ECLI:NL:OGHACMB:2022:111

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
AUA2022H00005
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontzetting als lid van een watersportvereniging en spoedeisend belang

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin zijn vorderingen in kort geding zijn afgewezen. [Appellant] was lid van de Aruba Nautical Club (ANC) en heeft in het verleden een bestuursfunctie vervuld als penningmeester. Na een interne bestuurswisseling en een aantal besluiten van het nieuwe bestuur, is [appellant] uit het lidmaatschap ontzet. Hij heeft hiertegen beroep aangetekend bij de algemene ledenvergadering, maar zijn ontzetting is gehandhaafd. In het kort geding vorderde hij schorsing van het opzeggingsbesluit en het ontzettingsbesluit, alsook toegang tot de havenfaciliteiten. Het Gerecht heeft zijn vorderingen afgewezen en die van ANC toegewezen. [Appellant] is in hoger beroep gegaan, waarbij hij aanvoert dat hij voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, gezien zijn lange lidmaatschap en bestuursfunctie binnen de vereniging. Het Hof overweegt dat de rechter in kort geding zijn uitspraak moet afstemmen op het oordeel van de bodemrechter. ANC heeft aangevoerd dat [appellant] te laat een bodemzaak heeft aangespannen, waardoor zijn vordering tot vernietiging van het besluit zou zijn vervallen. Het Hof heeft de zaak verwezen naar de rol om [appellant] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de tijdigheid van zijn bodemzaak.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2022
Registratienummers: AUA202103325 – AUA2022H00007
Uitspraak: 18 oktober 2022
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in kort geding in de zaak van:
[APPELLANT],
wonend in Aruba,
in eerste aanleg eiser in conventie, verweerder in reconventie,
thans appellant,
gemachtigde: mr. G.F. Croes,
tegen
de vereniging
ARUBA NAUTICAL CLUB,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. D.G. Kock.
Partijen worden hierna [appellant] en ANC genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 7 januari 2022 ingekomen akte van appel is [appellant] in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 22 december 2021 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij op 28 januari 2022 ingekomen memorie van grieven heeft [appellant] vier grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en zijn vordering – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog zal toewijzen en (naar het Hof begrijpt) die van ANC alsnog zal afwijzen, met veroordeling van ANC in de proceskosten in beide instanties.
1.3
Bij op 3 mei 2022 ingekomen memorie van antwoord heeft ANC de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [appellant] – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten in hoger beroep.
1.4
Op 20 september 2022 hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities ingediend.
1.5
Vonnis is gevraagd en bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
Het Hof gaat uit van de volgende feiten.
2.1.1
ANC is een watersportvereniging met een jachthaven in Aruba. Volgens haar statuten heeft zij een bestuur, bestaande uit vijf tot negen leden, onder wie een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. Laatstgenoemde drie functionarissen vormen volgens de statuten het dagelijks bestuur.
2.1.2
In 2004 is [appellant] lid geworden van ANC. In 2011 heeft hij zijn lidmaatschap opgezegd en in 2013 is hij weer lid geworden. In de periode van september 2018 tot 27 augustus 2021 was [appellant] penningmeester in het bestuur van ANC.
2.1.3
Tijdens algemene ledenvergaderingen van 5 mei 2021 en 26 mei 2021 is gesproken over de benoeming van een nieuw bestuur, waarbij het nieuwe dagelijks bestuur zou worden: [nieuwe voorzitter], voorzitter (commodore), [nieuwe secretaris], secretaris en [nieuwe penningmeester], penningmeester (hierna de drie personen gezamenlijk: [nieuw dagelijks bestuur]).
2.1.4 [
[nieuw dagelijks bestuur] stelden zich op het standpunt dat de algemene ledenvergadering op 26 mei 2021 een rechtsgeldig besluit had genomen om het nieuwe bestuur aldus te benoemen. [appellant] en twee andere leden van het oude bestuur, te weten: [oude voorzitter] (hierna: [oude voorzitter]), voorzitter, en [oude piermaster], piermaster, (hierna de drie personen gezamenlijk: [appellant] c.s.) stelden zich op het standpunt dat dit benoemingsbesluit van 26 mei 2021 niet rechtsgeldig was. [nieuw dagelijks bestuur] hebben de Kamer van Koophandel en Banco di Caribe benaderd om hen als nieuw (dagelijks) bestuur te doen inschrijven. [appellant] c.s. hebben getracht deze inschrijvingen tegen te houden. De Kamer van Koophandel heeft de inschrijving geweigerd. [nieuw dagelijks bestuur] hebben een kort geding aangespannen tegen de Kamer van Koophandel. In dat kort geding hebben [appellant] c.s. zich gevoegd aan de zijde van de Kamer van Koophandel en heeft het Gerecht bij vonnis van 15 juli 2021 voorshands geoordeeld dat het benoemingsbesluit van 26 mei 2021 nietig is.
2.1.5
Bij brief van 19 juli 2021 hebben [appellant] c.s., (al dan niet bevoegdelijk) optredend namens het bestuur, het voornemen te kennen gegeven om [nieuw dagelijks bestuur] en de vier andere leden die volgens het (al dan niet geldige) benoemingsbesluit van 26 mei 2021 het nieuwe bestuur vormden, als leden te schorsen. Hiertegen zijn [nieuw dagelijks bestuur] in beroep gegaan bij de algemene ledenvergadering. Dit beroep is behandeld tijdens de buitengewone algemene ledenvergadering van 27 augustus 2021.
2.1.6
Ter vergadering van 27 augustus 2021 is besloten de schorsingen van [nieuw dagelijks bestuur] als leden op te heffen. Vervolgens is in diezelfde vergadering het bestuur onder voorzitterschap van [oude voorzitter] ontslagen en een nieuw bestuur benoemd, waarbij [nieuw dagelijks bestuur] het dagelijks bestuur gingen vormen. Het bestuur onder voorzitterschap van [oude voorzitter] heeft zich daarna niet meer verzet tegen overdracht van de bestuurstaken.
2.1.7
Bij brief van 24 september 2021 hebben [nieuw dagelijks bestuur] 36 punten van kritiek aan [appellant] voorgelegd, onderverdeeld in handelwijzen die zij aanmerkten als in strijd met de statuten, handelwijzen die zij aanmerkten als in strijd met het huishoudelijk reglement en handelwijzen die zij aanmerkten als in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Onder meer werd hem verweten dat hij de door hem gemaakte advocaatkosten van het kort geding in verband met de inschrijving bij de Kamer van Koophandel ad Afl. 17.900,- voor rekening van ANC had laten komen. [nieuw dagelijks bestuur] hebben te kennen gegeven dat voordat zou worden beslist of het bestuur het lidmaatschap van [appellant] zou beëindigen, [appellant] in de gelegenheid zou worden gesteld zijn standpunt te geven.
2.1.8
Bij brief van 6 oktober 2021 heeft het (nieuwe) bestuur (onder voorzitterschap van [nieuwe voorzitter]) verklaard het lidmaatschap van [appellant] op te zeggen (hierna: het opzeggingsbesluit). Hem werd de toegang ontzegd tot faciliteiten in de haven, en hem werd aangezegd zijn boot binnen één maand te verwijderen. Bij afzonderlijke brief van dezelfde datum heeft het bestuur verklaard [appellant] uit het lidmaatschap te ontzetten, met dezelfde ontzeggingen en aanzeggingen en de mededeling dat [appellant] in beroep kon gaan bij de algemene ledenvergadering (hierna: het ontzettingsbesluit).
2.1.9 [
[appellant] is tegen het ontzettingsbesluit in beroep gegaan bij de algemene ledenvergadering. Tijdens een buitengewone algemene ledenvergadering van 27 oktober 2021 heeft de algemene ledenvergadering bij meerderheid van stemmen (29 stemmen voor, 8 stemmen tegen) het ontzettingsbesluit gehandhaafd.
2.2
In dit kort geding heeft [appellant] gevorderd, verkort weergegeven:
- schorsing van het opzeggingsbesluit en het ontzettingsbesluit totdat de rechter in een bodemzaak zal hebben beslist over de vernietiging ervan,
- bevel tot toegangverschaffing tot de havenfaciliteiten,
een en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen.
ANC heeft in reconventie gevorderd, verkort weergegeven:
- bevel tot verwijdering van de boot,
op straffe van verbeurte van dwangsommen.
2.3
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vorderingen van [appellant] afgewezen en die van ANC toegewezen (met een wat langere termijn en met maximering van de dwangsommen). Hiertegen is het hoger beroep gericht.
2.4
Anders dan het Gerecht is het Hof van oordeel dat [appellant] in beginsel voldoende spoedeisend belang bij zijn vordering heeft, ook nu hij zijn boot zonder veel moeite elders heeft kunnen onderbrengen. De omstandigheid dat hem de toegang tot de havenfaciliteiten is ontzegd bij een watersportvereniging waarvan hij ruim vijftien jaar lid is geweest en waarin hij een bestuursfunctie heeft vervuld, is op zichzelf voldoende om spoedeisend belang aan te nemen.
2.5
De rechter die in kort geding beslist op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de civiele bodemrechter een uitspraak in de hoofdzaak heeft gedaan, dient in beginsel zijn uitspraak af te stemmen op het oordeel van die bodemrechter (zie: HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:806).
2.6
ANC heeft bij pleitnota in hoger beroep aangevoerd dat [appellant] op 15 augustus 2022 een bodemzaak is begonnen. Dat is meer dan zes maanden na de datum van de besluiten van 6 oktober 2021 en ook meer dan zes maanden na de datum van de bijzondere algemene ledenvergadering van 27 oktober 2021, waarin het ontzettingsbesluit is gehandhaafd. Ingevolge art. 2:21 lid 7 BW vervalt de bevoegdheid om vernietiging van een besluit te vorderen echter na een termijn van zes maanden. Gelet hierop en op de hiervoor genoemde afstemmingsregel ziet het Hof aanleiding te onderzoeken of [appellant] tijdig een bodemzaak aanhangig heeft gemaakt, en zo ja, of de bodemrechter reeds een uitspraak in de bodemzaak heeft gedaan. De zaak zal naar de rol worden verwezen om [appellant] in de gelegenheid te stellen zich bij akte daarover uit te laten, waarna ANC bij antwoordakte zal kunnen reageren.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van 15 november 2022 voor akte aan de zijde van [appellant] (zie rov. 2.7 hiervoor);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 18 oktober 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.