ECLI:NL:OGHACMB:2020:255

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
SXM2020H00009-13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van premieloon voor heffing van premie op grond van de Landsverordening ongevallenverzekering en de Landsverordening ziekteverzekering

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 18 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep van Holland House N.V. tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De zaak betreft de vaststelling van het premieloon voor de heffing van premie op grond van de Landsverordening ongevallenverzekering (LOV) en de Landsverordening ziekteverzekering (LZV). Holland House N.V. had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die door het Uitvoeringsorgaan Sociale Ziektekostenverzekering (USZV) waren opgelegd, met betrekking tot de premieheffing over vergoedingen voor maaltijden en koksklompen die aan werknemers waren verstrekt. Het Hof oordeelde dat vergoedingen voor maaltijden die werknemers nuttigen op dagen waarop zij niet langer dan gebruikelijk hun werkzaamheden verrichten, geen verwervingskosten zijn en dus onderdeel van het loon vormen. Daarnaast werd geoordeeld dat de koksklompen niet als werkkleding kunnen worden aangemerkt, omdat Holland House N.V. onvoldoende heeft aangetoond dat deze niet ook voor privédoeleinden kunnen worden gebruikt. Het Hof vernietigde de eerdere uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep van Holland House N.V. gegrond, waarbij USZV werd opgedragen nieuwe beslissingen te nemen op de bezwaarschriften van Holland House N.V. en werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

SXM2020H00009-13
Datum uitspraak: 18 november 2020
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
Holland House N.V., gevestigd in Sint Maarten,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, van 3 december 2019 in zaaknummers SXM201801377, SXM201801379, SXM201801381, SXM201801385 en SXM201801387, in het geding tussen:
Holland House N.V.
en
het Uitvoeringsorgaan Sociale Ziektekostenverzekering (hierna: USZV)
Procesverloop
Bij beschikkingen van 21 december 2016 heeft USZV aan Holland House N.V. aanslagen premie ongevallenverzekering en ziekteverzekering opgelegd.
Bij beschikkingen van 12 september 2018 heeft USZV de daartegen door Holland House N.V. gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 december 2019 (hierna: de aangevallen uitspraak) heeft het Gerecht de door Holland House N.V. daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen de aangevallen uitspraak heeft Holland House N.V. hoger beroep ingesteld.
USZV heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 augustus 2020, waar Holland House N.V., vertegenwoordigd door mr. G.J. Bergman, en USZV, vertegenwoordigd door mr. D.C. Daal en R. Richardson, zijn verschenen.
Overwegingen
De wetsartikelen die in deze zaak van belang zijn, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
USZV heeft over de jaren 2011 tot en met 2015 een looncontrole gedaan bij Holland House N.V. ter bepaling van de loonsommen voor de heffing van premie voor de ongevallenverzekering en de ziekteverzekering. Hiervan is een rapport opgemaakt, gedateerd 1 december 2016 (hierna: het rapport). Op basis van het rapport heeft USZV op grond van artikel 8c van de Landsverordening ongevallenverzekering (hierna: de LOV) en artikel 8d van de Landsverordening ziekteverzekering (hierna: de LZV) aan Holland House N.V. aanslagen over de jaren 2011 tot en met 2015 opgelegd.
Holland House N.V. kan zich niet verenigen met de aangevallen uitspraak. Ter zitting van het Hof heeft Holland House N.V. de hogerberoepsgronden beperkt tot de maaltijdvergoedingen, een deel van de schoenenvergoedingen en het aanmerken van (de) oproepkrachten als werknemer.
Holland House N.V. betoogt over het betrekken van de maaltijdvergoedingen bij het bepalen van het premieloon in het kader van de LZV, dat in artikel 1 van de LZV is opgenomen dat hetgeen op grond van artikel 6, derde lid, onderdelen d tot en met h, van de Landsverordening op de loonbelasting (hierna: de LLB) niet tot het loon wordt gerekend, ook voor de LVZ niet tot het loon wordt gerekend. Volgens Holland House N.V. vallen aan werknemers verstrekte maaltijdvergoedingen daar onder. Voorts wijst Holland House N.V. erop dat deze kosten voor de inkomstenbelasting (eveneens) mogen worden afgetrokken.
4.1. In artikel 1 van zowel de LOV als de LZV is bepaald dat onder loon wordt verstaan: elke uitkering in welke vorm ook die de werknemer als vergoeding voor zijn arbeid ten laste van zijn werkgever geniet, alsook ontvangsten van derden die van invloed zijn op de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst. In artikel 1 van de LZV is, anders dan in de LOV, voorts bepaald dat van het loonbegrip is uitgezonderd hetgeen ingevolge artikel 6, derde lid, onderdelen d tot en met h, van de LLB niet tot het loon wordt gerekend. Uit artikel 6, derde lid, onderdeel f, van de LLB volgt dat tot het loon niet worden gerekend vergoedingen voor zover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten tot verwerving van het loon, met uitzondering van posten als bedoeld in artikel 9C, eerste lid, met uitzondering van onderdeel h, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting (hierna: de LIB). De posten, bedoeld in artikel 9C, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de LIB worden daarmee dus niet tot het loon gerekend; in onderdeel h zijn onder meer voedsel en drank opgenomen. Gelet op de bewoordingen van artikel 6, derde lid, onderdeel f, van de LLB, moet het daarbij echter wel gaan om kosten die strekken tot verwerving van het loon. De aard van de overige posten, bedoeld in artikel 9C, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de LIB wijst daar ook op. Het betoog van Holland House N.V. ziet hieraan voorbij. Hof is vervolgens van oordeel dat kosten gemaakt voor voeding en dranken in het algemeen behoren tot de sfeer van de inkomensbesteding en dat een tegemoetkoming van de werkgever in die kosten in beginsel niet kan worden aangemerkt als te strekken tot bestrijding van kosten ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Vergoedingen voor maaltijden die een werknemer nuttigt op een dag waarop hij niet langer dan gebruikelijk zijn werkzaamheden verricht, zoals de door Holland House N.V. aan haar werknemers verstrekte maaltijdvergoedingen, zijn daarom geen verwervingskosten en zijn daarmee - in tegenstelling tot bijvoorbeeld maaltijdkosten als gevolg van overwerk - onderdeel van het loon. Het Hof vindt voor dit oordeel (ook) steun in artikel 1, aanhef en onder a, b en c, van het Landsbesluit Ziekteverzekering inzake waardering van kost en inwoning (P.B. 1976-228). Voor zover Holland House N.V. in reactie op het concept-rapport heeft gesteld dat per genoten maaltijd een bedrag van Na
f5,40 in mindering wordt gebracht op het loon, volgt dat blijkens het rapport niet uit de loonadministratie. Het standpunt van Holland House N.V. dat USZV niet bevoegd was om in bezwaar een looncomponent (de vrije maaltijden voor het keukenpersoneel) alsnog bij de premieheffing te betrekken, vindt ten slotte geen steun in het recht. Het betoog faalt.
5. Holland House N.V. kan zich niet verenigen met het betrekken van de voor het keukenpersoneel ter beschikking gestelde koksklompen bij het bepalen van het premieloon in het kader van de LZV. Volgens Holland House N.V. zijn de koksklompen door hun design niet geschikt om ook privé te dragen, zodat deze als werkkleding moeten worden aangemerkt.
5.1. Zoals in 4.1 overwogen is in artikel 1 van de LZV bepaald dat van het loonbegrip is uitgezonderd hetgeen ingevolge artikel 6, derde lid, onderdelen d tot en met h, van de LLB niet tot het loon wordt gerekend. Uit artikel 6, derde lid, onderdeel f, van de LLB volgt dat tot het loon niet worden gerekend vergoedingen voor zover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten tot verwerving van het loon, met uitzondering van posten als bedoeld in artikel 9C, eerste lid, met uitzondering van onderdeel h, van de LIB; op grond van onderdeel d worden niet tot het loon gerekend vergoedingen voor kleding, echter met uitzondering van werkkleding. Uit dit samenstel van bepalingen volgt dat (een vergoeding voor) werkkleding niet tot het loon wordt gerekend. Met het Gerecht is het Hof van oordeel dat Holland House N.V. onvoldoende heeft onderbouwd waarom de koksklompen niet ook voor privédoeleinden kunnen worden gebruikt. Dat de koksklompen het hotel feitelijk niet verlaten, is daarbij niet van belang. Het gaat erom of deze ook geschikt zijn om buiten werktijd te worden gedragen. Naar het oordeel van het Hof maakt het design van de koksklompen, zoals dat ter zitting is getoond, op zichzelf niet dat deze niet geschikt is zijn om privé te dragen. USZV heeft daarom de koksklompen terecht niet als werkkleding beschouwd. Het betoog faalt.
6. In het rapport is vermeld dat Holland House N.V. gedurende de controlejaren betalingen heeft verricht aan personen die diverse onderhoudswerkzaamheden hebben verricht. Deze personen moeten volgens USZV als werknemers worden aangemerkt. Doordat deze personen geen twaalf achtereenvolgende dagen in dienst zijn geweest, worden zij echter als losse werknemers in de zin van artikel 1 van de LZV beschouwd, zodat uitsluitend voor de LOV premie moet worden geheven. Holland House N.V. bestrijdt het oordeel van het Gerecht dat USZV haar oproepkrachten terecht als werknemers in de zin van artikel 1 van de LOV heeft aangemerkt.
6.1. Op grond van artikel 1 van de LOV en artikel 1 van de LZV wordt onder “werknemer” begrepen: een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht. In artikel 1 van de LZV wordt vervolgens een uitzondering gemaakt voor losse werknemers, waaronder wordt verstaan: werknemers die als regel geen twaalf achtereenvolgende dagen, niet meegerekend zondagen en feestdagen als bedoeld in de Arbeidsregeling, in dienst van de werkgever zijn. De LOV kent deze uitzondering niet. Met betrekking tot de vraag of sprake is van een dienstverband (ook) in de zin van de LOV heeft het Hof eerder overwogen (vgl. de uitspraken van 30 mei 2005, ECLI:NL:OGHNAA:2005:BF7341 en 9 juli 2019, ECLI:NL:OGHACMB:2019:209) dat voor het aannemen daarvan is vereist dat de desbetreffende opdrachtnemer verplicht is de arbeid persoonlijk te verrichten, de opdrachtgever verplicht is loon te betalen en tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer, wat betreft de te verrichten arbeid, een gezagsverhouding bestaat. USZV heeft in het rapport en in de beschikkingen van 12 september 2018 niet gemotiveerd dat tussen Holland House N.V. en de oproepkrachten een dienstverband bestaat. Van het bestaan van arbeidsovereenkomsten is niet gebleken. Voor het vermoeden dat de oproepkrachten arbeid verrichten krachtens arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 7A:1613ca van het BW, bestaat evenmin grond, nu USZV niet aannemelijk heeft gemaakt dat de oproepkrachten gedurende drie opeenvolgende maanden wekelijks ten minste acht uren, dan wel gedurende tenminste 35 uren per maand, arbeid verrichtten voor Holland House N.V. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bestreden beschikkingen, voor zover daarbij premie is geheven over de aan de oproepkrachten uitgekeerde vergoedingen, niet gedragen worden door de daaraan door USZV ten grondslag gelegde motivering. Het Gerecht heeft dit niet onderkend, zodat dit betoog slaagt.
7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht zou behoren te doen, zal het Hof de tegen de beschikkingen van 12 september 2018 gerichte beroepen gegrond verklaren, die beschikkingen vernietigen en bepalen dat USZV met inachtneming van deze uitspraak nieuwe beschikkingen dient te nemen op de bezwaarschriften van Holland House N.V. Dat betekent dat USZV voor alle oproepkrachten moet onderzoeken of zij op grond van de beschikbare gegevens wel of niet als werknemer in de zin van de LOV moeten worden aangemerkt.
8. USZV dient te worden veroordeeld in de proceskosten van Holland House N.V. Het Hof stelt de proceskosten voor het beroep vast op een bedrag van NA
f700,- voor door een derde verleende rechtsbijstand. Voor het hoger beroep stelt het Hof de kosten vast op een bedrag van NA
f1.400,- eveneens voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
verklaarthet hoger beroep
gegrond;
II.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 3 december 2019 in zaaknummers SXM201801377, SXM201801379, SXM201801381, SXM201801385 en SXM201801387;
III.
verklaarthet bij het Gerecht in die zaak ingestelde beroepen tegen de beschikkingen van USZV van 12 september 2018
gegrond;
IV.
vernietigtdie beschikkingen;
V.
draagtde USZV
opmet inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen nieuwe beslissingen te nemen op de door Holland House N.V. ingediende bezwaarschriften;
VI.
veroordeeltde USZV tot vergoeding van de bij Holland House N.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van NA
f. 2.100,-, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII.
gelastdat de USZV aan Holland House N.V. het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van NA
f750,- vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. B.J. van Ettekoven, leden, in tegenwoordigheid van
mr. C.F. Donner-Haan, griffier.
w.g. Saleh
voorzitter
w.g. Donner-Haan
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2020
BIJLAGE

Landsverordening Ongevallenverzekering

Artikel 1
In deze landsverordening wordt verstaan onder:
[…]
- werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon, die hier te lande een of meer werknemers arbeid doet verrichten, alsmede de natuurlijke of rechtspersoon die, hier te lande gevestigd, een of meer werknemers, die eveneens in Sint Maarten gevestigd zijn, arbeid doet verrichten in het buitenland;
- werknemer: een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht, behalve:
· voor wat degene betreft, die persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht: indien hij zelf door de Bank als werkgever, is aangemerkt;
[…]
- loon: elke uitkering in welke vorm ook die de werknemer als vergoeding voor zijn arbeid ten laste van zijn werkgever geniet, alsmede ontvangsten van derden, die van invloed zijn op de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst, behalve:
· vergoeding voor het verrichten van overwerk in de zin van de Arbeidsregeling;
[…]
· vergoeding boven het normale loon voor het tijdelijk verrichten van andere dan de normale arbeid, waartoe hij ingevolge arbeidsovereenkomst met zijn werkgever verplicht is;
· vergoeding die bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie;
[…]

Landsverordening Ziekteverzekering

Artikel 1
In deze landsverordening wordt verstaan onder:
[…]
- werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon, die hier te Iande een of meer werknemers arbeid doet verrichten, alsmede de natuurlijke of rechtspersoon die, hier te Iande gevestigd, een of meer werknemers, die eveneens hier te landen gevestigd zijn, arbeid doet verrichten in het buitenland;
- werknemer: een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht, behalve:
[…]
losse werknemers, waaronder wordt verstaan werknemers die als regel geen 12 achtereenvolgende dagen, niet meegerekend zondagen en feestdagen als bedoeld in de Arbeidsregeling, in dienst van de werkgever zijn;
[…]
- loon: elke uitkering in welke vorm ook die de werknemer als vergoeding voor zijn arbeid ten laste van zijn werkgever geniet, alsook ontvangsten van derden, die van invloed zijn op de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst, behalve:
vergoeding voor het verrichten overwerk in de zin van de Arbeidsregeling;
[…]
· vergoeding boven het normale loon voor het tijdelijk verrichten van andere dan de normale arbeid, waartoe hij ingevolge arbeidsovereenkomst met zijn werkgever verplicht is;
· vergoeding die bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie;
· hetgeen ingevolge artikel 6, derde lid, onderdelen d tot en met h, van de Landsverordening op de loonbelasting niet tot het loon wordt gerekend;
[…]

Landsverordening op de loonbelasting

Artikel 6
[…]
3. Tot het loon wordt niet gerekend:
[…]
d. de verplichte bijdragen van de werkgever voor pensioenen en aan pensioenfondsen;
e. de door de werkgever ten behoeve van de werknemer gemaakte kosten in verband met geneeskundige behandeling en verpleging, alsmede de aanspraken van de werknemer op vrije geneeskundige behandeling en verpleging en op tegemoetkoming in ziektekosten;
f. vergoedingen voor zover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten tot verwerving van het loon, behoudens ter zake van:
1˚. posten als bedoeld in artikel 9C, eerste lid, met uitzondering van onderdeel h, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting;
[…]

Landsverordening op de inkomstenbelasting

Artikel 9C
1. Op de opbrengst uit arbeid, bedrijf en beroep, komen niet in mindering de in artikel 9, eerste lid, bedoelde kosten welke verband houden met de volgende posten:
[…]
d. kleding, met uitzondering van werkkleding;
[…]
h. voedsel, drank en genotsmiddelen, representatie – daaronder begrepen recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak alsmede excursies, studiereizen en dergelijke; een en ander met inbegrip van de desbetreffende reizen en het desbetreffende verblijf;
[…]