ECLI:NL:OGHACMB:2020:224

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 september 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
CUR2019H00339
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verzoek tot aankoop volkswoning door minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, die op 15 augustus 2019 een beroep ongegrond verklaarde. Appellanten hadden op 8 september 2017 een verzoek ingediend bij de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning om de door hen gehuurde volkswoning aan de [locatie] in Brievengat aan te kopen. De minister heeft dit verzoek afgewezen en het bezwaar van appellanten tegen deze afwijzing op 11 januari 2018 niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht heeft deze beslissing bevestigd, maar appellanten zijn het hier niet mee eens en hebben hoger beroep ingesteld.

Het Hof heeft de zaak op 19 augustus 2020 behandeld. De appellanten betogen dat de verkoop van volkswoningen een administratieve aangelegenheid is en dat de minister ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het Hof oordeelt echter dat de afwijzing van het verzoek om aankoop een beschikking is ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling, waartegen geen bezwaar kan worden gemaakt volgens artikel 7, tweede lid, aanhef en onder f, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het Hof bevestigt dat de minister terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat de uitspraak van het Gerecht van 27 mei 2019 niet gevolgd kan worden.

Uiteindelijk oordeelt het Hof dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 september 2020.

Uitspraak

CUR2019H00339
Datum uitspraak: 24 september 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. [appellant], wonende te Curaçao
2. [appellante], wonende te Curaçao
appellanten
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 15 augustus 2019 in zaak nr. CUR201800752, in het geding tussen:
appellanten
en
de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (hierna: de minister).

Procesverloop

Bij brief van 8 september 2017 heeft de minister een verzoek van appellanten tot aankoop van de door hen gehuurde volkswoning, gelegen aan de [locatie] in Brievengat, afgewezen.
Bij beschikking van 11 januari 2018 heeft de minister het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 15 augustus 2019 heeft het Gerecht het door appellanten daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten hoger beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 augustus 2020, waar appellanten, en de minister, vertegenwoordigd door mr. R.A.P.H. Pols en mr. H.M. van Rossum, beiden advocaat, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 7, eerste lid, eerste volzin, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen die door een beschikking in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
Op grond van het tweede lid, aanhef en onder f, staat geen beroep open tegen een beschikking ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling, met uitzondering van een beschikking houdende weigering van de goedkeuring van een dergelijke beschikking.
Op grond van artikel 55 zijn de personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, bevoegd een bezwaarschrift in te dienen bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft genomen, en het beroep pas in te stellen nadat het bestuursorgaan op het bezwaarschrift heeft beslist.
2. Bij brief van 8 september 2017 heeft de minister een verzoek van appellanten tot aankoop van de door hen gehuurde volkswoning, gelegen aan de [locatie] in Brievengat, afgewezen. Bij de beschikking van 11 januari 2018 heeft de minister het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar
niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de brief van 8 september 2017 een beschikking ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling behelst, waartegen geen bezwaar en beroep openstaat.
3. Het Gerecht heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard, met verbetering van de motivering van de beschikking op bezwaar van 11 januari 2018. Het in de brief van 8 september 2018 neergelegde standpunt van de minister, hier optredend als vertegenwoordiger van het land Curaçao, is volgens het Gerecht civielrechtelijk van aard en een rechtsgeschil daarover behoort tot de competentie van de civiele rechter.
4.
5. Appellanten betogen in hoger beroep dat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Desgevraagd hebben zij ter zitting toegelicht dat de verkoop van volkswoningen zoals hier aan de orde een administratieve aangelegenheid is, omdat de voorwaarden voor het verkrijgen van een volkswoning in eigendom zijn neergelegd in de Eilandsverordening eigendomsverkrijging volkswoningen Curaçao (AB 1962, no. 13 en zoals gewijzigd bij AB 1989, no. 39; hierna: de Eilandsverordening). In dit verband verwijzen zij ook naar de uitspraak van (de civiele kamer van) het Gerecht van 27 mei 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:149.
6. Het Hof is van oordeel dat een beslissing over de verkoop van een volkswoning zoals hier aan de orde een beschikking is ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling. Het Hof is, anders dan het Gerecht, van oordeel dat de brief van 8 november 2017 een publiekrechtelijke rechtshandeling is (inhoudende een beschikking). Maar dat baat appellanten niet, omdat die beschikking ziet op het (al dan niet) sluiten van een koopovereenkomst en dus op een privaatrechtelijke rechtshandeling. Op grond van artikel 7, tweede lid, aanhef en onder f, van de Lar, gelezen in samenhang met artikel 55, kan tegen een zodanige beschikking geen bezwaar worden gemaakt. De omstandigheid dat de voorwaarden voor het verkrijgen van een volkswoning in eigendom zijn neergelegd in de Eilandsverordening, doet aan het feit dat de door appellanten beoogde koopovereenkomst een privaatrechtelijke rechtshandeling is, niet af. De minister heeft het door appellanten tegen de brief van 8 september 2017 gemaakte bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Gelet op het voorgaande kan de uitspraak van het Gerecht van 27 mei 2019 (ECLI:NL:OGEAC:2019:149), anders dan appellanten hebben betoogd, niet worden gevolgd.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
9.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. drs. T.G.M. Simons en mr. J.E.M. Polak, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Meyer-de Beer, griffier.
w.g. Saleh
w.g. Meyer-de Beer
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2020