ECLI:NL:OGHACMB:2021:250
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake nakoming verplichtingen uit erfenis
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, uitgesproken op 20 april 2020. [Appellant] is in hoger beroep gekomen na een uitspraak die hem in eerste aanleg als gedaagde had aangemerkt. De procedure begon met een akte van appel, ingediend op 29 juni 2020, waarin [appellant] grieven aanvoert tegen het vonnis van het Gerecht. Hij verzoekt het Hof om het vonnis te vernietigen en de vordering van de stichting KORPORASHON PA DI DESAROYO DI KORSOU (Korpodeko) af te wijzen. Korpodeko, de eiseres in eerste aanleg, heeft het appel bestreden en verzocht het vonnis te bevestigen.
De beoordeling van het Hof richt zich op de vraag of het bestreden vonnis terecht is gewezen, met name in het licht van de oproeping van [appellant] en de tijdigheid van het appel. Het Hof concludeert dat de oproeping niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, waardoor de grieven van [appellant] slagen. Het Hof besluit de zaak zelf af te doen, waarbij het de vordering van Korpodeko op basis van onrechtmatige daad beoordeelt. Het Hof overweegt dat de vordering van Korpodeko niet zonder meer kan worden toegewezen, omdat er onvoldoende bewijs is dat [appellant] op de hoogte was van de verplichtingen van zijn ouders en dat hij opzettelijk heeft meegewerkt aan een constructie om Korpodeko te benadelen.
Het Hof laat Korpodeko toe tot het leveren van bewijs en verwijst de zaak naar de digitale rol voor verdere behandeling. De uitspraak is gedaan door de rechters M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en J. de Boer en is op 1 juni 2021 in het openbaar uitgesproken.