3.1. [Appellante] was vanaf 1 juni 1990 werkzaam bij het Hof als medewerker administratieve ondersteuning op de griffie van de vestiging Curaçao. Zij verrichtte haar werkzaamheden op de locatie Wilhelminaplein. Wegens de werkomstandigheden in dat gebouw is vanaf 18 december 2018 een deel van de medewerkers, onder wie [appellante], [hoofd Back Office] en [vestigingsmanager], tijdelijk gehuisvest in het KNSM-gebouw totdat de voorgenomen verhuizing van het Hof naar het KPMG-gebouw zou plaatsvinden.
3.2. In juni en oktober 2019 was er een lekkage in het KNSM-gebouw met wateroverlast tot gevolg. In juli 2019 vonden bouwwerkzaamheden in het KNSM-gebouw plaats.
3.3. [Appellante] heeft zich in juli 2019 enkele keren ziekgemeld wegens verschillende gezondheidsklachten. Na gedeeltelijke werkhervatting op 19 augustus 2019 overeenkomstig het advies van de bedrijfsarts van de arbodienst Optima (hierna: Optima) van 7 augustus 2019 heeft zij zich op 23 augustus 2019 opnieuw ziekgemeld. Zij gaf daarbij aan zich op de werkplek onwel te voelen en merkte de luchtkwaliteit in het KNSM-gebouw aan als de oorzaak daarvan. Toen zij op 9 september 2019 haar werkzaamheden had hervat, gaf zij opnieuw aan zich onwel te voelen. Dat kwam volgens haar door schimmels en ronddwarrelende witte stofdeeltjes. Vervolgens heeft zij het gebouw verlaten en zich op 10 september 2019 opnieuw ziekgemeld.
3.4. Omdat [appellante] had laten weten dat haar gezondheidsklachten verband hielden met de werkplek, heeft de Beheerraad een onderzoek naar de luchtkwaliteit in het KNSM-gebouw laten verrichten door Hygeia Health Management (hierna: Hygeia). Op 22 en 28 augustus 2019 heeft Hygeia onderzoek gedaan. In het daarvan opgemaakte rapport concludeert Hygeia dat de meetwaarden voor CO2 en temperatuur binnen de norm waren, maar dat de luchtvochtigheid boven de norm lag. Hygeia heeft daarom geadviseerd het koelsysteem te reviseren. Na nieuwe metingen op 11 september en 3 oktober 2019 heeft Hygeia wederom een rapport uitgebracht. Daarin is vastgesteld dat de waarden van de luchtvochtigheid aanzienlijk zijn gedaald en binnen de norm vallen.
3.5. Op 21 augustus 2019 heeft [hoofd Back Office] aangeboden voor [appellante] een laptop te regelen zodat zij thuis kan werken. [appellante] gaf aan daarvoor open te staan. Zij verklaarde op een vraag van [vestigingsmanager] dat zij thuis over een veilige en afsluitbare plek beschikt om met dossiers te werken. [appellante] zou worden geïnformeerd zodra de laptop beschikbaar was. Dat heeft [hoofd Back Office] op 30 augustus 2019 gedaan. Omdat [appellante] op dat moment ziek was, heeft zij de laptop niet in ontvangst genomen. Op 9 september 2019 wilde [hoofd Back Office] de laptop op het werk aan [appellante] geven, maar daarmee heeft zij niet ingestemd. Zij verklaarde bang te zijn dat de dossiers die zij mee naar huis moest nemen schimmels zouden bevatten die uit het gebouw afkomstig waren. Vervolgens vroeg zij om een vrijwaring van het Hof voor haar eventuele aansprakelijkheid ten aanzien van dossiers tijdens het thuiswerken. Daarop is aan haar medegedeeld dat het Hof dergelijke vrijwaringen niet afgeeft.
3.6. Op 19 september 2019 is [appellante] door de bedrijfsarts onderzocht en volledig arbeidsgeschikt verklaard. In zijn advies vermeldt de bedrijfsarts dat indien de situatie met betrekking tot schimmels en stofdeeltjes afdoende is aangepakt, dit duidelijk met [appellante] besproken dient te worden om eventuele angsten weg te nemen en dat zij dan zo aan het werk kan in het gebouw. In het geval nog sprake is van schimmels en stofdeeltjes, is het raadzaam dat [appellante] thuiswerkt zolang deze problematiek verder uitgezocht en aangepakt wordt, aldus de bedrijfsarts. Bij brief van 20 september 2019 heeft [appellante] kritisch op het advies van de bedrijfsarts gereageerd.
3.7. Omdat [appellante] haar werkzaamheden niet hervatte, heeft de president van het Hof bij brief van 20 september 2019 aan [appellante] kenbaar gemaakt dat zij zich schuldig maakt aan plichtsverzuim en haar opgedragen weer aan het werk te gaan. [appellante] heeft zich nog diezelfde dag bij het KNSMgebouw gemeld, maar geweigerd het gebouw te betreden. Buiten heeft een gesprek plaatsgevonden met onder anderen [hoofd Back Office]. Daarbij is aan [appellante] bevestigd dat in het gebouw geen schimmels of stofdeeltjes zijn aangetroffen en is uitleg gegeven over het advies van de bedrijfsarts. Bij brief van 23 september 2019 heeft [appellante] haar standpunt over de brief van de president van het Hof van 20 september 2019 nader toegelicht.
3.8. Op advies van de bedrijfsarts heeft op 26 september 2019 een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden onder leiding van de directeur (ook arbeidsomstandigheden- en verzuimspecialist) van Optima. In het verslag dat hij van deze bijeenkomst heeft gemaakt, is opgenomen dat [appellante] niet in het KNSMgebouw wil werken omdat ze niet ziek wil worden van schimmels en stofdeeltjes, en dat zij ook niet thuis kan werken omdat ze bang is schimmels, stofdeeltjes en bacteriën mee naar haar huis te nemen. Werken in een ander gebouw van het Land, zoals door [appellante] voorgesteld, is voor het Hof geen optie gezien de gevoeligheid van informatie in de dossiers. Anderzijds heeft de bedrijfsarts aangegeven dat [appellante] niet ziek is. Zij is dus arbeidsgeschikt en moet naar haar werk. Als zij niet in het KNSMgebouw wil werken, hoeft de Beheerraad dat niet te accepteren. De bemiddelaar heeft de vertegenwoordigers van het Hof in overweging gegeven om [appellante] een afvloeiingsregeling aan te bieden. Vervolgens hebben op 8 en 11 oktober 2019 gesprekken plaatsgevonden met de vicepresident, [directeur bedrijfsvoering], directeur bedrijfsvoering van het Hof, en [hoofd Back Office]. Daarin hebben zij een mogelijke beëindiging van het dienstverband aan de orde gesteld.
3.9. Van 7 tot en met 14 oktober 2019 is [appellante] op het werk verschenen. Op 15 en 16 oktober 2019 was zij ziekgemeld. Op 17 oktober 2019 hervatte zij het werk. Van 18 tot en met 31 oktober 2019 was zij weer ziekgemeld. Van 1 tot en met 7 november 2019 was zij op het werk aanwezig. Van 8 tot en met 26 november 2019 was zij opnieuw ziekgemeld.
3.10. Na een stroomuitval op 5 november 2019 heeft BPO-Caribbean Curaçao (hierna: BPO) onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit in het KNSM-gebouw. Op 19 november 2019 hebben luchtmetingen plaatsgevonden. Op 29 november 2019 is op verzoek van de Beheerraad nader onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van stofdeeltjes. Daartoe zijn monsters genomen die door een geaccrediteerd laboratorium in Nederland zijn geanalyseerd. Het definitieve rapport van BPO is uitgebracht in januari 2020, maar de eerste bevindingen waren al kort na 19 november 2019 bekend. BPO heeft vastgesteld dat de kwaliteit van de lucht in het KNSM-gebouw binnen de normen valt en niet ongezond is, maar wel verbeterd kan worden. Verder is vastgesteld dat schimmels in minimale mate zijn aangetroffen, namelijk op één plek in de keuken. Ook zijn door het hele gebouw stofdeeltjes waargenomen, maar daarbij gaat het uitsluitend om textielvezels en dus niet om bijvoorbeeld asbest, hout en verfdeeltjes, roest en metaaldeeltjes, huidschilfers of plastic. De aanwezigheid van deze stofdeeltjes heeft volgens BPO te maken met een niet goed ingeregelde luchtbehandelingsinstallatie. BPO heeft aanbevelingen gedaan om te voorkomen dat medewerkers worden blootgesteld aan stofdeeltjes of slechte lucht uit het ventilatiesysteem.
3.11. Op 27 november 2019 heeft de bedrijfsarts, na onderzoek op 26 november 2019, opnieuw gerapporteerd dat [appellante] volledig arbeidsgeschikt is. De bedrijfsarts vermeldt dat hij heeft kennisgenomen van de eerste bevindingen van BPO en dat hij daaruit opmaakt dat de luchtkwaliteit in het KNSM-gebouw weer in orde is. Wel kunnen enkele punten met betrekking tot het luchtsysteem verbeterd worden, maar deze zullen geen direct gezondheidsrisico vormen. De bedrijfsarts verwacht dat [appellante] zonder problemen het werk weer kan oppakken. Bij e-mail van 5 december 2019 heeft [appellante] kritisch op het advies van de bedrijfsarts gereageerd.
3.12. Op 27 november 2019 hervatte [appellante] haar werk. Op 28 november 2019 verliet zij, met enkele andere medewerkers, het gebouw. Daarna meldde zij zich weer ziek. Op 16 december 2019 kwam zij weer op het werk, maar meldde zich meteen weer ziek en verliet het gebouw. Op 20 december 2019 diende zij een vakantieverzoek in. Dit werd door [hoofd Back Office] afgewezen en hij verzocht [appellante] om op 23 december 2019 op gesprek te komen. Tijdens dat gesprek is haar medegedeeld dat zij voorlopig werd vrijgesteld van dienst. Op diezelfde dag heeft [appellante] zich weer ziekgemeld.
3.13. Bij brief van 23 december 2019 heeft de Beheerraad, in vervolg op het gesprek van 11 oktober 2019, een voorstel voor beëindiging van het dienstverband gedaan. Daarbij heeft de Beheerraad laten weten dat [appellante] tot 15 januari 2020 is vrijgesteld van werkzaamheden en dat, als dan geen regeling is bereikt, een voornemen zal volgen tot ontslagaanzegging op basis van verstoorde verhoudingen.
3.14. Op 9 januari 2020 heeft de bedrijfsarts, nadat [appellante] niet was verschenen op een eerdere afspraak, weer vastgesteld dat zij volledig arbeidsgeschikt is. De bedrijfsarts heeft daarbij vermeld dat partijen steeds weer niet tot elkaar kunnen komen ten aanzien van de werksituatie, wat de arbeidsrelatie blijft schaden. Bij brief van 10 januari 2020 heeft [appellante] kritisch op het advies van de bedrijfsarts gereageerd en opnieuw aangegeven dat zij ziek wordt van het gebouw.
3.15. Op 9 januari 2020 heeft [appellante] zich, met verwijzing naar een arbeidsongeschiktheidsverklaring van haar psycholoog van 9 januari 2020, opnieuw ziekgemeld.
3.16. Bij de brief van 15 januari 2020 heeft [appellante] gereageerd op de brief van de Beheerraad van 23 december 2019 en verzocht om een gesprek. Zij is daarop uitgenodigd voor een gesprek op 24 januari 2020 met de vicepresident en de directeur bedrijfsvoering. Dit gesprek heeft [appellante] afgezegd wegens ziekte. Bij brief van 23 januari 2020 is [appellante], met verwijzing naar het feit dat de bedrijfsarts haar op 9 januari 2020 arbeidsgeschikt heeft verklaard, gesommeerd naar het gesprek te komen en is zij erop gewezen dat als zij daaraan geen gehoor geeft, zij zich schuldig maakt aan plichtsverzuim. Het gesprek heeft niet plaatsgevonden.
3.17. Bij de brief van 17 februari 2020 heeft de Beheerraad het voornemen bekend gemaakt om [appellante] eervol te ontslaan. Daartegen heeft [appellante] zich verweerd. Bij de bestreden beschikking heeft de Beheerraad medegedeeld dat de aanstelling van [appellante] met ingang van 1 april 2020 wordt beëindigd door het verlenen van eervol ontslag wegens onherstelbaar verstoorde verhoudingen dan wel het bestaan van een impasse tussen partijen. Daarbij heeft de Beheerraad [appellante] een beëindigingsvergoeding toegekend van één bruto jaarsalaris.
De aangevallen uitspraak