ECLI:NL:OGHACMB:2019:238

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
6 mei 2020
Zaaknummer
CUR2018H00282
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing referendumverzoek door de Landsbemiddelaar met betrekking tot Aqualectra N.V.

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de vereniging Sindikato di Empleadonan den Utilidat (SEU) tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, die op 29 juni 2018 het beroep van SEU ongegrond verklaarde. SEU had verzocht om een referendum te houden onder de werknemers van Aqualectra N.V. betreffende hun arbeidsvoorwaarden. De Landsbemiddelaar had dit verzoek op 20 april 2018 afgewezen, wat leidde tot de rechtszaak. Het Gerecht volgde de Landsbemiddelaar in zijn oordeel dat er geen noodzaak was voor een referendum, omdat de arbeidsvoorwaarden van het personeel van Aqualectra inmiddels gelijkgetrokken waren en er geen objectief onderscheid meer bestond tussen stafpersoneel en operationeel personeel. SEU stelde dat er nog steeds onderscheid bestond en dat het Gerecht ten onrechte had overwogen dat haar belang niet zwaarder woog dan andere belangen. Het Hof heeft de zaak op 11 november 2019 behandeld en geconcludeerd dat de Landsbemiddelaar in redelijkheid kon afzien van het organiseren van het referendum. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht, met verbetering van de gronden. De conclusie was dat het hoger beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

CUR2018H00282
Datum uitspraak: 23 december 2019
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Sindikato di Empleadonan den Utilidat (SEU),
gevestigd in Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 29 juni 2018 in zaak nrs. CUR201801531 en CUR201801532 in het geding tussen:
appellante
en
de Landsbemiddelaar.

Procesverloop

Bij beschikking van 20 april 2018 heeft de Landsbemiddelaar een verzoek van SEU om een referendum te houden onder de werknemers van de naamloze vennootschap Aqualectra N.V. (hierna: Aqualectra) behorende tot de salarisgroepen A tot en met H, bandbreedte 157,5 tot 390 en 01 en N‑schalen (hierna: het verzoek), door SEU aangeduid als het stafpersoneel, afgewezen.
Bij uitspraak van 29 juni 2018 heeft het Gerecht, voor zover thans van belang het door SEU daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft SEU hoger beroep ingesteld.
De Landsbemiddelaar en Aqualectra hebben een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2019, waar SEU, vertegenwoordigd door E. Bishop (voorzitter), F. de Abreu de Paulo (vice‑voorzitter), D. Josepa (penningmeester) en I. Sosa (commissaris SEU), bijgestaan dor mr. D.I.E.I. Lichtenberg, advocaat, en de Landsbemiddelaar A.F. Obispo in persoon, vergezeld door J. Legito (eerste secretaris van de Landsbemiddelaar) en R. Bottse (adviseur minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn), bijgestaan door mr. A. van Hoof, advocaat, zijn verschenen.
Voorts is Aqualectra, vertegenwoordigd door mr. L.N. Asjes, advocaat, ter zitting verschenen.

Overwegingen

De toepasselijke wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.
Aqualectra is ontstaan na een fusie op 2 januari 2018 tussen de naamloze vennootschap Aqualectra Distribution N.V. en de naamloze vennootschap Aqualectra Production N.V. Voor de fusie werd bij de gefuseerde vennootschappen met betrekking tot onder andere de secundaire arbeidsvoorwaarden een onderscheid gemaakt tussen stafpersoneel en operationeel personeel. Bij Aqualectra wordt dit onderscheid niet meer gemaakt.
De Landsbemiddelaar heeft zich op het standpunt gesteld dat de werknemers van de voormalige productie- en distributievennootschap indertijd door verschillende vakverenigingen werden vertegenwoordigd, omdat, passende in de tijd van toen, er een strakkere hiërarchie heerste bij de bedrijven. Vast staat dat deze structuur in de loop der jaren verdween en de voorheen daaraan verbonden primaire/secundaire arbeidsvoorwaarden volledig zijn genivelleerd zodat er daarbij (behalve bij de omvang van de bezoldiging) geen objectief vast te stellen onderscheid meer bestaat in arbeidsvoorwaarden. Volgens de Landsbemiddelaar heeft SEU geen enkel argument voorgelegd waarmee de noodzaak voor een onderscheidende CAO belangenbehartiging ten behoeve van de categorie stafpersoneel dat SEU beoogt exclusief te willen vertegenwoordigen kan worden gerechtvaardigd.
Het Gerecht is de Landsbemiddelaar in dit standpunt gevolgd. Volgens het Gerecht heeft SEU ook ter zitting niet toegelicht waarom haar belang bij toewijzing van het verzoek zwaarder moet wegen dan alle andere belangen die de Landsbemiddelaar in de beschikking van 20 april 2018 heeft vastgelegd. Ter zitting is gebleken dat het verzoek is ingediend omdat SEU verwacht onder het stafpersoneel een meerderheid te behalen. Gelet op de door de Landsbemiddelaar in de beschikking van 20 april 2018 opgenomen motivering heeft hij – aldus het Gerecht – in redelijkheid tot het oordeel mogen komen dat het belang van SEU om de kans op het behalen van een meerderheid bij een referendum zoveel mogelijk te vergroten niet zwaarder weegt dan andere bij een te houden referendum betrokken belangen.
4.1.
SEU stelt dat anders dan het Gerecht heeft overwogen binnen Aqualectra nog steeds onderscheid bestaat tussen stafpersoneel en operationeel personeel. De fusie – die feitelijk tot op heden nog niet volledig is doorgevoerd – heeft volgens SEU niets te maken met het onderscheid tussen stafpersoneel en operationeel personeel. Voorts heeft het Gerecht volgens SEU ten onrechte overwogen dat zij niet alleen een referendum wil omdat zij meent onder de aangegeven categorie een meerderheid te kunnen behalen. Het Gerecht heeft ten onrechte gedacht alle door haar aangevoerde, uitgebreide en valide argumenten te kunnen vertalen in deze onterechte overweging, aldus SEU. Het stafpersoneel heeft het recht om zich te organiseren en door een categoraal referendum een vakbond aan te wijzen die hun belangen behartigt.
4.2.
Het Hof stelt voorop dat de Arbeidsgeschillengregeling 1946 (hierna: de regeling) geen definitie van het begrip categorie bevat. Artikel 14a van de regeling legt de bevoegdheid te bepalen of en welke categorieën werknemers er in een bedrijf bestaan bij de Landsbemiddelaar. De Landsbemiddelaar heeft aldus beoordelingsruimte. Uit de rechtspraak van het Hof (uitspraak van 15 december 2014, ECLI:NL:OGHACMB:2014:94) volgt dat als eis geldt dat het daarbij gehanteerde criterium duidelijk dient te zijn en de keus om dat (niet) te doen deugdelijk is gemotiveerd. Daarnaast bevat de aanhef van artikel 14a van de regeling beleidsruimte, aangezien de Landsbemiddelaar een referendum “kan” houden.
4.2.1.
SEU heeft in het verzoek als categorie geduid de daarin genoemde salarisgroepen. Het Hof stelt vast dat het verschil in salarisgroepen en de daarbij behorende als staffuncties aangeduide functies ook na de fusie is blijven bestaan. Voorts heeft SEU toegelicht dat de door haar genoemde salarisgroepen zich onderscheiden door daaraan verbonden (secundaire en tertiaire) arbeidsvoorwaarden zoals vastgelegd in het door SEU op 17 oktober 2017 ten behoeve van het stafpersoneel bij Aqualectra Production gesloten protocol voor de CAO-periode 2014-2017. Dat, zoals Aqualectra stelt, die (secundaire en tertiaire) arbeidsvoorwaarden inmiddels voor het gehele personeel zijn gelijkgetrokken, laat onverlet dat voor de door SEU in het verzoek genoemde salarisgroepen de mogelijkheid moet (blijven) bestaan om hun standpunt dienaangaande in CAO‑onderhandelingen naar voren te brengen. Het Hof is derhalve van oordeel dat de door SEU in het verzoek genoemde salarisgroepen een categorie van werknemers is, bedoeld in artikel 14A, eerste lid, van de Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946.
4.2.2.
Aqualectra heeft verklaard dat zij bij afwijzing van het verzoek voornemens was, en ook nu nog is, met SEU en de vakbonden Sindikato di Trahadonan di Kòrsou (STK) en Sindikato di Trahadonan di Kodela (STKo) te onderhandelen over een nieuwe CAO. Daarbij kunnen alle drie de vakbonden de wensen van hun leden namens hen naar voren brengen. SEU is aldus in de CAO-onderhandelingen met Aqualectra geaccepteerd als onderhandelingspartner en heeft een plaats aan de onderhandelingstafel. Daar kan zij bepleiten dat voor de door haar in het verzoek genoemde categorieën van werknemers specifieke arbeidsvoorwaarden in de CAO worden opgenomen of zelfs afzonderlijke CAO’s worden afgesloten. Een referendum is dus in elk geval niet noodzakelijk om SEU toegang tot die onderhandelingen te geven. Dat SEU beoogt bij die onderhandelingen die werknemers exclusief te vertegenwoordigen opdat zij niet overruled zal worden door de andere twee vakbonden, leidt niet tot het oordeel dat de Landsbemiddelaar niet in redelijkheid heeft kunnen afzien van het organiseren van een referendum. Daarbij heeft hij er terecht op gewezen dat tegenover de wens van SEU om het zogenoemde stafpersoneel exclusief te vertegenwoordigen de wens van Aqualectra staat om in eerste instantie te pogen één CAO met het hele personeel af te sluiten. Daarvoor zijn onderhandelingen met alle vakbonden tegelijk noodzakelijk. Exclusief optreden van SEU voor een gedeelte van het personeel kan daarbij belemmerend werken omdat daarbij een onderhandelingsresultaat kan ontstaan dat niet op het gehele personeel kan worden toegepast. Bij die stand van zaken heeft de Landsbemiddelaar in redelijkheid kunnen afzien van het beleggen van het verzochte referendum.
4.2.3.
De conclusie is dat het Gerecht terecht, zij het op niet geheel juiste gronden, tot het oordeel is gekomen dat geen grond bestaat voor vernietiging van de beschikking van 20 april 2018.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet, met verbetering van de gronden waarop deze rust, worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
voorzitter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2019

Bijlage

Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946
Artikel 14a
1. De bemiddelaar kan op verzoek van de werkgever of van het bestuur van een vakvereniging van werknemers een referendum onder één of meerdere door hem te bepalen categorieën van werknemers in een bedrijf houden teneinde vast te stellen welke vakverenigingen door de meerderheid van die werknemers wordt aangewezen om hen bij de behartiging van hun arbeidsaangelegenheden te vertegenwoordigen. Aan het referendum kunnen slechts deelnemen rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen van werknemers, wier statuten de bevoegdheid tot het aangaan van collectieve arbeidsovereenkomsten met name noemen, en die ten genoege van de bemiddelaar stukken hebben overgelegd waaruit blijkt dat de meerderheid van de betreffende categorie of categorieën van werknemers lid van die vereniging is.
4. De werkgever is verplicht, omtrent het aangaan van een collectieve arbeidsovereenkomst te onderhandelen met het bestuur van de vakvereniging van werknemers, die bij het referendum door de meerderheid van de werknemers werd aangewezen om hen bij de behartiging van hun arbeidsaangelegenheden te vertegenwoordigen.