In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Trustmoore Corporate Services Ltd. tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin het Gerecht zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het beroep van Trustmoore Ltd. tegen het uitblijven van een besluit van de Kamer van Koophandel en Nijverheid Curaçao op een verzoek tot intrekking van een ontbindingsbeschikking. De ontbindingsbeschikking was genomen op basis van artikel 2:25, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, omdat er gedurende meer dan een jaar geen bestuurders in het Handelsregister waren ingeschreven en de jaarlijkse bijdrage niet was voldaan.
Het Hof heeft de zaak behandeld op 19 augustus 2020, waarbij Trustmoore Ltd. werd vertegenwoordigd door mr. E.R. de Vries en mr. P. Blom, en de Kamer door mr. E. van der Plank. Het Hof overweegt dat op grond van artikel 2:25a van het BW geen hoger beroep mogelijk is tegen het uitblijven van een beschikking op een verzoek tot intrekking van een ontbindingsbeschikking. Het Hof concludeert dat het onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen, omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor hoger beroep in deze situatie.
De uitspraak van het Hof bevestigt dat de bevoegdheid van de Kamer om een ontbindingsbeschikking in te trekken niet expliciet in de wet hoeft te zijn opgenomen, maar dat dit een ongeschreven bevoegdheid betreft. Het Hof wijst erop dat de ontbindingsbeschikking zelf niet vatbaar is voor hoger beroep, en dat dit ook geldt voor de beslissing van de Kamer op een verzoek tot intrekking. De conclusie van het Hof is dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt en dat het griffierecht aan Trustmoore Ltd. wordt terugbetaald.