6.3.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6.4.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
bevestigtde aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Saleh
voorzitter
w.g. Beerse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2019
Eilandelijk OntwikkelingsplanArtikel 3. Stedelijk woongebied
Doeleindenomschrijving:
1. De gronden die op de bestemmingskaart no. 1 als zodanig zijn aangegeven, zijn bestemd voor handhaving en versterking van stedelijk woongebied van Curaçao.
Omdat de schaarse financiële middelen en ruimte zo doelmatig mogelijk moeten worden gebruikt en ter bescherming van waardevolle natuurgebieden en open ruimtes, dient de spreiding van bebouwing en infrastructuur op Curaçao te worden beperkt. De verdere ontwikkeling van stedelijke functies dient daarom plaats te hebben binnen het op de bestemmingskaart no. 1 aangegeven stedelijk woongebied. In dit gebied dient de ontwikkeling van een optimaal en goed op elkaar afgestemd woon- en werkklimaat te worden nagestreefd.
De verdere ontwikkeling van dit gebied mag niet ten koste gaan van de ontwikkeling van de Binnenstad, maar dient deze juist aan te vullen en te ondersteunen.
Beschrijving in hoofdlijnen van de wijze waarop de doeleinden worden nagestreefd:
2. b. Ten einde de bestaande infrastructuur efficiënter te benutten wordt gestreefd naar verdichting van het bestande stedelijk woongebied door het bevorderen van invulplannen.
Voor zover het bestemmingsvlakken betreft, waarin Willemstad en
Tera Cora zijn gelegen, geldt hierbij als uitgangspunt bij het ontwikkelen van woningbouwplannen, dat gestreefd wordt naar het bereiken van een woningdichtheid per buurt van:
1. 15 tot 30 woningen per ha., voor zover het buurten met overwegend volkswoningen betreft;
2. 6 tot 20 woningen per ha. in andere buurten dan onder 1 genoemd.
c. Indien bouwvergunning wordt aangevraagd voor bebouwing met een grotere of lagere dichtheid dan onder b. genoemd, dient een afweging plaats te vinden tussen het met die afwijkende dichtheid te dienen belang en:
in het geval van een lagere dichtheid het belang van doelmatig ruimtegebruik;
in geval van een hogere dichtheid de mogelijke vermindering van de woonkwaliteit en de mogelijke hinder of ontsiering voor de omgeving.
h. Indien bouwvergunning of bestemmingswijziging wordt aangevraagd voor de bouw van een flat op een bouwperceel, waarop slechts 1 woning staat of mag worden gebouwd, geldt, indien er geen andere stedenbouwkundige beletselen zijn, als uitgangspunt, dat:
1. per woning in die flat tenminste een oppervlakte van 200 m² van het bouwperceel beschikbaar moet zijn;
2.
3. per woning in die flat tenminste 1 parkeerplaats op het bouwperceel beschikbaar moet zijn.
Artikel 20. Overgangsrecht
4.
Rechtspositie bij uitgewerkte bestemmingsvoorschriften:
5. a. Rechtsgeldige verkavelingsplannen, welke tot stand zijn gekomen
op grond van paragraaf 10 van de Bouw- en Woningverordening 1935 of op grond van de overgangsregeling van hoofdstuk XIV EROC blijven van kracht behoudens intrekking of wijziging ervan op de wijze, zoals voor beide typen van verkavelingsplannen gebruikelijk was.
b. Voor zover de globale of uitgewerkte bestemmingsvoorschriften niet overeenstemmen met de onder a bedoelde verkavelingsplannen, blijven deze laatste buiten toepassing.
Bebouwingsvoorschriften
deel uitmakende van het verkavelingsplan “Julianadorp – rest” PA 74-35, d.d. 16-9-74
PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
5. Kavel:
De met één woning of ander gebouw te bebouwen, alsmede bij die woning of dat gebouw behorende onbebouwde of met een bijgebouw te bebouwen grond.
PARAGRAAF 11 BESTEMMINGSBEPALINGEN.
Artikel 4
Eengezinshuizen in open bebouwing.
Hieronder worden verstaan eengezinshuizen in ten hoogste één bouwlaag met de bijbehorende niet voor bewonings-, handels- of bedrijfsdoeleinden bestemde bijgebouwen als bergingen, garages e.d. met dien verstande, dat:
a. de oppervlakte van het voor bewoning bestemd gedeelte tenminste 130 m2 moet bedragen;
b. per perceel slechts één bijgebouw mag worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 50 m2;
c. de afstand tot de zijdelingse perceelscheiding tenminste 5 m. moet bedragen.
d.
Bouw- en Woningverordening 1935
Een beslissing tot het verlenen van een voorwaardelijke bouwvergunning of tot gehele of gedeeltelijke weigering is steeds met redenen omkleed en kan slechts gegrond zijn op een of meer van de volgende omstandigheden:
8°. dat het bouwplan in strijd is met de bestemmingsvoorschriften van een ontwikkelingsplan, dan wel de voorschriften behorende bij een goedgekeurd verkavelingsplan waarin de bij de aanvraag betrokken grond is begrepen.
Bouw- en Woningverordening 1935 (oud)
§ 10. Voorschriften bij het oprichten of uitbreiden van woningcomplexen. Artikel 39
1. De eigenaar van gronden, die voornemens is daarop meer dan drie woningen op te richten of te laten oprichten, of het aantal woningen op die gronden tot meer dan drie uit te breiden, is verplicht, alvorens daarmede een aanvang te maken, bij het bestuurscollege een plan van bebouwing in dubbel op een schaal 1 : 1000 in te dienen, aangevende de gronden, die voor wegen zullen worden opengelaten.
2. Het bestuurscollege stelt op het plan het aantal, de richting, de lengte en de breedte van de aan te leggen wegen vast en doet een der dubbelen aan de eigenaar terugzenden.
1. De eigenaar is verplicht op zodanige tijdstippen als naar mate van de voortgang der werkzaamheden telkens door het bestuurscollege zal worden bepaald, de in het tweede lid van het vorig artikel bedoelde wegen te doen aanleggen.
2. De eigenaar is verplicht de aanleg te doen plaats hebben naar de aard van het te bebouwen gedeelte en overeenkomstig de werkwijze als toegepast in de naburige en soortgelijke complexen, in ieder bijzonder geval door het bestuurscollege vast te stellen.
1. Het is verboden op de gronden, bestemd voor de in het tweede lid van artikel 39 bedoelde wegen enig gebouw op te richten, te laten oprichten of te hebben.
2. Wanneer het bestuurscollege besluit in deze gronden greppels, buizen, leidingen, kabels of riolering vanwege het eilandsbestuur te doen aanbrengen, of tot het aanleggen of hebben daarvan aan natuurlijke personen of rechtspersonen vergunning te verlenen, zal, indien omtrent de vergoeding van mogelijke schade of omtrent de aankoop van bedoelde grond geen overeenstemming wordt verkregen, worden overgegaan tot onteigening overeenkomstig de voorschriften van de Onteigeningsverordening (P.B.1935, no.19) zoals deze is of zal worden gewijzigd.
3.
Eilandsverordening Ruimtelijke Ontwikkelingsplanning Curaçao
Met ingang van de datum, waarop deze eilandsverordening in werking treedt of op zodanig ander tijdstip als bij artikel 41, tweede lid, bedoelde eilandsbesluit wordt bepaald, wordt de Bouw- en Woningverordening 1935 (P.B. 1952, nr. 14) gewijzigd als volgt:
k. paragraaf 10 vervalt.
Alle maatregelen getroffen op grond van de bij deze eilandsverordening ingetrokken bepalingen van de Bouw- en Woningverordening 1935 blijven van kracht, behoudens intrekking of wijziging daarvan door het gezag, dat volgens deze verordening daartoe bevoegd is. Onder maatregelen worden mede verstaan de op basis van paragraaf 10 van de Bouw- en Woningverordening 1935 tot stand gekomen verkavelingsplannen.