ECLI:NL:OGHACMB:2020:306

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
CUR2019H00105
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de financiële afrekening tussen informeel samenwonenden na beëindiging van hun relatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die in eerste aanleg zijn vorderingen heeft verloren tegen zijn voormalige partner en de vennootschap Fiscom Administratie en Belasting Adviesbureau N.V. De appellant, die in Curaçao woont, heeft in hoger beroep gesteld dat hij recht heeft op een financiële afrekening na de beëindiging van zijn informele relatie met de geïntimeerde. De procedure begon met een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de vorderingen van de appellant werden afgewezen. De appellant heeft in zijn memorie van grieven vijf grieven voorgedragen en verzocht om vernietiging van de eerdere uitspraak.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de appellant en de geïntimeerde hebben van juli 2008 tot augustus 2016 een affectieve relatie gehad en hebben enige tijd samengewoond. De geïntimeerde is de enige bestuurder en aandeelhouder van Fiscom, waar de appellant als HRM consultant heeft gewerkt. De appellant heeft gesteld dat hij recht heeft op een deel van de inkomsten die via Fiscom zijn verdiend, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen afspraken zijn gemaakt over de verdeling van kosten en inkomsten tijdens hun samenwoning.

Het Hof heeft de overwegingen van het Gerecht gevolgd, maar heeft geconcludeerd dat er wel een stilzwijgende afspraak kan worden aangenomen over de financiële ondersteuning tussen de partners. Het Hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de geïntimeerde nog een bedrag van NAf 2.750,- aan de appellant verschuldigd is, en heeft het bestreden vonnis vernietigd. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020 Vonnis no.:
Registratienummers: CUR201701636 – CUR2019H00105
Uitspraak: 18 december 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
[Appellant],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eiser in conventie, gedaagde in reconventie, thans appellant,
gemachtigde: mr. M.H. Römer,
tegen

1.De naamloze vennootschap

FISCOM ADMINISTRATIE EN BELASTING ADVIESBUREAU N.V.,
gevestigd in Curaçao,
2. [Geïntimeerde 2],
wonende in Curaçao,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie, thans geïntimeerden,
gemachtigde: mr. M.N. Meyer.
Partijen zullen hierna enerzijds [Appellant] en anderzijds [Geïntimeerde 2], Fiscom en [Geintimeerde c.s.] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht), wordt verwezen naar de tussen partijen op 18 februari 2019 uitgesproken vonnis.
1.2. [
[Appellant] is bij akte van appel op 1 april 2019 in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. In een op 29 april 2019 ter griffie ingekomen memorie van grieven heeft hij vijf grieven voorgedragen en geconcludeerd dat het Hof de bestreden uitspraak zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zijn vordering zal toewijzen, kosten rechtens.
1.3. [
[Geïntimeerde c.s.] hebben in een memorie van antwoord het appel van [Appellant] bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [Appellant] in de kosten, uitvoerbaar bij voorraad en na twee weken te vermeerderen met rente.
1.4.
Op 17 september 2019, de voor schriftelijk pleidooi bepaalde dag, hebben de gemachtigden van partijen pleitaantekeningen overgelegd.
1.5.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.De ontvankelijkheid

[Appellant] is tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep gekomen en kan daarin worden ontvangen.

3.De grieven

Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.Beoordeling

4.1.
Het Hof gaat uit van de volgende feiten:
a. [Appellant] en [Geïntimeerde 2] hebben in de periode juli 2008 tot begin augustus 2016, met tussenpozen, een affectieve relatie gehad. Zij hebben enige tijd samengewoond in de woning van [Geïntimeerde 2].
b. [Geïntimeerde 2] is de enige bestuurder en de enige aandeelhouder in Fiscom.
c. Na zijn pensionering bij Aqualectra heeft [Appellant] in de periode van 4 november 2013 tot en met 22 juni 2015 via Fiscom gedurende 13 niet aaneengesloten maanden als HRM consultant werkzaamheden voor Aqualectra verricht. De vergoeding bedroeg NAf 13.780,-- per maand. De vergoedingen werden, naar zeggen van [Appellant] ‘gemakshalve’, op de bankrekening van Fiscom gestort. Aqualectra heeft in totaal NAf 179.140,-- aan Fiscom betaald.
4.2.
Het Gerecht heeft alle vorderingen – de conventionele van [Appellant] en de reconventionele van [Geïntimeerde c.s.] – afgewezen. Het Gerecht heeft overwogen:
4.1
Geen van partijen heeft gesteld dat voor of tijdens de samenleving van partijen afspraken zijn gemaakt over verdeling van kosten en inkomsten. Zij hebben zich evenmin uitgelaten over de hoogte van het door [Appellant] genoten pensioen, over de inkomsten van [Geïntimeerde 2] en over de (overige) inkomsten van Fiscom. Deze constateringen zijn bepalend voor de beoordeling van de geschillen in zo conventie als in reconventie.
4.2
Waar geen afspraken zijn gemaakt heeft te gelden dat de verdiensten van ieder van de partners terstond of op enige termijn ten voordele van beiden zullen strekken en dat de lasten gezamenlijk gedeeld zullen worden, terwijl geen verrekening zal plaatsvinden.
Nu [Geïntimeerde 2] niet heeft gesteld dat zij de besteding van de inkomsten van Fiscom gescheiden heeft gehouden van haar overige inkomsten, wordt er in het kader van deze procedure vanuit gegaan dat Fiscom en [Geïntimeerde 2] zijn te vereenzelvigen,
4.3
Op deze uitgangspunten stuit zowel de vordering in conventie als die in reconventie in beginsel af. Dit zou anders zijn als een van partijen zou hebben gesteld dat bij het eind van de relatie nog (substantiële) bedragen aan inkomsten of kosten zouden zijn overgebleven, maar dat is niet gebeurd.
4.4
Vervolgens dient bezien te worden of er bij het einde van de relatie van partijen wel afspraken zijn gemaakt of toezeggingen zijn gedaan over enige afrekening van inkomsten en uitgaven.
4.5 [
Appellant] heeft gesteld (conclusie van repliek/antwoord punt 13) dat [Geïntimeerde 2] heeft toegezegd “het [door haar] verschuldigde in maandelijkse termijnen van
NAf 16.000,-- aan [hem] terug te zullen betalen” waaraan hij heeft toegevoegd dat zij dit slechts een keer heeft gedaan. [Geïntimeerde 2] heeft dit niet weersproken en volstaan met een ontkenning in algemene zin van wat [Appellant] had gesteld.
4.6
Deze ontkenning is wat de gestelde betaling betreft niet voldoende. Als onjuist zou zijn geweest dat zij [Appellant] het bedrag van NAf 16.000,-- had betaald dan had [Geïntimeerde 2] dat gemotiveerd behoren te betwisten. Nu dit niet is gebeurd moet in rechte de juistheid worden aangenomen van de door [Appellant] gestelde betaling.
4.7
Anders ligt dit bij de hoogte van het, naar [Appellant] stelde, door [Geïntimeerde 2] “verschuldigde” bedrag omdat [Geïntimeerde 2] gedurende de gehele procedure heeft volgehouden dat zij niets aan [Appellant] verschuldigd is. De eenmalige betaling van NAf 16.000,-- kan dus ook geduid worden als directe betaling van het schuldig erkende bedrag.
Aan het oordeel van het gerecht draagt bij dat [Appellant] in een app-bericht in december 2015 aan [Geïntimeerde 2] heeft bericht “betaal me de helft van de ANG 37.500,-- op de spaarrekening en we zijn kiet”. Dit voorstel laat zich niet rijmen met de omvang van zijn vordering, maar sluit beter aan bij de eenmalige betaling door [Geïntimeerde 2] van NAf 16.000,--.
4.8
De conventionele vordering ligt dus voor afwijzing gereed.
4.9
De reconventionele vordering van Fiscom is hetzelfde lot beschoren omdat, zoals in rechtsoverweging 4.2 is beslist, Fiscom en [Geïntimeerde 2] in deze procedure dienen te worden vereenzelvigd en uitgaven door Fiscom ten behoeve van [Appellant] gedaan, zijn aan te merken als uitgaven gedaan in het kader van de relatie van [Appellant] en [Geïntimeerde 2]. Dit oordeel wordt versterkt door de omstandigheid dat de bankbescheiden die Fiscom heeft overgelegd als bewijs van de door haar gestelde uitgaven ten behoeve van [Appellant], voor een belangrijk deel bankbescheiden zijn ten name van [Geïntimeerde 2].
4.3.
Het Hof sluit zich aan bij de hiervóór weergegeven overwegingen 4.1-4.3 van het Gerecht, met dien verstande dat wel een stilzwijgende afspraak kan worden aangenomen. In het algemeen moet worden aangenomen dat bij het voeren van een gemeenschappelijke huishouding de informeel samenlevenden (term van de Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:707) (stilzwijgend) overeenkomen dat de meestverdienende partner de minstverdienende financieel ondersteunt. Het ligt weinig voor de hand dat informeel samenlevenden voor het geval van ongelijke financiële bijdragen aan de lopende bestedingen verrekeningsaanspraken en vergoedingsrechten hebben willen laten ontstaan en veeleer dat zij deze, stilzwijgend, hebben uitgesloten. Dit geldt ook voor de verdeling bij helfte van inkomensoverschotten, tenzij het een excessief hoog inkomen zou betreffen. [Geïntimeerde 2] heeft aangevoerd dat [Appellant] en [Geïntimeerde 2] van de bij Fiscom gestorte bedragen goed hebben geleefd.
4.4.
Wat betreft de weergegeven overwegingen 4.1-4.7 van het Gerecht, betreffende een afspraak na afloop van de relatie, waarbij het Hof zich aansluit, meent het Hof echter – in tegenstelling van het Gerecht – dat hieruit moet volgen dat [Geïntimeerde c.s.] nog (de helft van NAf 37.500,- =) NAf 18.750.- minus NAf 16.000,-, i.e. NAf 2.750,- aan [Appellant] verschuldigd is. [Appellant] heeft een aanbod voor een schikking gedaan. [Geïntimeerde 2] heeft in reactie NAf 16.000,- aan [Appellant] betaald. In de gegeven omstandigheden, mede gelet op haar procesopstelling, kan worden aangenomen dat zij stilzwijgend erkend heeft ten minste het door [Appellant] genoemde bedrag schuldig te zijn. Daarvoor verwijst het Hof naar de overwegingen van het Gerecht, die het Hof tot de zijne maakt.
4.5.
Het bestreden vonnis moet daarom worden vernietigd en [Geïntimeerde c.s.] zullen worden veroordeeld tot betaling aan [Appellant] van NAf 2.750,-.
4.6. [
[Appellant] en [Geïntimeerde 2] zijn voormalige informeel samenlevenden. De kosten van deze procedure in beide instanties worden daarom gecompenseerd.

5.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt het bestreden vonnis, en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [Geïntimeerde c.s.] tot betaling aan [Appellant] van NAf 2.750,-;
- compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, O. Nijhuis en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 18 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.