In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep inzake schadevergoeding bij erfpacht. De zaak betreft een geschil tussen de gezamenlijke erfgenamen van een overledene, vertegenwoordigd door een deelgenoot, en het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB). De appellanten hebben in eerste aanleg de geldigheid van de erfpacht betwist, waarbij het Hof in eerdere tussenvonnissen heeft uiteengezet dat de erfpachters geen beroep kunnen doen op de bescherming van de wet vanwege een bevoegdheidsgebrek bij de vestiging van het erfpachtrecht. Het Hof heeft vastgesteld dat de situatie na vijfentwintig jaar zodanig is dat de kosten om het terrein leeg te opleveren niet in verhouding staan tot het belang van de appellanten om schadeloos te worden gesteld. De appellanten hebben hun eis gewijzigd en een subsidiaire vordering tot schadevergoeding ingediend, die door het Hof is toegestaan. Het Hof heeft de waarde van de grond in onbebouwde staat toewijsbaar geacht en OLB opgedragen om een taxateur aan te wijzen voor de waardebepaling. Daarnaast is het Hof voornemens om de gevorderde bedragen aan erfpachtcanon toe te wijzen als winstafdracht. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere akte uitlating, waarbij partijen het taxatierapport kunnen inbrengen. Het Hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.