ECLI:NL:OGHACMB:2020:293

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
CUR2019H00177
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid makelaar en totstandkoming koopovereenkomst onroerend goed

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Villa Bon Dia B.V. tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De zaak betreft de vraag of een makelaar bevoegd was om namens de verkoper een koopovereenkomst voor onroerend goed te sluiten. Villa Bon Dia, de appellante, had in eerste aanleg een vordering ingesteld, die door het Gerecht werd afgewezen. In hoger beroep heeft Villa Bon Dia drie grieven ingediend, waarbij zij stelt dat het Gerecht de beginselen van een goede procesorde heeft geschonden en dat er wel degelijk een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Het Hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat de makelaar niet bevoegd was om Villa Bon Dia te binden aan een koopovereenkomst. De onderhandelingen tussen de makelaar en de geïntimeerde, [Geïntimeerde], hebben niet geleid tot een bindende overeenkomst. Het Hof heeft geoordeeld dat er geen wilsovereenstemming is ontstaan tussen de partijen, omdat de makelaar niet de bevoegdheid had om de verkoper te vertegenwoordigen. De grieven van Villa Bon Dia zijn ongegrond verklaard, en het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd. Villa Bon Dia is veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020
Registratienummers: CUR201802212-CUR2019H00177
Uitspraak: 18 december 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in de zaak van:
de besloten vennootschap
VILLA BON DIA B.V.,
gevestigd te Curaçao,
oorspronkelijk eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
thans appellante,
procederend in persoon,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende te Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
thans geïntimeerde.
gemachtigde: mr. P.A. van den Hout.
De partijen zullen hierna Villa Bon Dia en [Geïntimeerde] worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor de procesgang in eerste aanleg en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar het vonnis van 1 april 2019 in de zaak met nummer CUR201802212 (hierna: het vonnis).
1.2
Bij akte van appel van 10 mei 2019 is Villa Bon Dia tijdig in hoger beroep gekomen van het vonnis.
1.3
Bij op 19 juni 2019 ingekomen memorie van grieven heeft Villa Bon Dia drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, op de primaire dan wel subsidiaire grondslagen, haar vorderingen alsnog zal toewijzen.
1.4
Bij memorie van antwoord heeft [Geïntimeerde] de grieven bestreden met als conclusie dat het Hof de vordering van Villa Bon Dia zal afwijzen en het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van Villa Bon Dia in de kosten van de beide instanties.
1.5
Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen pleitnotities overgelegd.
1.6.
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
In hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende, door het Gerecht onder 2 van het bestreden vonnis vastgestelde, feiten, waarbij rekening is gehouden met de grieven van Villa Bon Dia.
2.2
De onroerende zaak Hoffi Mango (hierna ook: het terrein) is eigendom van Hoffi Mango N.V. De oppervlakte van het terrein Hoffi Mango bedraagt ongeveer 240.000 m². Villa Bon Dia heeft via tussenschakels de zeggenschap over Hoffi Mango N.V. [Naam 2] (hierna: [Naam 2]) is eigenaar van de aandelen in Hoffi Mango N.V.
2.3
Makelaar [Naam 1] (hierna: [Naam 1]), namens Villa Bon Dia, en [Geïntimeerde] hebben tot 2 november 2017 onderhandeld over de verkoop van het terrein.
2.4
Op 20 december 2017 mailde notaris Kleinmoedig aan [Naam 2]:
“In vervolg op de o.g. transactie besprekingen tussen U en de koper, kan ik u berichten dat a.s. vrijdag 22 december de voorlopige koopakte kan worden getekend nu het duidelijk is dat de transactie geen aandelenoverdracht meer wordt maar verkoop/koop van onroerend goed. Voor de koper waren er teveel onzekerheden - begrijp ik- die hem beletten de N.V. over te nemen. Van de adviseur van de koper heb ik eerder informatie verkregen, welke in de voorlopige koopakte van de aandelen zou moeten worden opgenomen, welke informatie niet standaard is en welke -nu blijkt- de koper heeft doen beslissen wel te kopen maar niet meer de aandelen doch wel het onroerend goed. …”
Dat laatste heeft [Geïntimeerde] in een email van hem aan makelaar [Naam 1] van 11 januari 2018 nog eens bevestigd.
2.5
Op 13 januari 2018 mailde [Geïntimeerde] aan [Naam 1] onder meer:
“Ik heb gisteravond met de bank directeur gesproken. … En er gaat volgende week woensdag fls 100.000,= naar de rekening van notaris Kleinmoedig als eerste betaling en als borg. … als ik niet rond kan komen met de bank dan verlies ik de fls 100.000,= …”.
2.6
Eind januari 2018 heeft [Geïntimeerde] een borgsom van NAf 50.000,- gedeponeerd bij notaris Kleinmoedig.
2.7
Bij email van 19 februari 2018 bericht mr. Rosaria (hierna: Rosaria), de juridische adviseur van [Geïntimeerde], aan [Naam 2] in reactie op diens email van 13 februari 2018 dat [Geïntimeerde] het raadzaam acht om, alvorens verder te onderhandelen, “
eerst alle financieringsvoorwaarden zijdens de bank af te wachten, alvorens verder met u te onderhandelen. Met de financieringsvoorwaarden in de hand kan nl. een veel beter beeld gevormd worden ten aanzien van de aankoop”.
In reactie hierop informeert [Naam 2] bij email van enige uren later bij Rosaria
“hoever [Geïntimeerde] is met de bank(en) en wanneer hij de financieringsvoorwaarden krijgt.”
2.8
In zijn aan [Naam 1] gerichte verklaring van 2 maart 2018 heeft [Geïntimeerde] te kennen gegeven dat hij tot de conclusie is gekomen dat hij niet verder gaat met de onderhandelingen “betreffende de aankoop van de terreinen toebehorende aan Hoffi Mango N.V.”

3.De beoordeling

3.1
In het bestreden vonnis heeft het Gerecht in conventie alle vorderingen afgewezen en in reconventie de vorderingen tot betaling van NAf 3.776,25 en NAf 4.500,- door Villa Bon Dia aan [Geïntimeerde] afgewezen, Villa Bon Dia bevolen haar medewerking te verlenen opdat het door [Geïntimeerde] op de derdenrekening van notaris Kleinmoedig gestorte bedrag van NAf. 50.000,- aan [Geïntimeerde] wordt teruggegeven en [Geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van Villa Bon Dia, tot aan dat vonnis begroot op NAf 250,- aan gemachtigdensalaris.
3.2
De grieven van Villa Bon Dia komen er alle op neer dat het Gerecht de beginselen van een goede procesorde heeft veronachtzaamd, onder meer door geen hoor en wederhoor toe te passen, door (de advocaat van) Villa Bon Dia onvoldoende gelegenheid te geven haar standpunt naar voren te brengen, door selectief met de feiten om te gaan en door zich niet onpartijdig op te stellen. Zij strekken ertoe dat het Hof het geschil met inachtneming van alle stellingen van Villa Bon Dia opnieuw beoordeelt en de vorderingen van Villa Bon Dia toewijst en die van [Geïntimeerde] alsnog volledig afwijst.
3.3
Daaromtrent wordt het volgende overwogen. Het hoger beroep strekt er ook toe om datgene te herstellen wat in eerste aanleg is verzuimd. Dat betekent dat, zelfs indien Villa Bon Dia met juistheid heeft betoogd dat sprake is van schending van de beginselen van een goede procesorde, dit niet kan leiden tot vernietiging van het vonnis. Villa Bon Dia heeft alsnog in hoger beroep alles naar voren kunnen brengen wat zij relevant acht en het Hof zal dat bij zijn beoordeling betrekken. De klachten over de behandeling van de zaak door het Gerecht en de motivering van haar vonnis behoeven daarom geen bespreking.
3.4
Op 2 november 2017 heeft [Geïntimeerde] telefonisch met [Naam 1] afgesproken dat hij het terrein zou kopen. Tegen de achtergrond van vaste jurisprudentie betekent deze afspraak, anders dan [Geïntimeerde] kennelijk meent, niet dat tussen partijen een koopovereenkomst betreffende het terrein tot stand is gekomen:
“de opdracht aan een makelaar tot bemiddeling bij de verkoop van een onroerende zaak […] geen volmacht in aan die makelaar tot het sluiten van een koopovereenkomst; daarmee wordt evenmin de schijn van bevoegdheid van de makelaar gewekt (HR 9 augustus 2002, nr. C00/283, NJ2002, 543)”(Hoge Raad 26 juni 2009,
ECLI:NL:HR:2009:BH9284 (https://www.navigator.nl/document/idcb2c35ece90355ef1270fdd75a048f62?anchor=id-c85c729823b4cea8ae48ccee4125ab17)).
Nu [Naam 1] als makelaar niet bevoegd was Villa Bon Dia te binden, is door de afspraak tussen [Naam 1] en [Geïntimeerde] dus geen wilsovereenstemming tussen Villa Bon Dia en [Geïntimeerde] ontstaan en geen koopovereenkomst met betrekking tot het terrein tot stand gekomen.
3.5
De whatsapp-berichten die [Geïntimeerde] en [Naam 1] kort daarna hebben uitgewisseld, maken dat niet anders. Ook in dat verband was [Naam 1] immers niet de gevolmachtigde van Villa Bon Dia en kon hij haar niet binden.
3.6
Kort na dat gesprek tussen [Geïntimeerde] en [Naam 1] (en de tot 18.04 uur tussen hen gewisselde berichten) heeft [Naam 2] [Geïntimeerde] benaderd in verband met de verkoop en koop van de aandelen in Hoffi Mango N.V. in plaats van het terrein.
3.7
Volgens Villa Bon Dia is daarbij “
met gedaagde[[Geïntimeerde], Hof]
afgesproken dat deze niet het terrein koopt, maar de aandelen van de vennootschap die het onroerend goed bezit.” (verzoekschrift, randnummer 2).
3.8 [
Geïntimeerde] weerspreekt dat en stelt dat hij te kennen gaf dat hij eerst nader onderzoek moest doen naar de jaarrekeningen, boeken, etc. van de vennootschap en dat hij alleen bij een positief resultaat bereid zou zijn de aandelen te kopen.
3.9
Het criterium aan de hand waarvan moet worden beoordeeld of een koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen in Hoffi Mango N.V. (hierna: de aandelen) tot stand is gekomen, heeft de Hoge Raad in onder meer zijn eerdergenoemde arrest van 26 juni 2009 als volgt geformuleerd:
“3.3.1 Het antwoord op de vraag of met elkaar onderhandelende partijen een overeenkomst hebben gesloten, is ervan afhankelijk wat zij jegens elkaar hebben verklaard, en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen behoort de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden.”
Het tot stand komen van een overeenkomst (met een bepaalde inhoud) vereist wilsovereenstemming, tot uitdrukking komend in op elkaar aansluitende wilsverklaringen van partijen, met de correctie van artikel 3:35 BW voor het geval de ene partij de verklaringen van de wederpartij anders heeft opgevat en dat redelijkerwijs heeft mogen doen. Ingevolge deze wilsvertrouwensleer dient de vraag of een partij er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de wederpartij een overeenkomst met een bepaalde inhoud heeft willen aangaan te worden beantwoord aan de hand van een waardering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van alle relevante omstandigheden van het geval.
3.1
Tegenover de betwisting door [Geïntimeerde] heeft Villa Bon Dia haar stelling dat [Geïntimeerde] de aandelen heeft gekocht, onvoldoende onderbouwd, waartoe het volgende wordt overwogen.
3.11
Een overeenkomst tot verkoop en koop van aandelen is een overeenkomst die ingrijpende gevolgen kan hebben – immers door levering van de aandelen verkrijgt de koper de vennootschap met al haar rechten en verplichtingen –, welke gevolgen uitsluitend door een gedegen (boeken)onderzoek in kaart gebracht kunnen worden. Aangenomen moet worden dat partijen zich dat realiseerden, nu zij beiden ervaren zakenmannen zijn met meerdere bedrijven en er geen aanwijzingen zijn dat partijen daarover anders hebben gedacht (zie daartoe ook het whatsapp-bericht van [Naam 1] van 2 november 2017, 18.08 uur, r.ov. 3.14). Het is overigens ook bepaald ongebruikelijk om na een telefonisch aanbod daartoe stante pede en onvoorwaardelijk, zonder boekenonderzoek o.i.d., te beslissen aandelen in een naamloze vennootschap te kopen. Een aandelentransactie heeft vaak ook andere fiscale consequenties dan een grondverkoop en het is duidelijk dat deze fiscale aspecten in dit geval ook een belangrijke rol hebben gespeeld en voor [Naam 2] van meet af aan de reden waren dat hij een aandelentransactie en geen grondverkoop wilde doen.
3.12
In dat licht is niet aannemelijk dat [Geïntimeerde] toen hij door [Naam 2]– zeer kort nadat hij meende het terrein te hebben gekocht – werd benaderd met het aanbod niet het terrein maar de aandelen te kopen, zich (onvoorwaardelijk en definitief) heeft willen verbinden tot de koop van de aandelen en [Naam 2] heeft dat uit zijn verklaring daarom ook niet kunnen en mogen afleiden.
3.13
Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld moet dan ook worden afgeleid dat [Geïntimeerde] tegenover [Naam 2] het voornemen heeft geuit om de aandelen te kopen en dat hij een definitieve beslissing ter zake zou nemen nadat hij onder meer door een zijnerzijds in te stellen onderzoek voldoende zicht op de consequenties had.
3.14
In dat licht moet ook de inhoud van de correspondentie per whatsapp worden begrepen die [Naam 1] en [Geïntimeerde] op en na 2 november 2017 na het gesprek tussen [Naam 2] en [Geïntimeerde] hebben gevoerd. Die correspondentie houdt onder meer het volgende in:
Op 2 november 2017:
17.29
uur: [Naam 1]: “
Ik heb je zojuist een mail gestuurd met een lijstje van jouw gegevens die ik nodig heb voor de voorlopige koop akte. Koop je het op privé, of op een BV/NV/SPF?”,
“Kun je mij die sturen samen met een kopie ID?”en
“Welke notaris wil je gebruiken? Denk je dat we 1 december aan kunnen houden voor transportdatum?”
18.04
uur: [Geïntimeerde]:
“Notaris kleinmoedig
Ik heb met de eigenaar gesproken om de nv tekopen
1 december ik denk van wel
De notaris en de bank moeten hun werk doen
18.08
uur: [Naam 1]:
“OK, dat scheelt je de 4% overdrachtsbelasting. Jij controleert de boeken van de NV? Wij stellen geen verkoopakte voor de NV op, dus dat zullen we Johnny (Kleinmoedig) vragen”
En op 18 november 2017:
8:24 uur: [Geïntimeerde]:
“[…]
Dus zeg aan de ex eigenaren
Niet stoer beginnen te worden
Ik ben een gentleman and
I want to be treated as one too
Op een nederlandse school heb ik gezeten en een afspraak is een afspraak
Want ik vind het helemaal niet mooi Zo een gedrag
Ik koop de nv en niet de terrein , dus ik heb recht op de nv
Ik heb ook aan mijn advocaat gevraagd”
3.15
Waar [Geïntimeerde] hier zegt de NV te kopen, moet deze passage worden begrepen als een reactie op de eis van [Naam 2] dat [Geïntimeerde] bovenop de koopsom nog diende te betalen voor een aantal roerende zaken. [Geïntimeerde] heeft tot uitdrukking willen brengen dat als hij, zoals [Naam 2] graag wilde en [Geïntimeerde] aan het onderzoeken was, de NV zou kopen, deze zaken van de NV dan ook onderdeel van de deal waren en dat een afzonderlijke betaling niet aan de orde was. [Naam 2] heeft hieruit nog geen onvoorwaardelijke en definitieve instemming mogen afleiden, nog daargelaten dat niet is gebleken dat deze berichten hem toen al onder ogen zijn gekomen.
3.16
Het Hof onderschrijft dus in zoverre het oordeel van het Gerecht (bestreden vonnis, r.ov. 4.3) dat sprake was van een beginselverklaring met de strekking dat [Geïntimeerde] die aandelen na een positief verlopen onderzoek en zonder andere onaangename verrassingen zou kopen en oordeelt dat op 2 november 2017 nog geen koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen tot stand was gekomen.
3.17
Het feit dat [Geïntimeerde] een waarborgsom van NAf 50.000,- onder de notaris heeft gestort, maakt dat niet anders. Volgens de stellingen van [Geïntimeerde] had die waarborgsom, in zijn visie, namelijk betrekking op het terrein dat hij, naar hij meende, had gekocht. Uitlatingen waaruit [Naam 2] heeft mogen afleiden dat de (verlaagde) waarborgsom was bedoeld als garantie voor de aandelentransactie zijn onvoldoende gesteld of gebleken.
3.18
Het oordeel dat op 2 november 2017 geen koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen tot stand is gekomen, vindt verder steun in een aantal gebeurtenissen na 2 november 2017 (hierna in r.ov. 3.19-3.22 beschreven), waaruit blijkt dat [Geïntimeerde] zich niet gebonden achtte aan een dergelijke koopovereenkomst en zich vrij achtte niet de aandelen maar het terrein te kopen.
3.19
Op 20 december 2017 heeft notaris Kleinmoedig aan [Naam 2] (met cc aan [Geïntimeerde]) de e-mail verstuurd die, voor zover voor de beoordeling van belang, in r.ov. 2.4 is geciteerd.
Volgens deze e-mail waren er te veel onzekerheden voor koper, [Geïntimeerde], die hem beletten de NV over te nemen en wilde hij niet meer de aandelen doch wel het onroerend goed kopen.
3.2
Op 11 januari 2018 om 9.07 uur heeft [Geïntimeerde] aan [Naam 1], nog altijd de makelaar van Villa Bon Dia, via whatsapp (en niet, zoals hij stelt, per e-mail) onder meer geschreven:
“ik koop terrein”. Diezelfde dag om 14.03 uur heeft [Naam 1] gereageerd met de tekst:
“Jimmy, nog even voor de duidelijkheid; je zou nu niet meer de aandelen Hofi Mango NV willen kopen, maar nu alleen de onroerende zaken (lees Hofi Mango)?”, waarop [Geïntimeerde] op zijn beurt om 15.05 uur heeft gereageerd met:
“Alleen terrein […]”(alles volgens prod. 6 bij conclusie van antwoord).
3.21
Volgens Villa Bon Dia heeft notaris Kleinmoedig, in vervolg op de mededeling van [Geïntimeerde] aan [Naam 1] op 19 december 2017 dat hij klaar is om de conceptakte tekenen, op 20 december 2017 een mail naar partijen gestuurd om de vrijdag daarop een voorlopige koopakte voor het onroerend goed te komen tekenen in plaats van de aandelen (pleitnota, randnummer 13). En op 2 februari 2018 was [Geïntimeerde] met [Naam 2] ten kantore van notaris Kleinmoedig aanwezig om een koopovereenkomst te ondertekenen, die ertoe strekte de verkoop/koop van het terrein vast te leggen. [Naam 2] heeft dat geweigerd. Hij heeft [Naam 1] op diezelfde dag aan [Geïntimeerde] laten berichten dat de overeenkomst totaal niet overeenkomt met de gemaakte afspraken. [Geïntimeerde] heeft daarop laten weten te willen zoeken naar een win- winsituatie en schrijft om 19.28 uur aan [Naam 1]:
“Kijk ik wil hem helpen met zijn pijn Maar hij moet wel praten En niet over overeenkomsten praten want mijn enige overeenkomst is om te kopen Fls 50 of fls 100 bij de notaris Faan we niet over vechten hij weet drommels goed dat alles goed loopt bij de bank en dat het alleen a matter of time is om de hypotheek af te ronden
NV of onroerend goed gaan wij praten wat er gedaan kan worden om de nv te kopen”
3.22
Als partijen reeds een koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen hadden gesloten, is niet duidelijk waarop Rosaria duidde in zijn email van 19 februari 2018 (zie r.ov. 2.7) waarin hij schreef dat [Geïntimeerde] het raadzaam acht om “
eerst alle financieringsvoorwaarden zijdens de bank af te wachten, alvorens verder met u te onderhandelen. Met de financieringsvoorwaarden in de hand kan nl. een veel beter beeld gevormd worden ten aanzien van de aankoop”.
3.23
Bij dit alles komt dat tussen partijen vaststaat dat de accountant/fiscalist Rosario in opdracht van [Geïntimeerde] de boeken van Hoffi Mango N.V. heeft gecontroleerd. Ook dit vormt een aanwijzing dat geen koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen tot stand was gekomen. Het is immers veel logischer eerst een boekenonderzoek te laten doen en vervolgens een beslissing omtrent aankoop te nemen dan eerst de aandelen te kopen en vervolgens een boekenonderzoek te laten doen.
3.24
Ten slotte is van belang dat partijen, nadat genoemde adviseur [Geïntimeerde] eerder al had laten weten dat de aandelentransactie voor hem nadelig was, uitvoerig hebben gesproken over de fiscale gevolgen, in het bijzonder over de vraag hoe kon worden voorkomen dat niet alleen [Naam 2] maar ook [Geïntimeerde], die het terrein wilde inbrengen in zijn vennootschap (Curacao Attractions B.V.) , konden voorkomen dat een van hen belasting zou moeten betalen over de stakingswinst die zou worden aangenomen wanneer het terrein uit de vennootschap Villa Bon Dia zou worden gehaald. Dat dit punt voor [Geïntimeerde] geen reëel issue kan zijn geweest en dat er uiteindelijk een regeling was voorgesteld die de risico’s ook voor [Geïntimeerde] voldoende afdekte heeft Villa Bon Dia onvoldoende gemotiveerd. [Geïntimeerde] dacht daar kennelijk anders over en verwijst daar, naar het Hof begrijpt, ook naar in de hierna te bespreken brief van 2 maart 2018 waar hij heeft over voor hem niet aanvaardbare garanties.
3.25
Door die brief van 2 maart 2018 aan [Naam 1] (in die brief gespeld als ‘[naam]’) heeft [Geïntimeerde], naar hij stelt, er definitief een punt achter gezet. Die brief luidt als volgt:
Betreft:
Aankoop terreinen Hoffie Mango N.V.
[…] Naar aanleiding van onze vele contacten en besprekingen ten aanzien van een mogelijke aankoop van de in hoofde vermelde terreinen, bericht ik u als volgt.
Zoals u wellicht weet lag het van begin af aan in mijn voornemen om de terreinen behorende aan Hoffie Mango N.V. aan te kopen.
De heer [Naam 2] opperde daarna het idee om alle aandelen van laatstgenoemde NV aan te kopen en om het aldus “uitbespaarde voordeel” van de 4% Overdrachtsbelasting, op een 50/50-basis, onderling te verdelen.
Tijdens onze bespreking in januari 2018 bij notaris Kleinmoedig weigerde de heer [Naam 2] om de voorlopige Koopakte te ondertekenen maar was wel bereid om bepaalde garanties te geven.
Na de laatste besprekingen tussen de heer [Naam 2] en mijn vertegenwoordiger D. Rosaria, is gebleken dat de heer [Naam 2] garanties wil bedingen die ik niet kan geven en die ik noch redelijk noch gepast vind.
Gelet op alle vorenstaande omstandigheden ben ik, na overleg met mijn medeinvesteerders in het te ontwikkelen project, tot de conclusie gekomen dat ik niet verder ga met de onderhandelingen betreffende de aankoop van de terreinen toebehorende aan Hoffie Mango N.V.
[…]”.
[Geïntimeerde] was gerechtigd aldus de onderhandelingen met Villa Bon Dia te beëindigen. Villa Bon Dia voert ook niet voldoende gemotiveerd aan dat dat anders is. Hoewel aan haar kan worden toegegeven dat [Geïntimeerde] niet altijd even duidelijk is geweest en zich soms welwillender en minder afwijzend heeft uitgedrukt dan met zijn intenties overeenkwam, is het verloop van de besprekingen, alles in samenhang bezien en gewaardeerd naar redelijkheid en billijkheid, niet van dien aard dat [Naam 2] gerechtvaardigd heeft mogen verwachten dat [Geïntimeerde] zich op de koop van de aandelen - die evident niet zijn voorkeur had en die uitsluitend ten gerieve van [Naam 2] ter tafel was gekomen - had vastgelegd, noch dat de onderhandelingen al in een zodanig stadium waren gekomen dat [Geïntimeerde] zich niet meer kon terugtrekken.
3.26
Nu de conclusie is dat tussen partijen geen koopovereenkomst tot stand is gekomen, heeft [Geïntimeerde] geen wanprestatie gepleegd of onrechtmatig gehandeld jegens Villa Bon Dia. De vorderingen van Villa Bon Dia zijn daarop gebaseerd en daarom niet toewijsbaar.
3.27
Het bestreden vonnis zal worden bevestigd.
3.28
Villa Bon Dia zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding in hoger beroep.

4.De beslissing

Het Hof:
bevestigt het bestreden vonnis van 1 april 2019;
veroordeelt Villa Bon Dia in de kosten van dit geding in hoger beroep gevallen aan de zijde van [Geïntimeerde] en tot aan dit vonnis begroot op NAf 228,50 wegens betekeningskosten en NAf 10.500,- (3 punten, tarief 7) wegens gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en O. Nijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 18 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.