Uitspraak
voorzitter
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 23 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlening van een bouwvergunning voor de bouw van 62 woningen in Wechi. De appellanten, een vereniging en een stichting, hebben in hoger beroep de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao aangevochten, die eerder hun beroep tegen de bouwvergunning ongegrond had verklaard. De minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning had op 1 februari 2016 een bouwvergunning verleend aan de stichting Fundashon Kas Popular (FKP) voor de bouw van deze woningen, ondanks dat er nog geen ontwikkelingsplan voor Wechi was vastgesteld.
Het Hof heeft overwogen dat het Gerecht terecht heeft getoetst of de bouwvergunning moest worden geweigerd op basis van de weigeringsgronden in artikel 22 van de Bouw- en Woningverordening (BWV). Het Hof concludeert dat er geen weigeringsgrond aanwezig was en dat de bouwvergunning dus niet in strijd met de wet is verleend. De appellanten voerden aan dat de minister in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) had gehandeld door niet te beslissen op bezwaarschriften tegen het ontwerp-ontwikkelingsplan. Het Hof oordeelde dat deze argumenten niet opgingen, omdat de situatie zoals beschreven in de rechtsoverwegingen van het Gerecht leidde tot de conclusie dat de bouwvergunning rechtmatig was verleend.
Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke bepalingen omtrent de verlening van bouwvergunningen en de noodzaak van een vastgesteld ontwikkelingsplan voor het gebied.