ECLI:NL:OGHACMB:2020:304
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ontvankelijkheid van appel en verzet tegen vonnis
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [Appellante] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, uitgesproken op 26 juni 2018. [Appellante] heeft op 17 juli 2018 een akte van appel ingediend, maar het Hof oordeelt dat deze akte te laat is ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een verzoek om vergunning voor tussentijds appel is verstreken. Het Hof stelt vast dat het bestreden vonnis geen deelvonnis is en dat er geen eindvonnisgedeelte in het dictum is opgenomen. Hierdoor is vergunning van het Hof vereist voor het indienen van een tussentijds appel, wat niet is verkregen. Het Hof verklaart [Appellante] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep en veroordeelt haar in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [Geïntimeerde]. Daarnaast overweegt het Hof ten overvloede dat het Gerecht terecht heeft geoordeeld dat [Geïntimeerde] tijdig in verzet is gekomen tegen het vonnis van 18 juli 2017. Het vonnis is op 11 december 2020 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.