In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het hoger beroep dat was ingesteld door [appellant 1] en [appellant 2] tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De zaak betreft een verzoek van een gewezen ambtenaar, [moeder appellant], om een pensioenuitkering, dat door de minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur was afgewezen. Het Hof heeft vastgesteld dat uitsluitend het Gerecht in ambtenarenzaken en de Raad van Beroep in ambtenarenzaken bevoegd zijn om over dergelijke zaken te oordelen. Het Hof heeft de zaak op 22 oktober 2021 behandeld, waarbij zowel de appellanten als de minister vertegenwoordigd waren. Het Hof heeft geconcludeerd dat de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg terecht was gedaan, maar dat het niet bevoegd was om het hoger beroep te behandelen. Het Hof heeft het hogerberoepschrift doorgezonden naar de Raad van Beroep in ambtenarenzaken voor verdere behandeling. De minister is niet verplicht om proceskosten te vergoeden aan de appellanten. De beslissing werd uitgesproken op 10 november 2021.