel tot nakoming bood en dat het fundamentele belang van het naleven van rechterlijke uitspraken veronachtzaamd werd. Daarnaast voerde hij aan dat de proceskostenvergoeding onterecht was en dat de beslissing niet overeenkomstig de wettelijke vereisten openbaar was gemaakt.

Het Hof heeft echter geoordeeld dat de aangevallen beslissing een beslissing van het Gerecht was waartegen geen hoger beroep openstond. Het Hof heeft zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 maart 2022.

Uitspraak

AUA2021H00163
Datum uitspraak: 9 maart 2022
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Appellant], verblijvend in [verblijfplaats],
appellant,
tegen de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 14 juli 2021 in zaak nr. AUA202100133, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (hierna: de minister)

Procesverloop

Bij uitspraak van 14 september 2020 heeft het Gerecht het door [appellant] ingestelde beroep tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het door hem gemaakte bezwaar (hierna: fictieve afwijzende beschikking op bezwaar) vernietigd en de minister opgedragen om binnen drie maanden een reële beschikking op bezwaar te geven.
Op 19 januari 2021 heeft [appellant] het Gerecht verzocht om de minister te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van 14 september 2020.
Bij beslissing van 14 juli 2021 heeft het Gerecht de minister opgedragen om binnen drie maanden alsnog een reële beschikking op bezwaar te geven onder verbeurte van een dwangsom.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[Appellant] heeft nadere stukken ingediend.
Met toestemming van partijen is een behandeling ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

Artikel 49 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) luidt:
"1. De uitspraak wordt zo spoedig mogelijk in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
2. Van de uitspraak zendt de griffier onverwijld kosteloos een door hem getekend afschrift aan partijen en aan de belanghebbenden die tijdens de openbare behandeling het woord hebben gevoerd." Artikel 53 van de Lar luidt:
"1. Indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, kan de wederpartij bij het Gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak.
2. Bij de beslissing op dit verzoek kan worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen. De tenuitvoerlegging kan geschieden overeenkomstig Boek 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba."
Artikel 53a van de Lar luidt:
"Tegen een uitspraak van het Gerecht inzake beroep tegen een beschikking op een bezwaarschrift staat hoger beroep open bij het Hof."
Op 2 oktober 2019 heeft [appellant] de minister verzocht om internationale bescherming. Op 14 januari 2020 heeft hij bezwaar gemaakt tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het door hem ingediende verzoek. Op 11 mei 2020 heeft hij beroep ingesteld tegen de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar. Bij uitspraak van 14 september 2020 heeft het Gerecht de fictieve afwijzende beschikking op bezwaar vernietigd en de minister opgedragen alsnog op het bezwaar te beschikken. Op 19 januari 2021 heeft [appellant] het Gerecht met toepassing artikel 53 van de Lar verzocht om de minister onder verbeurte van een dwangsom te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van 14 september 2020. Daarop heeft het Gerecht bij beslissing van 14 juli 2021 bepaald dat de minister alsnog een reële beschikking op bezwaar moet geven en dat de minister na die termijn een dwangsom verbeurt van Afl. 25,- per dag, met een maximum van Afl. 300,-. Tegen deze beslissing heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[Appellant] betoogt dat er grond is voor doorbreking van het appèlverbod omdat met de dwangsom geen prikkel tot nakoming van de uitspraak is gegeven. Daarmee is het fundamentele belang van het naleven van rechterlijke uitspraken veronachtzaamd. Daarnaast is bij de proceskostenvergoeding ten onrechte een wegingsfactor van 0,25 gehanteerd en is het verzoek om vergoeding van tolkkosten ongemotiveerd afgewezen. Ten slotte betoogt [appellant] dat de beslissing niet overeenkomstig artikel 49, eerste lid, van de Lar openbaar is gemaakt omdat de beslissing op 14 juli 2021 per e-mailbericht is verzonden.
3.1.
De aangevallen beslissing is een beslissing van het Gerecht als bedoeld in artikel 53 van de Lar. Hiertegen staat, gelet op artikel 53a van de Lar, geen hoger beroep open bij het Hof. Voor doorbreking van een appèlverbod kan aanleiding bestaan als het Gerecht buiten het toepassingsgebied van de desbetreffende regeling is getreden, deze ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel bij de behandeling van de zaak een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken (vgl. de uitspraak van het Hof van 17 januari 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:21). Hetgeen [appellant] tegen de aangevallen beslissing heeft aangevoerd, biedt geen grond voor het oordeel dat daarvan sprake is. Dat hij het niet eens is met de hoogte van de opgelegde dwangsom en de vergoeding van de gemaakte kosten voor rechtsbijstand en de inschakeling van een tolk maakt niet dat bij de behandeling van de zaak een fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd. Dat geldt eveneens voor de stelling dat de beslissing niet overeenkomstig artikel 49, eerste lid, van de Lar openbaar is gemaakt. De beslissing is immers op de terechtzitting van 14 juli 2021 in het openbaar uitgesproken, hetgeen in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 49, eerste lid, van de Lar. Vervolgens is de beslissing per e-mailbericht aan de gemachtigde van appellant toegezonden. Het betoog slaagt niet.
4. Het Hof is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
5. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

Aldus vastgesteld door mr. W.H. Bel, voorzitter, en mr. E.J. Daalder en mr. B.J. van Ettekoven, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Bel
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2022.