2.1In hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten, zoals vastgesteld door het Gerecht (zie rov. 3.1 tot en met 3.20 van de bestreden beschikking).
2.1.1 [appellant] is op 1 januari 1995 als junior accountmanager in dienst getreden bij een van de rechtsvoorgangers van RBC (ABN Amro bank), aanvankelijk tot 31 december 1995 doch daarna voor onbepaalde tijd ingaande 1 januari 1996. De arbeidsovereenkomst met [appellant] is daarna telkens door de rechtsvoorgangers van RBC, ABC Bank en RBTT, en RBC overgenomen met alle rechten en verplichtingen.
2.1.2Krachtens artikel 2 van de arbeidsovereenkomst is [appellant] deelnemer geworden van een pensioenstichting (Stichting Pensioenfonds RBTT Bank, hierna: pensioenfonds). De in de pensioenstichting van ABN Amro door [appellant] opgebouwde pensioenaanspraken zijn met haar instemming overgedragen aan voornoemd pensioenfonds.
2.1.3RBC en haar rechtsvoorgangers hebben ten behoeve van hun werknemers collectieve pensioenverzekeringsovereenkomsten afgesloten met Ennia, waaronder een Defined Benefit polis voor [appellant]. Een Defined Benefit polis (hierna: DB plannen) betreft een pensioenplan/-regeling met gegarandeerde pensioenuitkering waarvan de hoogte vooraf vast ligt. Naast de DB plannen heeft RBC ook nog een aantal Defined Contribution polissen afgesloten met Ennia. Een Defined Contribution polis (hierna: DC plannen) betreft een spaarregeling waarvan de hoogte afhankelijk is van de betaalde premie en beleggingsopbrengsten. [appellant] heeft in 2014 en augustus 2016 een bewijs van deelneming ontvangen van Ennia.
2.1.4Per 2017 is RBC overgestapt van Ennia naar pensioenverzekeraar Guardian. In september 2017 maakt Ennia de aanspraken met betrekking tot de DC plannen over aan RBC. Op 23 oktober 2017 maakt Ennia de aanspraken met betrekking tot de DB plannen, waaronder die van [appellant], over aan RBC.
2.1.5Bij brief van 27 november 2017 heeft RBC aan Ennia medegedeeld dat zij duidelijk had gemaakt dat zij de DB plannen niet aan Guardian wilde overdragen maar dat de DB plannen bij Ennia zouden moeten blijven. Ennia is verzocht een bankrekening nummer op te geven voor het terugstorten van de gelden. Het was de bedoeling van RBC om alleen de toekomstige pensioenopbouwen bij Guardian onder te brengen.
2.1.6Dit leidde uiteindelijk tot een procedure tussen RBC en Ennia (CUR201801330) met als inzet een verklaring voor recht dat de pensioenopbouw met betrekking tot de DB polis 6594/187, gerekend tot en met 31 december 2016, waaronder de DB polis van [appellant], bij Ennia zal verblijven en dat de werknemers en ex-werknemers van RBC hun aanspraken voor wat betreft de tot en met 31 december 2016 opgebouwde (pensioen)rechten, zullen behouden.
2.1.7Op 22 oktober 2019 vindt er een gesprek plaats tussen RBC en [appellant] waarbij [appellant] wordt medegedeeld dat RBC wil overgaan tot de beëindiging met wederzijds goedvinden van de arbeidsovereenkomst tussen partijen onder aanbieding van een beëindigingsvergoeding berekend met gebruikmaking van de kantonrechtersformule.
2.1.8Bij brief van 24 oktober 2019 wordt schriftelijk bevestigd dat RBC wil overgaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst en wordt [appellant] tot 14 november 2019 in de gelegenheid gesteld om op het voorstel van RBC te reageren.
2.1.9Bij brief van 12 november 2019 kaart [appellant] onder meer de kwestie van haar pensioen aan.
2.1.10Bij brief van 14 november 2019 licht RBC toe op welke wijze zij de beëindigingsvergoeding heeft vastgesteld, maar gaat niet in op de kwestie van het pensioen van [appellant]. In de daarop volgende briefwisseling ontvangt [appellant] niet de door haar gewenste informatie over haar pensioenrechten betreffende:
- de verzekeringsmaatschappij waar haar pensioenrechten zijn verzekerd;
- de berekening van de opgebouwde pensioenrechten tot de datum van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
2.1.11Bij brief van 2 december 2019 schrijft [appellant] dat zij het beëindigingsvoorstel aanvaardt, maar dat zij nog niet kan overgaan tot ondertekening daarvan voordat de pensioenkwestie is opgehelderd.
2.1.12Bij brief van 12 december 2019 stuurt RBC het Defined Benefit Plan aan [appellant] toe met de mededeling dat op basis daarvan de pensioenrechten van [appellant] duidelijk zijn. In de daarop volgende briefwisseling wijst [appellant] RBC er op dat het Defined Benefit Plan nog meer vragen oproept en benadrukt zij dat haar grootste zorg haar pensioenrechten zijn.
2.1.13In de in 2.1.6 bedoelde procedure (CUR201801330) heeft het Gerecht op 16 december 2019 vonnis gewezen. Daarbij is de door RBC gevorderde verklaring voor recht afgewezen. RBC heeft hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis. Deze hoger beroepszaak (CUR2020H00021) is thans in staat van wijzen, maar er is nog geen vonnis uitgesproken.
2.1.14Bij brief van 20 december 2019 stuurt RBC een door haar getekende (herziene) beëindigingsovereenkomst aan [appellant] met het verzoek om die voor 24 december 2019 te ondertekenen. In de beëindigingsovereenkomst heeft RBC een bepaling opgenomen waarin een garantie ter zake van de pensioenaanspraken van [appellant] is opgenomen.
2.1.15Bij brief van 24 december 2019 bevestigt [appellant] dat zij het beëindigingsvoorstel inclusief de gewijzigde beëindigingsdatum aanvaardt en stelt zij een aantal vragen over onder meer de in 2.1.14 bedoelde garantie.
2.1.16Op 13 januari 2020 vindt er een bijeenkomst plaats tussen partijen waarbij door RBC aan [appellant] informatie wordt gegeven over het Defined Benefit Plan. Tijdens die bijeenkomst krijgt [appellant] te horen van de actuaris, [naam 3], dat de pensioenrechten- en accessoire rechten van [appellant] vanaf 2017 niet zijn verzekerd.
2.1.17Bij brief van 27 januari 2020 verzoekt [appellant] uitbetaling van haar salaris over de maand januari 2020 alsmede haar jubileumgratificatie.
2.1.18Bij brief van 31 januari 2020 ontvangt [appellant] een verslag van [naam 3] ter zake de in 2.1.16 bedoelde bijeenkomst.
2.1.19Bij brief van 21 februari 2020 schrijft [appellant] dat zij de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst wil afwikkelen en dat zij erop staat dat RBC haar het bewijs verstrekt dat haar pensioenrechten zijn verzekerd alvorens zij de beëindigingsovereenkomst ondertekent.
2.1.20Bij brief van 30 maart 2020 bericht RBC aan [appellant] dat in verband met de gerechtelijke procedure er geen definitief antwoord kan worden gegeven op de vraag wie de verzekeringsmaatschappij is noch een verzekeringsbewijs door een verzekeringsmaatschappij kan worden verstrekt.