ECLI:NL:OGHACMB:2018:238

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
2 januari 2019
Zaaknummer
LARSXM2017H00041
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het Hof in hoger beroep inzake ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, een (gewezen) ambtenaar, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 5 juni 2017, waarin zijn verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De appellant had de minister van Justitie van Sint Maarten verzocht om schadevergoeding wegens het niet tijdig informeren over de Regeling ex-patriates en het tardief indienen van een verzoek bij de Inspecteur der Belastingdienst. Het Hof heeft de zaak behandeld op 9 april 2018, waarbij de minister vertegenwoordigd was door mr. A.A. Kraaijeveld.

Het Hof heeft overwogen dat op basis van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) en de Regeling ambtenarenrechtspraak, de Raad van Beroep in ambtenarenzaken bij uitsluiting bevoegd is om te oordelen over de geschillen die voortvloeien uit de ambtenarenrechtspraak. Het Hof concludeert dat het onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen, aangezien de zaak onder de bevoegdheid van de Raad van Beroep valt. Het Hof heeft daarom het hogerberoepschrift doorgezonden naar de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.

De beslissing van het Hof houdt in dat het geen proceskosten heeft toegewezen en dat het griffierecht van Naf 450,00 aan de appellant wordt terugbetaald. De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. E.A. Saleh en de leden mr. J.E.M. Polak en mr. H.G. Lubberdink, in tegenwoordigheid van griffier mr. M.J.C. Beerse.

Uitspraak

LARSXM2017H00041
Datum uitspraak: 18 mei 2018
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Appellant], wonend in Nederland
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 5 juni 2017 in zaak nr. Lar 92/2016, in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Justitie van het land Sint Maarten.
Procesverloop
Bij brief van 5 juli 2016 heeft appellant de minister verzocht hem een schadevergoeding toe te kennen wegens het hem niet tijdig informeren over het bestaan van de Regeling ex-patriates en/of wegens het tardief indienen van een verzoek bij de Inspecteur der Belastingdienst tot het aanwijzen van verzoeker als ex-patriate.
Bij beschikking van 29 juli 2016 heeft de minister dit verzoek afgewezen.
Bij uitspraak van 5 juni 2017 heeft het Gerecht het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 april 2018, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. A.A. Kraaijeveld, advocaat, zijn verschenen.
Overwegingen
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), is ambtenaar in de zin van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften hij die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst werkzaam te zijn, met uitzondering van de personen met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten.
Ingevolge het tweede lid behoren tot de openbare dienst alle diensten en bedrijven door het Land en de openbare lichamen beheerd, met inbegrip van het van overheidswege gegeven openbare onderwijs.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, geschiedt aanstelling in vaste of in tijdelijke dienst.
Ingevolge het derde lid, aanhef en onder f, kan aanstelling in tijdelijke dienst slechts plaats hebben voor een proeftijd van niet langer dan een jaar, ten hoogste met nog een jaar te verlengen. In bijzondere gevallen kan op verzoek van de ambtenaar de proeftijd na twee jaren nog uiterlijk met een jaar worden verlengd.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van Regeling ambtenarenrechtspraak is ambtenaar in de zin van deze landsverordening en de daarop berustende landsbesluiten en beschikkingen hij, die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst om in de Nederlandse Antillen, ten kabinette van de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen in Nederland, dan wel op een of meer eilanden van de Nederlandse Antillen werkzaam te zijn.
Ingevolge het vierde lid zijn, tenzij het tegendeel blijkt, in deze landsverordening onder ambtenaren gewezen ambtenaren begrepen.
Ingevolge artikel 3 oordeelt bij uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenarenzaken en in hoger beroep de raad van beroep in ambtenarenzaken over de beschikkingen, handelingen en weigeringen (om te beschikken of te handelen) ten aanzien van ambtenaren als zodanig, hun nagelaten betrekkingen en rechtverkrijgenden door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken.
Ingevolge het tweede lid, verstaan deze landsverordening en de daarop berustende landsbesluiten en beschikkingen, onder “gerecht” het gerecht in ambtenarenzaken; onder "raad" de raad van beroep in ambtenarenzaken.
Bij Landsbesluit van 25 maart 2013 is appellant met toepassing van artikel 5, derde lid, onderdeel f, van de Lma, met ingang van 1 april 2013 tot 1 april 2016 benoemd in tijdelijke dienst in de functie van beleidsmedewerker bij het parket van de procureur-generaal in Sint Maarten.
Appellant is (inmiddels gewezen) ambtenaar in de zin van de Regeling ambtenarenrechtspraak. De gestelde schade-toebrengende handeling, te weten het niet tijdig verstrekken van informatie door de minister als ambtelijke wekgever is een (weigering om te) handelen als bedoeld in genoemd artikel 3. Daarover is derhalve is in eerste aanleg bij uitsluiting het Gerecht in ambtenarenzaken en in hoger beroep de Raad van Beroep in ambtenarenzaken bevoegd om te oordelen en niet het Gerecht en in hoger beroep het Hof, oordelend op grond van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Hetzelfde heeft te gelden voor de schriftelijke beslissing van de minister met betrekking tot het verzoek van appellant tot schadevergoeding in verband met de beweerdelijke schadeveroorzakende handeling of weigering daarvan. De algemene bestuursrechter (Lar-rechter) is slechts bevoegd over een beroep tegen een zuiver schadebesluit te oordelen als voldaan is aan de voorwaarden als vervat in de uitspraak van het Hof van 25 januari 2011 (ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQO579). Gelet hierop acht het Hof het geraden de uitspraak van het Gerecht aan te merken als te zijn gegeven met gebruikmaking van de aan de desbetreffende rechter verleende bevoegdheid om te oordelen als Gerecht in ambtenarenzaken. Er kan immers van worden uitgegaan dat deze rechter, die een inhoudelijk oordeel over de zaak heeft gegeven, tot datzelfde oordeel was gekomen als dat oordeel was gegeven als rechter oordelend als Gerecht in ambtenarenzaken. Doorzending naar dat college zou derhalve slechts tot een nodeloze verdere vertraging leiden. De Raad van Beroep in ambtenarenzaken is bij uitsluiting bevoegd om van het tegen die uitspraak ingestelde hoger beroep kennis te nemen, zodat doorzending naar dat college dient plaats te vinden.
De conclusie is dat het Hof onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen en het hogerberoepschrift ter behandeling zal doorzenden naar de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.
Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
verklaartzich
onbevoegdom van het hoger beroep kennis te nemen;
II.
verstaatdat het Hof aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Naf 450,00 (zegge: vierhonderdvijftig gulden) terugbetaald.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. H.G. Lubberdink, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Saleh
voorzitter
w.g. Beerse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2018
Verzonden: 18 mei 2018