In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en schadevergoeding aan [geïntimeerde]. De huurovereenkomst tussen partijen, die op 31 maart 2017 werd gesloten, liep van 1 april 2017 tot 1 september 2017. [appellant] heeft de huurovereenkomst opgezegd per 1 september 2017, wat door [geïntimeerde] werd aanvaard. Na de beëindiging van de huurovereenkomst ontstond er een geschil over de betaling van achterstallige huur en de staat van het gehuurde pand bij oplevering. Het Hof heeft vastgesteld dat [appellant] in zijn hoger beroep ontvankelijk is, omdat hij tijdig beroep heeft ingesteld. Het Hof heeft de grieven van [appellant] tegen de toewijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] verworpen. Het Hof oordeelt dat de verrekening van de huur met de borgsom in strijd is met de huurovereenkomst en dat [geïntimeerde] recht heeft op de gevorderde bedragen. De vordering tot schadevergoeding is ook toewijsbaar, omdat [appellant] zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet is nagekomen. Het Hof bevestigt het bestreden vonnis en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep.