ECLI:NL:OGHACMB:2021:178

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
AUA2020H00084
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzake heropening van het geding en hoger beroep in civiele zaak

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, wonende in Aruba, had in eerste aanleg een herroeping gevorderd van een eerder vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, dat op 20 april 2020 was uitgesproken. Dit vonnis had betrekking op een bevel tot betaling van Afl. 11.500,-, dat op 1 juni 2011 was uitgevaardigd. De appellant was van mening dat het eerdere vonnis onterecht was en heeft grieven aangevoerd in zijn memorie van grieven, ingediend op 23 juli 2020.

De geïntimeerde, New India Assurance Representative N.V., heeft geen memorie van antwoord ingediend en heeft in haar pleitnota geconcludeerd dat het Hof de appellant niet-ontvankelijk zou verklaren in zijn hoger beroep. Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het bestreden vonnis van het Gerecht niet vatbaar is voor hoger beroep, zoals bepaald in artikel 388 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit appelverbod kan niet worden doorbroken, aangezien er geen erkende gronden zijn voor een dergelijke doorbreking.

Uiteindelijk heeft het Hof de appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep en hem veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 2.250,-. Deze uitspraak is gedaan door de rechters M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en J. de Boer, en is ter openbare terechtzitting uitgesproken in Aruba.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2021 Vonnis no.:
Registratienummers: AUA201703976 – AUA2020H00084
Uitspraak: 8 juni 2021 (bij vervroeging)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van
[APPELLANT],
wonende in Aruba,
in eerste aanleg eiser tot herroeping, thans appellant,
hierna: [Appellant],
gemachtigde: mr. G. de Hoogd (gedesisteerd per 2 juni 2021),
tegen
de naamloze vennootschap
NEW INDIA ASSURANCE REPRESENTATIVE N.V.,
gevestigd in Aruba,
in eerste aanleg gedaagde, thans geïntimeerde,
hierna: New India,
gemachtigde: mr E.J.M. Lotter Homan.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel, ter griffie ingediend op 11 juni 2020 en eerder per e-mail op 10 juni 2020, is [Appellant] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 20 april 2020 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij memorie van grieven, ingekomen op 23 juli 2020, heeft [Appellant] grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof dat vonnis zal vernietigen en de vordering van [Appellant] alsnog zal toewijzen, met veroordeling van New India in de kosten van de beide instanties.
1.3
New India heeft geen memorie van antwoord ingediend.
1.4
Op de digitale rol van 19 januari 2021 hebben partijen schriftelijke pleitnotities ingediend. Haar pleitnota heeft New India afgesloten met een conclusie die ertoe strekt geconcludeerd dat het Hof [Appellant] in zijn appel niet-ontvankelijk zal verklaren, althans dat appel zal verwerpen, en de gemachtigde van [Appellant] (al dan niet hoofdelijk met [Appellant]) zal veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, of enig ander bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente.
1.5
New India heeft daarna nog een akte genomen.
1.6
Vonnis is gevraagd en (bij vervroeging) bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
In eerste aanleg heeft [Appellant] de herroeping gevorderd van het tussen partijen gewezen vonnis op verzet van 27 maart 2013, waarbij het op 1 juni 2011 bij verstrek tegen [Appellant] uitgevaardigde bevel tot betaling van een bedrag van Afl. 11.500,-,vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten werd bevestigd.
2.2
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vordering afgewezen.
2.3
Op een eis tot herroeping zoals door [Appellant] gedaan volgt eerst een beslissing tot (al dan niet) heropening van het geding als bedoeld in de artikelen 387 en 388 Rv. Het bestreden vonnis heeft dan ook als zodanig te gelden. Wat er verder zij van de door het Gerecht gegeven motivering, het bestreden vonnis is ingevolge artikel 388 lid 2 Rv niet vatbaar voor hoger beroep en dat appelverbod kan – nu cassatieberoep mogelijk was geweest – niet worden doorbroken op een van daartoe in de rechtspraak erkende gronden (HR 21 september 2012, ECLI:NL:HRBW4896, NJ 2013/351). Of [Appellant] een degelijke grond heeft gesteld – en zo ja: welke – kan dan in het midden blijven.
2.4 [
Appellant] zal daarom in zijn beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.5
Het Hof zal bij de proceskostenveroordeling uitgaan van 1,5 punt van het liquidatietarief 4, zijnde Afl. 2.250,-, en niet van de door New India gevorderde daadwerkelijk gemaakte kosten ad Afl. 3.730,35. Ook toepassing van artikel 64 Rv blijft achterwege.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verklaart [Appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen het vonnis van 20 april 2020;
veroordeelt [Appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van New India gevallen en tot aan deze uitspaak begroot op Afl. 2.250.-.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 8 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.