Uitspraak
1.[APPELLANTE 1],
[APPELLANT 2],
1.[GEÏNTIMEERDE],
[KIND 1],
[KIND 2],
[KIND 3],
[KIND 4],
[KIND 5],
[KIND 6],
[KIND 7],
Het verloop van de procedure
De beoordeling
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door twee appellanten tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De zaak betreft een kort geding waarin de appellanten, die beiden in Curaçao wonen, in eerste aanleg gedaagden waren. De appellanten hebben in hoger beroep vijf grieven aangevoerd tegen het vonnis van 4 maart 2022, waarin het Gerecht hen heeft veroordeeld tot betaling van huurachterstand en het ontruimen van een bedrijfsruimte. De huurachterstand is ontstaan in de context van een huurovereenkomst die is gesloten door de overleden erflater van de geïntimeerde, die als lasthebber optreedt voor de erfgenamen van de erflater. De appellanten hebben betoogd dat de bijlage bij de huurovereenkomst, die een huurverlaging in verband met de coronacrisis regelt, rechtsgeldig is. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de aanspraken van de geïntimeerde op de huurinkomsten voldoende aannemelijk zijn en dat er een spoedeisend belang is bij de voorlopige voorzieningen. Het Hof heeft de veroordelingen van het Gerecht in stand gehouden, maar het bedrag van de huurachterstand gematigd tot NAf 50.000,-. Het Hof heeft de proceskosten gecompenseerd en de appellanten niet-ontvankelijk verklaard in hun reconventionele vorderingen. De uitspraak is gedaan op 11 oktober 2022.