Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
Op 8 april 2019 heeft [appellante] beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek. Bij uitspraak van 24 mei 2019 heeft het Gerecht dat beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen binnen 4 weken alsnog op het verzoek van 6 mei 2015 te beslissen.
Bij beschikking van 24 juli 2019 heeft de minister afwijzend op het verzoek beslist. Bij uitspraak van 30 maart 2020 heeft het Gerecht het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Verder voert [appellante] aan dat zij er op mocht vertrouwen dat de minister over zou gaan tot uitgifte van het perceel in erfpacht. Het kadaster heeft [appellante] er namelijk van op de hoogte gesteld dat opdracht was gegeven het perceel van een meetbrief te voorzien in verband met de erfpachtuitgifte. Naar aanleiding daarvan heeft [appellante] het kadaster betaald voor de meetbrief. Dat de minister die opdracht later heeft ingetrokken, is niet aan [appellante] medegedeeld. Daarnaast heeft [appellante] een conceptbesluit gezien waarin is besloten tot uitgifte van het perceel in erfpacht tegen een erfpachtcanon van NA
f480,-. [Appellante] heeft dat bedrag ook betaald aan de belastingdienst.
Op grond van artikel 7, tweede lid, aanhef en onder c, van de Landsverordening administratieve rechtspraak Sint-Maarten (hierna: de Lar) staat geen beroep open tegen een beschikking die aan goedkeuring is onderworpen en evenmin – onderdeel f van het tweede lid - tegen een beschikking ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling, met uitzondering van een beschikking houdende weigering van een goedkeuring van een dergelijke beschikking.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat de bestreden beschikking valt onder de uitzondering van artikel 7, tweede lid, aanhef en onder f, zodat daartegen beroep openstaat bij de bestuursrechter. Anders dan het Gerecht is het Hof van oordeel dat de bestreden beschikking van de minister niet is en niet kan worden aangemerkt als een beschikking houdende
weigering van goedkeuringvan een beschikking tot voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling, als bedoeld in de tweede volzin van artikel 7, tweede lid, onder f, van de Lar. Met 'goedkeuring' is blijkens de memorie van toelichting bij de Lar gedoeld op wettelijk vereiste goedkeuring in het kader van toezicht door een hoger bestuursorgaan op beschikkingen van een lager bestuursorgaan. De minister heeft in de bestreden beschikking geen goedkeuring onthouden aan een voorgenomen besluit van een lager bestuursorgaan. Dit betekent dat tegen de bestreden beschikking geen beroep openstaat bij de bestuursrechter. Het Gerecht, oordelend als bestuursrechter op grond van de Lar, heeft zich dan ook ten onrechte bevoegd geacht te oordelen over de (on)rechtmatigheid van de bestreden beschikking.
Beslissing
verklaarthet hoger beroep van [appellante]
gegrond;
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 13 maart 2020 in zaak nr. SXM201900985;
verklaarthet Gerecht
onbevoegdte oordelen op het door [appellante] ingestelde beroep;
gelastdat de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van NA
f300,- vergoedt.