ECLI:NL:OGHACMB:2018:109

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
AR 3/15 - H 328/16 - BON201500085 - BON2016H00021
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gebruiksrecht en eigendomsrecht van perceel te Kralendijk, Bonaire

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], die oorspronkelijk eiser in conventie en verweerder in reconventie was, tegen de naamloze vennootschap BONAIRE-HARBOUR SIDE N.V. (BHS), die oorspronkelijk gedaagde in conventie en eiseres in reconventie was. De procedure betreft een geschil over het gebruiksrecht en eigendomsrecht van een perceel te Kralendijk, Bonaire. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft op 5 juni 2018 uitspraak gedaan, waarbij het vonnis van de eerste rechter is vernietigd.

De zaak is ontstaan na een descente die op 16 februari 2018 heeft plaatsgevonden, waarbij beide partijen producties hebben overgelegd. [Appellant] betoogde dat BHS het perceel niet op basis van bezit, maar op basis van houderschap gebruikte, en dat er geen rechtsvordering tot beëindiging van bezit kon zijn verjaard. Het Hof oordeelde dat BHS het perceel niet krachtens een eigen recht gebruikte, maar op basis van een rechtsverhouding tot WEB, waardoor er geen sprake kon zijn van bezit of verjaring.

Het Hof heeft vastgesteld dat [appellant] het perceel in eigendom heeft verkregen en dat zijn eigendomsrecht zich ook uitstrekt over hetgeen op het perceel is gebouwd. Het Hof heeft geoordeeld dat [appellant] een reëel belang heeft bij het gebruik van het perceel voor de bouw van een hotel, en dat BHS niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een aanzienlijke verbouwing noodzakelijk zou zijn voor een aanvaardbare exploitatie van de Harborside Shopping Mall.

Uiteindelijk heeft het Hof BHS veroordeeld om [appellant] te gedogen dat hij het gebouwde op het perceel afbreekt, en heeft het de kosten van het geding aan BHS opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Vonnis no.:
Registratienummers:
AR 3/15 - H 328/16 - BON201500085 - BON2016H00021
Uitspraak: 5 juni 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende op Bonaire,
oorspronkelijk eiser in conventie, verweerder in reconventie,
thans appellant,
gemachtigden: mrs. C. de Bres en W.J. de Nijs,
tegen
de naamloze vennootschap
BONAIRE-HARBOUR SIDE N.V.,
gevestigd op Bonaire,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. M.F. Murray en D.M. Wildeman.
De partijen worden hierna [appellant] en BHS genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Bij vonnis van 9 januari 2018 heeft het Hof een descente gelast. Deze heeft plaatsgehad op 16 februari 2018. Hierbij zijn van beide zijden producties overgelegd. Ook is hiervan een proces-verbaal opgemaakt. Op 27 maart 2018 hebben beide partijen akten ingediend. Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Zoals het Hof in rov. 2.3 van het vonnis van 4 april 2017 heeft overwogen, komt het betoog van [appellant] in hoger beroep er kort gezegd op neer dat de eerste rechter heeft miskend dat het gebruik van BHS van perceel D630 plaatsvond op grond van een met WEB gesloten overeenkomst. Bij dergelijk gebruik is geen sprake van bezit, maar van houderschap. Inbezitneming heeft niet plaatsgehad. Zonder bezit kan BHS niet enig recht door verjaring hebben verkregen en kan er ook geen rechtsvordering tot beëindiging van bezit zijn verjaard, aldus [appellant].
2.2
Dit betoog slaagt. In de stellingen van BHS dat zij het perceel op grond van een met WEB gesloten overeenkomst in gebruik heeft, zonder dat zij het perceel door notariële levering overgedragen heeft gekregen, ligt besloten dat BHS het perceel niet krachtens een vermeend eigen recht, maar krachtens een rechtsverhouding tot WEB gebruikt (vergelijk: HR 21 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0756, NJ 2001/305, rov. 3.5). Dan kan geen sprake zijn van bezit en evenmin van verkrijgende of bevrijdende verjaring.
2.3
Zoals het Hof in rov. 2.8 van het vonnis van 4 april 2017 heeft overwogen, zal het ook het beroep van BHS op misbruik van wanprestatie beoordelen, zoals dat door BHS nader is uitgewerkt.
2.4 [
appellant] heeft het perceel in eigendom verkregen. Door natrekking strekt zijn eigendomsrecht zich ook uit over hetgeen op het perceel is gebouwd.
De vorderingen van [appellant] zijn gebaseerd op zijn verlangen om van het perceel gebruik te maken met uitsluiting van BHS. Daartoe is hij ingevolge zijn eigendomsrecht in beginsel bevoegd (art. 5:1 lid 2 BW).
Er zou echter sprake kunnen zijn van misbruik van deze bevoegdheid, indien geoordeeld zou moeten worden dat [appellant], in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen zijn belang bij de uitoefening van de bevoegdheid en het belang van BHS dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet kan komen tot uitoefening van de bevoegdheid.
2.5 [
appellant] heeft een reëel belang bij zijn verlangen aannemelijk gemaakt: hij wil het perceel gebruiken voor de bouw van een hotel. Weliswaar is aannemelijk dat het ook mogelijk zou zijn een hotel te bouwen zonder gebruik te maken van het perceel, maar dat zou naar redelijke verwachting een kleiner en minder winstgevend hotel zijn.
2.6
Op grond van zijn waarnemingen bij de descente acht het Hof niet aannemelijk dat indien BHS het perceel niet mag gebruiken, een zo aanzienlijke verbouwing noodzakelijk is als wordt omschreven in de producties die BHS bij de descente heeft overgelegd. Niet is aannemelijk dat voor een aanvaardbare exploitatie van de Harborside Shopping Mall de riolering, watertoevoer en elektriciteitskabels zo ingrijpend zullen moeten worden heringericht als in die producties staat weergegeven. Aannemelijk is dat met een bescheidener onderhoudskamer en toiletgroep kan worden volstaan.
2.7
Ten nadele van BHS weegt het Hof mee dat zij het aan zichzelf heeft te wijten dat zij WEB nooit heeft verzocht het perceel goederenrechtelijk aan haar over te dragen (al dan niet tegen betaling van de waarde ervan).
Daardoor heeft [appellant] het perceel van WEB kunnen kopen en in eigendom verworven. Ook indien hij op de hoogte was van de afspraken tussen BHS en WEB, de bouwkundige resultaten waartoe die afspraken hebben geleid en de overige aspecten van de plaatselijke situatie, mocht hij dat doen.
2.8
Op grond van het voorgaande wordt het beroep van BHD op misbruik van wanprestatie verworpen.
2.9
De vorderingen in conventie sluiten niet goed aan op de situatie die het Hof bij de descente heeft aangetroffen. Daarnaast heeft [appellant] in de akte na descente onder 3.34 zijn bereidheid uitgesproken zijn exclusieve gebruiksrecht op een andere wijze geldend te maken dan overeenkomt met zijn vorderingen. Het Hof zal een veroordeling uitspreken die daarop aansluit.
De vorderingen in reconventie dienen alsnog te worden afgewezen.
2.1
De grieven behoeven geen afzonderlijke bespreking. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. BHS zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat [appellant] eigenaar is van het perceel te Kralendijk, Bonaire, kadastraal bekend als [nummer], en van het daarop gebouwde;
beveelt BHS te gehengen en te gedogen dat [appellant] het gebouwde op dat perceel afbreekt zodra de huidige huurder van de deels op dat perceel staande winkel het gehuurde heeft ontruimd, of – indien dat eerder is – per 1 oktober 2018, met dien verstande dat [appellant] de leidingen vanuit de Harborside Shopping Mall naar de aanbouw deugdelijk dient af te doppen en – indien BHS dat wenst – het gat in de muur van de Harborside Shopping Mall deugdelijk dient dicht te maken;
veroordeelt BHS in de kosten van het geding in eerste aanleg, in conventie en in reconventie, aan de zijde van [appellant] gevallen en begroot op US$ 361,24 aan verschotten en US$ 2.510,00 aan salaris voor de gemachtigde;
veroordeelt BHS in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] gevallen en tot op heden begroot op US$ 638,58 aan verschotten en US$ 3.351,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het over en weer meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, S.A. Carmelia en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 5 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.