ECLI:NL:OGHACMB:2021:207

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
SXM2019H00132, SXM2019H00133, SXM2019H00134, SXM2020H00003 en SXM2020H00004
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffing premie ziekteverzekering en ongevallenverzekering; verantwoordelijkheden werkgever bij premieafdracht

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de naheffing van premies voor ziekte- en ongevallenverzekering door het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen (USZV) aan Trimerit N.V. De zaak betreft de verantwoordelijkheden van werkgevers bij het berekenen en afdragen van premies op basis van het verwachte dagloon. Trimerit N.V. had eerder bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen die door USZV waren opgelegd, maar deze bezwaren werden door het Gerecht in eerste aanleg ongegrond verklaard. Trimerit N.V. ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zittingen, die plaatsvonden in Curaçao, werd Trimerit N.V. vertegenwoordigd door mr. G.J. Bergman, terwijl USZV werd vertegenwoordigd door mr. D.C. Daal en later mr. M.M. Hofman-Ruigrok. Het Hof heeft de argumenten van Trimerit N.V. beoordeeld, waaronder de stelling dat USZV ten onrechte het premieloon had vastgesteld en dat het rapport van USZV ondeugdelijk was. Het Hof concludeerde dat de werkgever verantwoordelijk is voor het berekenen van de premies en dat USZV enkel controleert of de opgave van de werkgever juist is.

Het Hof bevestigde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd en dat de door Trimerit N.V. aangevoerde gronden niet opgingen. De uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg werd bevestigd, en het hoger beroep van Trimerit N.V. werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in het kader van de sociale verzekeringen en de rol van USZV in het toezicht op de premieafdracht.

Uitspraak

SXM2019H00132, SXM2019H00133, SXM2019H00134, SXM2020H00003 en SXM2020H00004
Datum uitspraak: 11 augustus 2021
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap Trimerit N.V., gevestigd in Sint Maarten,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, van 19 november 2019 in zaaknummers SXM201801398, SXM201801399, SXM201801401, SXM201801402 en SXM201801403, in het geding tussen:
Trimerit N.V.
en
het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen (hierna: USZV)

Procesverloop

Bij beschikkingen van 29 juni 2016 heeft USZV aan Trimerit N.V., voor zover nu van belang, naheffingsaanslagen premie ziekteverzekering en ongevallenverzekering opgelegd.
Bij beschikkingen van 24 september 2018 heeft USZV de daartegen door Trimerit N.V. gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 november 2019 (hierna: de aangevallen uitspraak) heeft het Gerecht de door Trimerit N.V. daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen de aangevallen uitspraak heeft Trimerit N.V. hoger beroep ingesteld.
USZV heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld in Curaçao op 20 augustus 2020. Trimerit N.V., vertegenwoordigd door mr. G.J. Bergman, en USZV, vertegenwoordigd door mr. D.C. Daal en [werknemer van USZV], zijn verschenen. Zij hebben aan de zitting deelgenomen via een videoverbinding met Sint Maarten.
Het Hof heeft het onderzoek bij brief van 4 november 2020 heropend.
Het Hof heeft de zaak nader ter zitting behandeld op 2 juni 2021.Trimerit N.V., vertegenwoordigd door mr. G.J. Bergman, en USZV, vertegenwoordigd door mr. M.M. Hofman-Ruigrok en [werknemer van USZV], zijn verschenen. Zij hebben aan de zitting deelgenomen via een videoverbinding met Sint Maarten.

Overwegingen

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de van de Landsverordening ziekteverzekering (hierna: de LZV) onderscheidenlijk de Landsverordening ongevallenverzekering (hierna: de LOV) stellen een werkgever en een werknemer bij aanvang van het dienstverband een dagloon vast. Op grond van het vierde lid kan USZV, al dan niet op verzoek van de werkgever of de werknemer, het dagloon wijzigen. Van een dergelijke beslissing moeten de werkgever en de werknemer schriftelijk en met redenen omkleed op de hoogte worden gesteld.
In artikel 8, tweede lid, van de LZV onderscheidenlijk de LOV is bepaald dat de premie wordt berekend naar een percentage van het dagloon van de werknemer.
Op grond van artikel 8d van de LZV en artikel 8c van de LOV is USZV bevoegd om te weinig afgedragen premie door middel van een aanslag na te heffen bij de werkgever.
USZV heeft over de jaren 2011 tot en met 2015 een looncontrole gedaan bij Trimerit N.V. ter bepaling van de loonsommen voor de heffing van premie. Hiervan is een rapport opgemaakt, gedateerd 6 juni 2016 (hierna: het rapport). Op basis van het rapport heeft USZV aan Trimerit N.V. bij de in bezwaar gehandhaafde beschikkingen van 29 juni 2016 aanslagen voor te weinig afgedragen premie over de jaren 2011 tot en met 2015 opgelegd.
Trimerit N.V. heeft in hoger beroep, voor zover nog van belang, ten eerste aangevoerd dat het Gerecht haar beroepsgrond over het ontbreken van een wettelijke grondslag voor het opleggen van de naheffingsaanslagen onjuist heeft geïnterpreteerd en daardoor ten onrechte heeft verworpen.
3.1.
Anders dan Trimerit N.V. betoogt, volgt noch uit de LZV noch uit de LOV dat USZV alleen gebruik mag maken van de bevoegdheid om te weinig afgedragen premie door middel van het opleggen van een aanslag na te heffen, indien voorafgaand daaraan het dagloon overeenkomstig artikel 2, vierde lid, van de LZV onderscheidenlijk de LOV door USZV is gewijzigd. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om de premies te berekenen en af te dragen op basis van het aan de hand van het loon en het verwachte gemiddelde aantal werkuren per week vast te stellen dagloon. Het Gerecht heeft terecht overwogen dat USZV met het opleggen van een aanslag niet treedt in het tussen de werkgever en de werknemer vastgestelde dagloon, maar alleen vaststelt of de opgave van de werkgever juist is geweest. Het door Trimerit N.V. veronderstelde verband tussen enerzijds artikel 2, vierde lid, van de LZV onderscheidenlijk de LOV en anderzijds de artikelen 8, tweede lid, en 8d van de LZV en 8c van de LOV, kan uit de LZV en de LOV niet worden afgeleid. Het Hof wijst er daarbij op dat de bevoegdheid van artikel 2, vierde lid, van de LZV onderscheidenlijk de LOV ertoe dient om een geschil over het dagloon tussen de werknemer en de werkgever door een onafhankelijke derde (USZV) te laten beslechten. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van het Hof van 24 januari 2018 (ECLI:NL:OGHACMB:2018:24).
4. Trimerit N.V. heeft ten tweede aangevoerd dat het Gerecht ten onrechte haar beroepsgrond heeft verworpen dat USZV het premieloon ten onrechte heeft vastgesteld aan de hand van een zuiver voljaarloon, zoals gehanteerd bij de heffing van loonbelasting. In het kader van de LZV en de LOV moet de premie worden vastgesteld aan de hand van het dagloon, vermenigvuldigd met het aantal dagen dat de desbetreffende werknemer in enig kalenderjaar een dienstverband had, aldus Trimerit N.V.
4.1.
Het Hof stelt vast dat uit de gedingstukken blijkt dat, anders dan Trimerit N.V. lijkt te veronderstellen, USZV bij de berekening van het premieloon van elke individuele werknemer wel rekening heeft gehouden met het (wettelijke) voorschrift dat geen premies worden geheven over het loon dat uitgaat boven het maximale premieloon.
5. Ten derde heeft Trimerit N.V. aangevoerd dat het Gerecht ook haar beroepsgrond dat het rapport ondeugdelijk is vanwege het ontbreken van een gespecificeerde opgave van het door USZV gecorrigeerde dagloon per werknemer, ten onrechte heeft verworpen. Uit het rapport blijkt niet welke looncomponenten per werknemer volgens USZV ontbreken, zodat het voor haar onmogelijk is om vast te stellen of de voorgestelde correcties juist zijn.
5.1.
Uit het rapport blijkt dat USZV, op basis van de door Trimerit N.V. aangeleverde financiële gegevens, heeft onderzocht of voldoende premie is afgedragen. In het rapport wordt uiteengezet aan de hand van welke looncomponenten het premieloon is berekend. In 5.2 van het rapport staan de negen codes vermeld van de looncomponenten die voor de jaren 2011 tot en met 2014 in de door Trimerit N.V. aangeleverde gegevens zijn opgenomen. In de tweede tabel van bijlage 4 staan de zes codes voor het jaar 2015 vermeld. De looncontroleur merkt op dat "de werkgever per abuis niet alle looncomponenten meeneemt ter bepaling van de loonsom welke van belang is voor het bepalen van de (…) premies". In de (twee) tabellen van bijlage 4 heeft de looncontroleur een (volledig) overzicht opgenomen van de betalingen per code die volgens USZV als looncomponenten moeten worden aangemerkt. Trimerit N.V. is na de ontvangst van het rapport door USZV in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Zij had daarbij kunnen opwerpen dat bepaalde betalingen ten onrechte tot het premieloon zijn gerekend. Indien Trimerit N.V. daarin op een of meer punten gelijk zou hebben, zou dat hebben geleid tot wijziging van het premieloon per werknemer en dus van de door haar verschuldigde premies. Dat in het rapport een specificatie van de gebruikte looncomponenten per werknemer ontbreekt, maakt daarom niet dat het onderzoek van USZV onzorgvuldig is geweest. Dat Trimerit N.V. van de gelegenheid om te reageren geen gebruik heeft willen maken, komt voor haar rekening en risico.
5.2.
Ter nadere zitting in hoger beroep heeft Trimerit N.V. de "Food & Transportation Allowance" genoemd als betaling die volgens haar ten onrechte als looncomponent is aangemerkt. Zij heeft dit echter niet onderbouwd. Reeds om die reden gaat het Hof hieraan voorbij.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. B.J. van Ettekoven, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.S. van der Heide, griffier.
w.g. Saleh
voorzitter
w.g. Van der Heide
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2021.