ECLI:NL:OGHACMB:2021:37

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
AUA2020H00030
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in hoger beroep inzake verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, wonend in Aruba, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 4 maart 2020, waarin een verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een beschikking van de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, die op 29 mei 2018 een verzoek om internationale bescherming had afgewezen. De appellant had op 30 november 2019 een bezwaarschrift ingediend en op 16 december 2019 een verzoekschrift tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.

Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft geen van de partijen gebruik gemaakt van het recht om ter zitting te worden gehoord. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten op basis van de relevante artikelen van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het Hof heeft overwogen dat de uitspraak van het Gerecht betreft een verzoek als bedoeld in artikel 54, eerste lid, van de Lar, waartegen geen hoger beroep openstaat. Het Hof heeft eerder in een vergelijkbare zaak geoordeeld dat er geen mogelijkheid is tot hoger beroep tegen dergelijke uitspraken, tenzij er sprake is van ernstige schendingen van de procesorde of fundamentele rechtsbeginselen.

In dit geval heeft het Hof geconcludeerd dat de argumenten van de appellant niet voldoende zijn om aan te nemen dat er sprake is van een situatie die een doorbreking van het appèlverbod rechtvaardigt. Daarom heeft het Hof zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en vastgesteld door de voorzitter en de leden van het Hof, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

AUA2020H00030
Datum uitspraak: 27 januari 2021
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Aruba,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van
4 maart 2020 in zaak nr. AUA201904353, op het verzoek van appellant tot het treffen van een voorlopige voorziening, bedoeld in artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar), hangende het geding tussen:
appellant
en
de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (hierna: de minister).

Procesverloop

Bij beschikking van 29 mei 2018 heeft de minister een verzoek van appellant om internationale bescherming afgewezen.
Op 30 november 2019 heeft appellant daartegen een bezwaarschrift ingediend.
Op 16 december 2019 heeft appellant een verzoekschrift tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
Bij uitspraak van 4 maart 2020 heeft het Gerecht dit verzoek afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.
Geen van de partijen heeft desgevraagd binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna het Hof het onderzoek met toepassing van artikel 37, vijfde lid, in verbinding gelezen met artikel 53c, eerste lid, van de Lar heeft gesloten.
Overwegingen
De uitspraak van het Gerecht, waartegen het hoger beroep zich richt, betreft een uitspraak op een verzoek als bedoeld in artikel 54, eerste lid, van de Lar. Zoals het Hof eerder heeft overwogen (in bijvoorbeeld de uitspraak van 14 januari 2020, ECLI:NL:OGHACMB:2020:99) staat tegen een dergelijke uitspraak geen hoger beroep bij het Hof open.
Voor doorbreking van een appèlverbod kan grond bestaan, als sprake is van een ernstige schending van de eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Wat appellant daarover heeft aangevoerd, biedt geen grond voor het oordeel dat deze situatie zich in dit geval voordoet.
Het Hof is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Meyer-de Beer, griffier.
w.g. voorzitter
w.g. griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2021