ECLI:NL:HR:2003:AI0270

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/073HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verrekening pensioenrechten

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Garretsen, verweerders in cassatie gedagvaard voor de rechtbank te Assen. De eiseres vorderde een hoofdelijke veroordeling van de verweerders tot betaling van ƒ 5.975,-- in verband met de verrekening van pensioenrechten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De rechtbank heeft op 4 mei 1999 de vordering afgewezen, waarna eiseres hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het hof heeft op 10 oktober 2001 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, wat heeft geleid tot het indienen van een cassatieberoep door eiseres. De verweerders zijn niet verschenen in de cassatieprocedure.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de advocaat-generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op nihil. Het arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, E.J. Numann en F.B. Bakels, en is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2003.

Uitspraak

3 oktober 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/073HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploit van 29 december 1997 verweerders in cassatie - verder gezamenlijk te noemen: [verweerder] c.s. - gedagvaard voor de rechtbank te Assen en, voor zover in cassatie van belang, gevorderd [verweerder] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van ƒ 5.975,-- terzake van verrekening pensioenrechten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van de algehele betaling.
Verweerster in cassatie sub 1 heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 4 mei 1999 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 10 oktober 2001 heeft het hof, voor zover in cassatie van belang, het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de advocaat-generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, E.J. Numann en F.B. Bakels en en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 3 oktober 2003.