ECLI:NL:OGHACMB:2020:262
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding met betrekking tot pensioenrechten en onroerend goed
In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De partijen zijn op 13 maart 1995 in Curaçao in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, maar hebben sinds 1996 geen gemeenschappelijke huishouding meer gevoerd. De echtscheiding werd uitgesproken op 18 december 2012 en ingeschreven op 31 januari 2013. De vrouw heeft in eerste aanleg gevorderd dat de man zal worden veroordeeld tot scheiding en deling van de gemeenschap, met specifieke verzoeken over de toedeling van onroerend goed en pensioenrechten. Het Gerecht heeft in het bestreden vonnis de verdeling vastgesteld, waarbij de man de kavel en de daarop rustende woning toebedeeld kreeg, evenals zijn opgebouwde pensioenrechten. De vrouw heeft tegen dit vonnis vier grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van de beschikking van het Gerecht.
Tijdens de procedure is de man overleden, wat complicaties met zich meebracht voor de pensioenverrekening. Het Hof heeft geoordeeld dat het recht op pensioenverrekening eindigt bij het overlijden van de pensioengerechtigde, en dat de vrouw geen vordering kan instellen tegen de erfgenamen van de overleden man. De vrouw heeft ook geprobeerd schulden in de verdeling te betrekken, maar het Gerecht oordeelde dat deze schulden zijn ontstaan na de ontbinding van het huwelijk en dat de vrouw deze zelf moet dragen. Het Hof heeft de beslissing van het Gerecht over de schulden in stand gehouden.
Wat betreft de toedeling van de woning, heeft het Hof overwogen dat de man de woning heeft bewoond en alle kosten heeft gedragen, en dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar claim op de overwaarde van de woning. Het Hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een akte waarin de gezamenlijke erfgenamen kunnen laten weten of zij bereid zijn om de onroerende zaak tegen betaling van een vergoeding aan de gemeenschap toe te delen. De beslissing is aangehouden voor verdere behandeling.