ECLI:NL:OGEAC:2019:245

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
23 oktober 2019
Publicatiedatum
30 oktober 2019
Zaaknummer
CUR201901863
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om terug te komen op ontbindingsbeschikking leidt niet tot een fictieve weigering

In deze zaak hebben eisers, de Kamer van Koophandel en Nijverheid Curaçao, en KEK Investment N.V., beroep ingesteld tegen de weigering van verweerder, Trustmoore Corporate Services Ltd., om te beslissen op hun verzoek tot intrekking van een ontbindingsbeschikking. Deze ontbindingsbeschikking was op 25 april 2017 afgegeven op basis van artikel 2:25, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, omdat KEK gedurende een jaar geen bestuurders had ingeschreven en niet aan zijn verplichtingen had voldaan. Het beroep is behandeld op 2 oktober 2019, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun advocaten.

Het Gerecht heeft overwogen dat op grond van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) een weigering om een beschikking te geven gelijkgesteld kan worden met een beschikking. Echter, in dit geval is het Gerecht van oordeel dat verweerder niet bevoegd is om terug te komen op de ontbindingsbeschikking. De relevante bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek geven verweerder deze bevoegdheid niet, en de ontbindingsbeschikking is definitief na ongegrondverklaring van een eerder beroep daartegen. Dit is noodzakelijk voor de rechtszekerheid, zodat derden kunnen vertrouwen op de juistheid van het handelsregister.

Daarom kan het verzoek van eisers niet leiden tot het beoogde doel, en het niet beslissen door verweerder kan niet worden aangemerkt als een weigering om een beschikking te geven. Het Gerecht verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D. Haan en bekendgemaakt op 23 oktober 2019, waarbij tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:
1.de naamloze vennootschap
KEK INVESTMENT N.V.(KEK),
gevestigd in Curaçao,
2.de vennootschap naar buitenlands recht
TRUSTMOORE CORPORATE SERVICES Ltd.,
gevestigd in Malta,
eisers,
gemachtigde: mr. P. Blom, advocaat,
en

de Kamer van Koophandel en Nijverheid Curaçao,

verweerder,
gemachtigde: mr. M. Bonapart, advocaat.

Procesverloop

Bij beroepschrift van 24 mei 2019 hebben eisers beroep ingesteld tegen de weigering van verweerder om te beschikken op het door hen op 11 januari 2019 ingediende verzoek (het verzoek) tot intrekking van de beschikking van 25 april 2017, waarbij KEK op grond van artikel 2:25, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) werd ontbonden (de ontbindingsbeschikking).
Het beroep is behandeld ter zitting van het Gerecht van 2 oktober 2019. Eisers hebben zich doen vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door J. Jacobs en U. Janga, beiden werkzaam voor verweerder.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder “beschikking” verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is. Op grond van het tweede lid wordt een weigering om een beschikking te geven met een beschikking gelijk gesteld. Op grond van het derde lid geldt, wanneer de wettelijke termijn voor het geven van en beschikking is verstreken zonder dat een beschikking is gegeven of – bij het ontbreken van zulk een termijn – wanneer niet binnen redelijke tijd een beschikking is gegeven, dat als het weigeren van het geven van een beschikking.
Op grond van artikel 16a, eerste lid, is het beroep, indien gericht tegen het niet tijdig geven van een beschikking, niet aan een termijn gebonden. Op grond van het tweede lid kam het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een beschikking te geven.
1.2
Op grond van artikel 2:25, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt, een in het handelsregister ingeschreven naamloze vennootschap, (…), door een beschikking van verweerder ontbonden, indien verweerder is gebleken dat ten minste één van de navolgende omstandigheden zich voordoet:
a. gedurende ten minste een jaar geen bestuurders van de rechtspersoon in het register staan ingeschreven, terwijl ook geen opgaaf tot inschrijving is gedaan, dan wel er doet zich, indien er wel bestuurders staan ingeschreven, één van de navolgende omstandigheden voor: 1. alle bestuurders zijn overleden; 2. alle bestuurders zijn niet bereikbaar gebleken op het in het register vermelde adres van de rechtspersoon; en
b. blijkens de administratie van verweerder heeft de rechtspersoon gedurende ten minste een jaar niet voldaan aan de verplichting om het voor inschrijving in het handelsregister verschuldigde bedrag te voldoen.
Op grond van artikel 2:25a zijn ten aanzien van een beschikking tot ontbinding van de rechtspersoon als bedoeld in artikel 25, eerste lid, de artikelen 55 en 75 van de Lar niet van toepassing. Op grond van het tweede lid schrijft verweerder, indien tegen een beschikking tot ontbinding beroep op grond van de Lar wordt ingesteld, dat in het handelsregister in. De beslissing op het beroep wordt tevens ingeschreven. Op grond van het derde lid doet verweerder, indien de beslissing op beroep strekt tot vernietiging van de beschikking daarvan mededeling in het blad waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst en in een of meer hier te lande verschijnende dagbladen.
2. Eisers hadden tegen de ontbindingsbeschikking beroep ingesteld bij het Gerecht en verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 12 april 2018 heeft het Gerecht het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
Vervolgens hebben eisers het verzoek ingediend, waarop verweerder niet schriftelijk heeft beslist.
3. Naar het oordeel van het Gerecht is verweerder niet bevoegd terug te komen op de ontbindingsbeschikking, niet ambtshalve, noch op verzoek van een betrokkene. De toepasselijke bepalingen uit het BW geven verweerder die bevoegdheid niet, en strekken ertoe dat een ontbindingsbeschikking na ongegrondverklaring door het Gerecht van een beroep daartegen, definitief is. Nu derden moeten kunnen afgaan op de juistheid van het handelsregister is dit vanuit het oogpunt van rechtszekerheid ook geboden. Gelet hierop beroepen eisers zich hier tevergeefs op de algemene bevoegdheid van een bestuursorgaan terug te komen op zijn beschikkingen.
4. Nu verweerder niet de bevoegdheid toekomt terug te komen op de ontbindingsbeschikking, kan het verzoek niet leiden tot het daarmee beoogde doel. Gelet daarop kan het niet beslissen door verweerder op het verzoek niet worden aangemerkt als een weigering een beschikking te geven, die op grond van artikel 3, tweede lid, van de Lar zou zijn aan te merken als een beschikking, waartegen op grond van artikel 7, eerste lid, van de Lar beroep dan wel bezwaar zou kunnen worden ingesteld dan wel gemaakt.
5. De slotsom is dan ook dat het Gerecht zich onbevoegd dient te verklaren kennis te nemen van het beroep.
6. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
verklaart zich onbevoegdom van het beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. D. Haan, rechter in het Gerecht, en bekend gemaakt op 23 oktober 2019 te Curaçao, in tegenwoordigheid van mr. O.H.M. Leito, griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.