In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een douane-expediteur, belanghebbende, tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De zaak betreft de vraag of belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding van Afl. 1.198,38 vanwege de handelwijze van de Inspecteur der invoerrechten en accijnzen. De Inspecteur heeft eerder een verzoek om teruggaaf van kosten van bewaking afgewezen, wat leidde tot een beroep bij het Gerecht. Dit Gerecht heeft de teruggaaf van Afl. 3.727,50 toegewezen, maar de schadevergoeding afgewezen omdat belanghebbende de gestelde schade niet voldoende had onderbouwd.
In hoger beroep is enkel de schadevergoeding nog in geschil. Het Hof oordeelt dat de belastingrechter niet bevoegd is om over het verzoek om schadevergoeding te oordelen, omdat de regelgeving in Aruba niet voorziet in de mogelijkheid tot het toekennen van schadevergoeding door de belastingrechter. Een verzoek om schadevergoeding dient bij de burgerlijke rechter te worden ingediend. Het Hof verwijst naar eerdere jurisprudentie die bevestigt dat de belastingrechter alleen bevoegd is voor geschillen die voldoen aan specifieke vereisten, en dat in dit geval niet aan die vereisten is voldaan.
Het Hof verklaart zich derhalve onbevoegd om over het schadevergoedingsverzoek te oordelen en legt de proceskostenveroordeling aan de zijde van belanghebbende af. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 april 2021.