In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met Post Aruba N.V. werd toegewezen. [appellant] had op 25 augustus 2020 een beroepschrift ingediend, waarin hij de beschikking van 14 juli 2020 aanvocht. Hij stelde dat de ontbinding onterecht was en vroeg het Hof om de beschikking te vernietigen en het verzoek tot ontbinding alsnog af te wijzen, of de zaak terug te verwijzen naar de eerste rechter.
Tijdens de zitting op 5 juli 2021 werd de behandeling beperkt tot de vraag naar de ontvankelijkheid van het hoger beroep. [appellant] was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl Post Aruba werd vertegenwoordigd door mr. Kock. Het Hof heeft vastgesteld dat [appellant] in loondienst was bij Post Aruba sinds 4 december 2006, maar dat hij gedurende zijn dienstverband 57 schriftelijke waarschuwingen had ontvangen voor te laat komen. Na een ziekmelding op 6 februari 2020 werd hij op non-actief gesteld vanwege ongeoorloofd afwezig zijn van het werk.
Post Aruba had op 13 maart 2020 een verzoekschrift ingediend om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, wat het Gerecht toewijsde op basis van de structurele te laat komen van [appellant]. [appellant] voerde aan dat er sprake was van een doorbrekingsgrond, omdat het Gerecht buiten het toepassingsgebied van de relevante wetgeving zou zijn getreden. Het Hof verwierp deze argumenten en oordeelde dat de beslissing van het Gerecht juist was, en dat er geen grond was voor een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep. Het Hof verwerpt het hoger beroep en veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure.