Uitspraak
2. de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (hierna: de minister),
2. [wederpartij sub 2],
3. [wederpartij sub 3],
4. [wederpartij sub 4],
5. [wederpartij sub 5],
6. [wederpartij sub 6],
allen wonend in [woonplaats],
(hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [wederpartij]),
Procesverloop
Overwegingen
Inleiding
Het procesbelang in hoger beroep
"Het aanhangig zijn van beroep tegen een beschikking laat een bestaande bevoegdheid tot intrekking of wijziging van die beschikking onverlet.
Artikel 9b van de Lar, voor zover hier van belang, luidt:
"1. Indien een bestuursorgaan een beschikking als bedoeld in artikel 9a heeft gegeven, heeft het beroep mede betrekking op de nieuwe beschikking, tenzij deze geheel aan het beroep tegemoet komt.
[...]
4. Intrekking van de bestreden beschikking staat niet in de weg aan vernietiging van die beschikking, indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft."
Artikel 16, tweede lid, van de Lar luidt:
"De dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt, geldt als de dag waarop deze is gegeven."
Artikel 51 van de Lar luidt:
"1. De uitspraak van het Gerecht wordt zo spoedig mogelijk openbaar gemaakt door mededeling daarvan in een openbare zitting van het Gerecht.
2. Van de uitspraak van het Gerecht zendt de griffier onverwijld na de openbaarmaking daarvan kosteloos een door hem getekend afschrift aan partijen."
Verder voeren zij aan dat het Gerecht het overgangsrecht van het EOP onjuist heeft toegepast. In het EOP is namelijk bepaald dat indien er strijd is tussen een verkavelingsplan en het EOP, het verkavelingsplan buiten toepassing moet worden gelaten. Het Gerecht heeft daarom ook ten onrechte overwogen dat op een van de percelen alleen bebouwing ten behoeve van detailhandel en dienstverlening is toegestaan en dus geen bebouwing voor woondoeleinden, zoals appartementen.
"Toegestaan zijn bebouwing en andere voorzieningen ten behoeve van:
1.woondoeleinden;
2. bedrijfsdoeleinden:
3. detailhandelsdoeleinden;
4. dienstverleningsdoeleinden;
[...]"
Artikel 3, tweede lid, onder h, luidt:
"Indien bouwvergunning of bestemmingswijziging wordt aangevraagd voor de bouw van een flat op een bouwperceel, waarop slechts 1 woning staat of mag worden gebouwd, geldt, indien er geen andere stedenbouwkundige beletselen zijn, als uitgangspunt, dat:
1. per woning in die flat tenminste een oppervlakte van 200 m² van het bouwperceel beschikbaar moet zijn;
2. per woning in die flat tenminste 1 parkeerplaats op het bouwperceel beschikbaar moet zijn.
Artikel 20, vijfde lid, van het EOP luidt:
"a. Rechtsgeldige verkavelingsplannen, welke tot stand zijn gekomen op grond van paragraaf 10 van de Bouw- en woningverordening 1935 of op grond van de overgangsregeling van hoofdstuk XIV EROC [Eilandsverordening Ruimtelijke Ontwikkelingsplanning Curaçao] blijven van kracht behoudens intrekking of wijziging ervan op de wijze, zoals voor beide typen van verkavelingsplannen gebruikelijk was.
b. Voor zover de globale of uitgewerkte bestemmingsvoorschriften niet overeenstemmen met de onder a bedoelde verkavelingsplannen, blijven deze laatste buiten toepassing."
Verder staat vast dat het gedeeltelijk herziene verkavelingsplan nooit volledig is gerealiseerd, in die zin dat de op de plantekeningen P.A. 306 en ADV 92-93 ontworpen kavels ook daadwerkelijk als zodanig kadastraal zijn uitgemeten. Ter zitting is namens de minister desgevraagd toegelicht dat het verkavelingsplan uitging van 32 kavels en dat er uiteindelijk ongeveer veertien kavels niet zijn uitgemeten. Tot die niet uitgemeten kavels behoren ook de percelen waarop Stadsrust voornemens is te gaan bouwen.
Dat in het verkavelingsplan is opgenomen dat per kavel niet meer dan één woonhuis mag worden gebouwd, leidt niet tot een ander oordeel. Hierbij is van belang dat onderscheid wordt gemaakt tussen de begrippen "perceel", "bouwperceel" en "kavel". In dit geval is het verkavelingsplan niet volledig gerealiseerd. Van de 32 kavels zijn er veertien niet uitgemeten. Deze niet uitgemeten kavels vormen tezamen een aanzienlijke oppervlakte. Voordat gebouwd kan worden, dienen de niet uitgemeten kavels te worden verkaveld en uitgemeten. Alsdan ontstaan bouwpercelen als bedoeld in het EOP. Een kavel als bedoeld in het verkavelingsplan kan in zoverre niet gelijk worden gesteld met een bouwperceel als bedoeld in het EOP. Daarbij is ook van belang dat met het EOP mede is beoogd de inbreiding van bebouwing en verdichting van het stedelijk gebied, juist om te voorkomen dat natuurgrond moet worden gebruikt voor stedelijke bebouwing. Het is daarom onwenselijk de regels van het verkavelingsplan zo uit te leggen dat bebouwing ten behoeve van woondoeleinden op grotere percelen onmogelijk zou zijn. Dit betoog van Stadsrust en de minister slaagt.
f700,- (voor het verschijnen ter zitting).
Beslissing
bevestigtde aangevallen uitspraak;
veroordeeltde minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met het hoger beroep van de minister opgekomen proceskosten tot een bedrag van NA
f700,-, geheel toe te kennen voor door een derde verleende rechtsbijstand.