ECLI:NL:OGHACMB:2020:303

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
AUA2019H00256
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van staat en erkenning van nationaliteit in het kader van valse geboorteakte

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 15 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of verzoekster de Nederlandse nationaliteit bezit. Verzoekster, geboren in de Dominicaanse Republiek, heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RwNed) om vast te stellen dat zij de Nederlandse nationaliteit bezit. Dit verzoek werd echter afgewezen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het Openbaar Ministerie, die stelden dat de geboorteakte van verzoekster vervalst was.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 november 2020 is de Advocaat-Generaal mr. F.A.P.M. van Deutekom verschenen. Het Hof heeft vastgesteld dat verzoekster op 6 juli 1999 erkend is door een Nederlander, maar dat deze erkenning nietig is omdat verzoekster al een biologische vader had. Hierdoor kan verzoekster niet het Nederlanderschap ontlenen aan de erkenning door de Nederlander. Het Hof heeft ook overwogen of verzoekster kan terugvallen op het bezit van staat, zoals bedoeld in artikel 1:209 BW, en of de Arubaanse erkenningsakte als geboorteakte kan worden beschouwd.

Het Hof concludeert voorlopig dat er geen sprake is van bezit van staat, omdat verzoekster slechts kort met de erkenner heeft samengewoond en er weinig contact was. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om hun standpunten schriftelijk toe te lichten. De beslissing van het Hof houdt in dat de zaak wordt verwezen naar de rolzitting in Aruba op 19 januari 2021, waarbij verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN 2020 BESCHIKKING NO.
Registratienr.: AUA2019H00256
Uitspraak: 15 december 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
[Verzoekster,familienaam erkenner
]dan wel
[Verzoekster,familienaam moeder
],
wonende in Aruba,
verzoekster,
belanghebbenden:
3. de Minister belast met Vreemdelingenzaken van Aruba,
4. de Minister belast met Justitie van Aruba,
5. het Openbaar Ministerie van Aruba,
6. het Hoofd Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister van Aruba.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Bij op 23 december 2019 ingekomen verzoekschrift ingevolge artikel 17 van de
Rijkswet op het Nederlanderschap(hierna: RwNed), met producties, heeft verzoekster aan het Hof verzocht vast te stellen dat zij de Nederlandse nationaliteit bezit.
1.2.
Bij e-mail van 18 november 2020 is een advies van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het Nederlandse Ministerie van Justitie en Veiligheid d.d. 6 november 2020 ingekomen, strekkende tot afwijzing van het verzoek.
1.3.
Bij e-mail van 19 november 2020 is de conclusie van het Openbaar Ministerie, met producties, ingekomen, strekkende tot afwijzing van het verzoek.
1.4.
Bij e-mail van 23 november 2020 is, naar aanleiding van een bij e-mail van 23 november 2020, gedaan verzoek van het Hof, een Aanvulling van de conclusie van het Openbaar Ministerie, met producties, ingekomen.
1.5.
Op 24 november 2020 heeft per videoverbinding met Aruba een mondelinge behandeling plaats gevonden. Verschenen zijn verzoekster en de Advocaat-Generaal mr. F.A.P.M. van Deutekom.
1.6.
Ter zitting is een heden uit te spreken beschikking aangezegd.

2.Beoordeling

2.1
Verzoekster is geboren op [datum] 1984 in de Dominicaanse Republiek en verkreeg de Dominicaanse nationaliteit.
2.2
Blijkens een Dominicaans uittreksel d.d. [datum] 2019 van de geboorteakte van verzoekster (productie bij inleidend verzoekschrift) is haar vader: Naam biologische vader]. Haar moeder is: Naam moeder].
2.3
Op 6 juli 1999 is verzoekster erkend door de Nederlander Naam erkenner], die op dat moment gehuwd was met de moeder van verzoekster. Daarbij is uitgegaan van een uittreksel uit de Dominicaanse geboorteakte d.d. [datum] 1996 waaruit het vaderschap van [Naam biologische vader] niet bleek. Dit uittreksel is volgens het Bureau Documenten van de IND ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ op meerdere plaatsen vervalst (productie bij advies IND).
2.4
Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan de valsheid van het uittreksel d.d. [datum] 1996 en aan de juistheid van het uittreksel d.d. d.d. [datum] 2019. Doordat verzoekster al een vader had is de Arubaanse erkenning van [datum] 1999 door de Nederlander [Naam erkenner] nietig, zodat verzoekster daaraan niet het Nederlanderschap kan ontlenen.
2.5
Ter zitting heeft verzoekster verklaard haar Dominicaanse vader [naam biologische vader] te kennen. Hij is ook haar biologische vader.
2.6
Het huwelijk van de moeder van verzoekster met de erkenner [naam erkenner] heeft bestaan van 22 januari 1999 tot 19 januari 2011.
2.7
Voor zover verzoekster beroep doet op bezit van staat als bedoeld in artikel 1:209 BW, geldt het volgende.
2.8
Artikel 1:209 BW luidt:
Iemands afstamming volgens zijn geboorteakte kan door een ander niet worden betwist, indien hij een staat overeenkomstig die akte heeft.
2.9
De vraag is of met ‘geboorteakte’ in ‘afstamming volgens zijn geboorteakte’ is bedoeld de Dominicaanse geboorteakte. Zo ja, dan is artikel 1:209 BW niet van toepassing. De staat volgens de geboorteakte (b) stemt dan overeen met de staat volgens de wet (a); een afwijkend bezit van staat (c) is dan irrelevant. De vader van verzoekster volgens de wet is [naam biologische vader] die verzoekster in de Dominicaanse Republiek heeft erkend en dit correspondeert met de Dominicaanse geboorteakte. Het Openbaar Ministerie stelt zich op dit standpunt.
2.1
Indien daarentegen ‘geboorteakte’ slaat op de Arubaanse erkenningsakte (nr. 257 van 1999), in combinatie met het valse uittreksel op basis waarvan de erkenningsakte is opgemaakt, dan ligt het anders. In dat geval stemt de staat volgens de wet ([naam biologische vader] is de vader) niet overeen met de staat volgens de geboorteakte ([naam erkenner] is de vader). Nu kan bezit van staat als kind van [naam erkenner] de doorslag geven.
2.11
Bezit van staat beoogt de rechtszekerheid en de bescherming van het belang van het kind te bieden (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2036, NJ 2020/99, rov. 2.8.2). Overeenkomstig deze bedoeling kiest het Hof vooralsnog voor de uitleg dat de Arubaanse erkenningsakte, in combinatie meet het valse uittreksel, geldt als geboorteakte in de zin van artikel 1:209 BW.
2.12
Het is het Hof ambtshalve bekend dat erkenningsakten in Aruba ten aanzien van in het buitenland geboren kinderen (zodat de geboorteakte zich niet in Aruba bevindt) niet worden vernietigd, maar in het archief worden bewaard. Denkbaar is nog dat door de burgerlijke stand van Den Haag overeenkomstig artikel 1:25 BW-NL de geboorteakte is ingeschreven en dat de Arubaanse erkenningsakte daaraan als latere vermelding is toegevoegd. In Aruba bestaat geen artikel 1:25 BW.
2.13
Dat bij rechterlijke uitspraak de ambtenaar van de burgerlijke stand in Aruba is gelast de Arubaanse erkenningsakte (nr. 257 van 1999) door te halen, is geen beletsel voor toepassing van artikel 1:209 BW. Op 6 juli 1999 bestond die akte en vanaf dat tijdstip zou bezit van staat als kind van de erkenner kunnen worden ‘opgebouwd’.
2.14
Zoals vóór de zitting per e-mail door het Hof toegezegd, krijgen partijen de gelegenheid zich, voor zover zij dat nog wensen, over de bovenstaande juridische kwestie bij akte uit te laten.
2.15
Per e-mail is door het Hof toegezegd dat partijen zich bij akte ook nog zullen mogen uitlaten over de vraag – indien de Arubaanse erkenningsakte beslissend is – of in casu sprake is van ‘bezit van staat’ van verzoekster als kind van [naam erkenner], de leeftijd van verzoekster ten tijde van de erkenning in aanmerking genomen.
2.16
Bezit van staat is de uiterlijke vorm van een zekere familiebetrekking, kenbaar uit feiten en omstandigheden, die afzonderlijk of in onderling verband en samenhang de bedoelde verwantschap staven; bezit van staat doet zich voor, in de woorden van HR 7 november 2003, ECLI:NL:PHR:2003:AI0360, NJ 2004/98, indien de – door de betrokkene aannemelijk te maken – wijze waarop iemand met een zekere duurzaamheid aan het maatschappelijk verkeer deelneemt naar zijn uiterlijke vorm erop duidt dat hij in een bepaalde familiebetrekking staat tot een ander. In het oud BW van Aruba (van vóór 1 januari 2002) waren ten aanzien van de staat als huwelijkskind enige voorbeelden van zodanige feiten genoemd, ontleend aan het dragen van de familienaam (
nomen), behandeling door de vader als zijn kind (
tractatus), de opvoeding en verzorging, de bekendheid als kind van den huize bij nabestaanden en vreemden (
fama), enz.
2.17
Ter zitting heeft verzoekster verklaard slechts vier jaar met [naam erkenner] in een huis te hebben gewoond. Haar moeder en [naam erkenner], die ‘choller’ (drugsverslaafde) was geworden, zijn toen uit elkaar gegaan. Vervolgens had verzoekster naar eigen zeggen heel weinig contact met hem; zij gaf hem af en toe geld op straat.
2.18
Naar het voorlopig oordeel van het Hof is in dit geval van bezit van staat geen sprake. Overeenkomstig de onder 2.15 bedoelde toezegging kunnen partijen op dit voorlopig oordeel bij akte reageren, zo zij dit nog wensen.
2.19
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.Beslissing

Het Hof:
- geeft partijen de gelegenheid gelijktijdig de in rov. 2.14, 2.15 en2.18 bedoelde akte te nemen;
- verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting in Aruba van 19 januari 2021;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, M.W. Scholte en F.W.J. Meijer, leden van het Hof en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2020 in Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.