ECLI:NL:OGHACMB:2022:140

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
BON2020H00008
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake contractueel gebruiksrecht en schadevergoeding tussen BONAIRE-HARBOUR SIDE N.V. en WATER- EN ENERGIEBEDRIJF BONAIRE N.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van BONAIRE-HARBOUR SIDE N.V. (BHS) tegen WATER- EN ENERGIEBEDRIJF BONAIRE N.V. (WEB) over een contractueel gebruiksrecht van een perceel op Bonaire. BHS is in hoger beroep gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, waarin haar vorderingen tot schadevergoeding en ongerechtvaardigde verrijking zijn afgewezen. BHS stelt dat zij in 1988 afspraken heeft gemaakt met WEB over het gebruik van perceel 630, dat WEB aan een derde heeft verkocht zonder haar rechten te respecteren. Het Hof heeft vastgesteld dat BHS haar standpunten niet mondeling heeft toegelicht, maar heeft wel de mogelijkheid tot getuigenbewijs toegestaan. De vordering van BHS is gebaseerd op de stelling dat WEB toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst door het perceel te verkopen zonder BHS eerst de kans te geven het te kopen. Het Hof heeft de verjaring van de vorderingen niet geaccepteerd en houdt verdere beslissingen aan, terwijl het BHS toestaat bewijs te leveren van de gemaakte afspraken in 1988. De uitspraak van het Hof is gedaan op 6 december 2022.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022
Registratienummers: BON201800683 – BON2020H00008
Uitspraak: 6 december 2022
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BONAIRE-HARBOUR SIDE N.V.,
gevestigd op Bonaire,
in eerste aanleg eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
tegen
de naamloze vennootschap
WATER- EN ENERGIEBEDRIJF BONAIRE N.V.,
gevestigd op Bonaire,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. S.L. Navia Rodriguez en T.L.H. Peeters.
Partijen worden hierna BHS en WEB genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 25 februari 2020 ingekomen akte van appel is BHS in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 16 januari 2020 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij op 31 maart 2020 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft BHS vijf grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en haar vorderingen – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog zal toewijzen, met veroordeling van WEB in de proceskosten in beide instanties.
1.3
Bij op 18 mei 2021 ingekomen memorie van antwoord, met een productie, heeft WEB de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van BHS – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in hoger beroep.
1.4
Op 17 november 2020 hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend. BHS heeft daarbij producties ingediend. Dat waren uitsluitend producties die ook al eerder in het geding gebracht waren.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
Het Hof zal geen comparitie van partijen gelasten. BHS had haar wens om in de gelegenheid gesteld te worden haar standpunten mondeling toe te lichten gestalte kunnen geven door mondeling pleidooi te verzoeken. Zij heeft echter een pleitnota ingediend zonder mondeling pleidooi te verzoeken.
2.2
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.2.1
In de jaren zeventig heeft WEB percelen op Bonaire in eigendom verkregen, onder meer een perceel te Kralendijk, kadastraal aangeduid als 4-D-630 (hierna: perceel 630). Op dat perceel heeft zij een transformatorhuisje gebouwd.
2.2.2
Eind jaren tachtig, begin jaren negentig heeft BHS de Harborside Shopping Mall (hierna: de Shopping Mall) laten bouwen te Kralendijk. De Shopping Mall strekt zich over verschillende percelen uit, en bevindt (of bevond) zich onder meer op perceel 630.
2.2.3
In 1988 hebben partijen afspraken gemaakt over de verwijdering van het transformatorhuisje op perceel 630 en over de inrichting van een transformatorruimte in de Shopping Mall op grond van BHS.
2.2.4
Het transformatorhuisje op perceel 630 is afgebroken. Er is een transformatorruimte in de Shopping Mall gerealiseerd. Er zijn leidingen omgelegd en aangesloten op transformatoren van WEB.
2.2.5
In 2008 heeft BHS het bestuurscollege van Bonaire schriftelijk verzocht perceel 630 aan haar te doen overdragen tegen een marktconforme prijs.
2.2.6
In 2012 heeft WEB perceel 630 met het daarop gebouwde verkocht aan J.C. [koper] (hierna: [koper]). Op 19 december 2012 heeft WEB het aan [koper] geleverd.
2.2.7
Eind 2012 of begin 2013 heeft [koper] BHS gesommeerd het perceel te ontruimen. Vervolgens heeft [koper] BHS in rechte betrokken.
2.2.8
Bij brief van 16 augustus 2017 aan WEB heeft een advocaat als gemachtigde van BHS de verjaring van de in die brief omschreven gepretendeerde vorderingsrechten gestuit. In die brief is de aan WEB toerekenbare tekortkoming als volgt omschreven:
“Ondanks de verplichting daartoe, heeft WEB, in de hoedanigheid van verkoper, nagelaten bij de eigendomsoverdracht van het perceel op 20 december 2012, melding te maken van de beperkte rechten die op het perceel rusten. Immers, WEB heeft niet enkel een mededelingsplicht naar de koper, maar ook een verplichting tot nakoming van haar verplichting uit de overeenkomst met cliënte. Door niet te voldoen aan voormelde meldingsplicht is WEB tekort geschoten in de nakoming van haar verplichting jegens cliënte.”
2.2.9
De procedure van [koper] tegen BHS heeft geleid tot een vonnis van dit Hof van 5 juni 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:109. Bij dat vonnis heeft het Hof voor recht verklaard dat [koper] eigenaar is van perceel 630 en BHS bevolen te gehengen en te gedogen dat [koper] het gebouwde op perceel 630 afbreekt met inachtneming van hetgeen nader in het vonnis is bepaald. Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
2.2.10
Sinds eind 2018 gebruikt BHS perceel 630 niet meer.
2.3
In dit geding heeft BHS, verkort weergegeven, schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming gevorderd, op te maken bij staat, en een maandelijkse vergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking. Het Gerecht heeft de vorderingen afgewezen. Daartegen is het hoger beroep gericht.
2.4
Aan de vordering wegens toerekenbare tekortkoming heeft BHS, verkort weergegeven en naar het Hof begrijpt, het volgende ten grondslag gelegd. In 1988 is tussen WEB en BHS het volgende overeengekomen:
- BHS zou faciliteren dat WEB een transformatorruimte (
substation) in de Shopping Mall zou inrichten;
- BHS zou de kosten van de bouw van de transformatorruimte en de daarvoor benodigde omlegging van leidingen voor haar rekening nemen;
- in ruil daarvoor verkreeg BHS (a) het bezit van perceel 630, (b) een oneindig gebruiksrecht op perceel 630 en/of (c), in het geval dat WEB perceel 630 zou willen verkopen, het
right of first refusal(hierna: voorkeursrecht).
WEB is toerekenbaar tekortgeschoten door perceel 630 aan [koper] te verkopen zonder het bezit, het oneindige gebruiksrecht en/of het voorkeursrecht van BHS te respecteren, aldus BHS.
2.5
WEB heeft in eerste aanleg het verweer gevoerd dat BHS niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij de verkeerde partij heeft aangesproken. Dit verweer wordt verworpen. BHS heeft WEB aangesproken op grond van haar standpunt dat WEB jegens BHS toerekenbaar is tekortgeschoten en dat WEB ten koste van BHS ongerechtvaardigd is verrijkt. De juistheid van dit standpunt dient onderzocht te worden in dit geding tussen BHS en WEB. BHS kan dus ontvangen worden in haar vorderingen.
2.6
WEB heeft in eerste aanleg het verweer gevoerd dat de vordering van BHS wegens toerekenbare tekortkoming is verjaard.
2.7
Het aan BHS gemaakte verwijt bestaat niet (alleen) erin dat WEB toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van een in 1988 gevestigde verbintenis om perceel 630 aan BHS te leveren, maar (ook) dat zij toerekenbaar tekortgeschoten is door perceel 630 aan een derde te leveren zonder het eerst aan BHS aan te bieden en zonder (anderszins) ervoor te zorgen dat BHS haar voortdurende rechten uit bezit of gebruik na de vervreemding zou kunnen blijven uitoefenen. Dit ziet op een handelwijze van WEB in 2012. De vijfjarige verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW is daarom niet eerder gaan lopen dan in 2012.
2.8
De brief van 16 augustus 2017 is onmiskenbaar bedoeld om de verjaring van een rechtsvordering te stuiten. Hoewel de omschrijving van de toerekenbare tekortkoming in die brief enigszins afwijkt van de omschrijving van de toerekenbare tekortkoming in de gedingstukken van BHS in deze zaak, maakt de brief, gelet op de context waarin de brief is geschreven en de overige omstandigheden van het geval, voldoende duidelijk in welk verband WEB zich met haar gegevens en bewijsmateriaal mogelijk nog zal hebben te verweren. De brief heeft de verjaring van de vorderingen die in deze zaak aan de orde zijn, dus rechtsgeldig gestuit.
2.9
Het beroep op verjaring wordt daarom verworpen.
2.1
In de stellingen van BHS dat zij perceel 630 op grond van een met WEB gesloten overeenkomst in gebruik heeft gekregen, zonder dat zij het perceel door notariële levering overgedragen heeft gekregen, ligt besloten dat BHS het perceel niet krachtens een vermeend eigen recht, maar krachtens een rechtsverhouding tot WEB heeft gebruikt. Dan kan geen sprake zijn van bezit, van inbezitneming of van occupatie (vergelijk: Gemeenschappelijk Hof 5 juni 2018, ECLI:NL:OGHACMB:2018:109, rov. 2.2). De stelling van BHS dat WEB toerekenbaar is tekortgeschoten door een bezitsrecht niet te respecteren, wordt daarom verworpen.
2.11
Dan blijft de stelling van BHS over dat WEB toerekenbaar is tekortgeschoten door een oneindig gebruiksrecht of een voorkeursrecht van BHS niet te respecteren. WEB heeft betwist dat partijen in 1988 afspraken hebben gemaakt waaruit voortvloeit dat zij toerekenbaar tekortgeschoten is door perceel 630 aan een derde te leveren zonder het eerst aan BHS aan te bieden en zonder (anderszins) ervoor te zorgen dat BHS het contractuele recht om perceel 630 te gebruiken na de levering zou behouden. BHS heeft getuigenbewijs aangeboden. Het Hof zal haar daartoe toelaten.
2.12
Over de vordering uit toerekenbare tekortkoming houdt het Hof ieder verder oordeel aan.
2.13
De vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking strekt ertoe dat WEB USD 75,- per maand aan BHS betaalt voor de (volgens BHS) door WEB geoccupeerde ruimte in de Shopping Mail, zolang WEB die ruimte geoccupeerd houdt. Het Gerecht heeft bij de afwijzing van deze vordering voortgebouwd op zijn oordeel over de vordering uit toerekenbare tekortkoming. Over deze vordering houdt het Hof ieder oordeel aan.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
laat BHS toe te bewijzen dat partijen in 1988 afspraken hebben gemaakt waaruit voortvloeit dat WEB toerekenbaar tekortgeschoten is door perceel 630 aan een derde te leveren zonder het eerst aan BHS aan te bieden en zonder (anderszins) ervoor te zorgen dat BHS het contractuele recht om perceel 630 te gebruiken na de levering zou behouden;
bepaalt dat BHS, indien zij daartoe getuigen wil doen horen, deze kan voorbrengen op een nader te bepalen dag en uur in het Gerechtsgebouw op Bonaire, voor mr. J.R. Veerman, lid van het Hof;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin, E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 6 december 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.