ECLI:NL:OGHACMB:2019:204

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 juli 2019
Publicatiedatum
31 december 2019
Zaaknummer
AUA2018H00202
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan bezwaar door appellante

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 8 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep. Appellante, wonend in Aruba, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 8 oktober 2018, waarin haar beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft een aanvraag van appellante voor een vergunning tot tijdelijk verblijf als inwonende dienstbode, die door de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie op 13 januari 2017 was afgewezen. Appellante had geen bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van haar beroep.

Het Hof overwoog dat het Gerecht terecht had vastgesteld dat appellante niet zelf bezwaar had gemaakt en dat er geen gemachtigde was die dit voor haar had gedaan. Volgens de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) kan een belanghebbende alleen beroep instellen nadat eerst bezwaar is gemaakt. Appellante had betoogd dat haar tardief ingediende bezwaar verschoonbaar was, maar het Hof oordeelde dat de redenen die zij aanvoerde niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Het Hof bevestigde dat appellante tijdig bezwaar had kunnen maken, ondanks haar pogingen om een nieuwe verklaring omtrent het gedrag te verkrijgen.

De uitspraak van het Gerecht werd bevestigd, en het Hof concludeerde dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing van het Hof benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaar in bestuursrechtelijke procedures en de consequenties van het niet naleven van deze termijnen.

Uitspraak

AUA2018H00202
Datum uitspraak: 8 juli 2019
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Appellante],
wonend in Aruba,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 8 oktober 2018 in zaak nr. AUA201703105, in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie.

Procesverloop

Bij beschikking van 13 januari 2017 heeft de minister een aanvraag van appellante om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: vttv) als inwonende dienstbode bij Marjorie St. Germain (hierna: de werkgeefster), afgewezen.
Op 3 juli 2017 heeft de werkgeefster daartegen bezwaar gemaakt.
Bij beschikking van 10 oktober 2017 heeft de minister het bezwaar niet‑ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 8 oktober 2018 heeft het Gerecht het door appellante daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2019, waar appellante is verschenen.

Overwegingen

De minister heeft het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard, omdat het is ingediend na verloop van de zes weken termijn na datum dagtekening van de bestreden beschikking, bedoeld in artikel 11, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 12, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar).
Het Gerecht heeft overwogen dat volgens vaste rechtspraak van dit Hof (onder meer de uitspraak van 18 juni 2009, ECLI:NL:OGHNAA:2009:3) uit artikel 23, eerste lid, van de Lar, voortvloeit dat geen beroep bij het Gerecht kan worden ingesteld door een belanghebbende, aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt. Appellante heeft tegen de beschikking van 13 januari 2017 geen bezwaar gemaakt en niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot het oordeel leiden dat haar dat redelijkerwijs niet kan worden verweten. Zij dient reeds op die grond niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar beroep, aldus het Gerecht.
Appellante betoogt dat zij heeft uitgelegd waarom zij enigszins tardief bezwaar heeft gemaakt. De vttv is bij beschikking van 13 januari 2017 geweigerd, omdat er twijfels bestonden over de echtheid van de door haar overgelegde, door de Haïtiaanse autoriteiten afgegeven, verklaring omtrent het gedrag (hierna: vog). Om niet het risico te lopen dat haar aanvraag opnieuw zou worden afgewezen, heeft zij zich meteen na de afwijzing van haar aanvraag gewend tot de Haïtiaanse autoriteiten om een vog te verkrijgen. Op 30 mei 2017 beschikte zij over een door de griffier van het Gerecht in eerste aanleg getekende, geapostilleerde, gelegaliseerde en vertaalde vog. Deze verschoningsgronden zijn door het Gerecht niet bij de beoordeling van het beroep betrokken, aldus appellante.
3.1.
Het Gerecht is aan de vraag, of de minister het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het niet-verschoonbaar te laat is ingediend, niet toegekomen. Hij heeft het bij hem ingestelde beroep niet‑ontvankelijk verklaard, omdat niet appellante zelf, of iemand die door haar gemachtigd was om dat voor haar te doen, bezwaar heeft gemaakt en appellante alleen beroep kan instellen nadat zij eerst bezwaar heeft gemaakt. De redenen die appellante in beroep heeft aangevoerd en die volgens haar de termijnoverschrijding verschoonbaar maken, heeft het Gerecht dan ook terecht niet bij zijn beoordeling betrokken.
Daarbij merkt het Hof volledigheidshalve op dat in dit geval geen grond bestaat voor het oordeel dat het te laat indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar is. Dat appellante zich na de afwijzing van de aanvraag tot de Haïtiaanse autoriteiten heeft gewend om een nieuwe vog te verkrijgen, stond er immers niet aan in de weg dat zij tevens tijdig een bezwaarschrift tegen de afwijzing van de aanvraag had kunnen indienen.
Het betoog faalt.
4. Nu het Gerecht terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, wordt aan het betoog van appellante dat het Gerecht niet heeft onderkend dat het vertrouwensbeginsel ertoe noopt dat de gevraagde vttv aan haar wordt verleend dan wel dat aan haar gelet op haar persoonlijke omstandigheden een vttv op humanitaire gronden moet worden verleend, niet toegekomen.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. H.G. Lubberdink, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse griffier.
w.g. Saleh
voorzitter
w.g. Beerse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2019