Uitspraak
2.Geschil in hoger beroep
3.Beoordeling van het geschil
4.Beslissing
bevestigtde uitspraak op verzet.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De zaak betreft een hoger beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op verzet van het Gerecht van 22 mei 2018, waarin het verzet ongegrond werd verklaard. De belanghebbende had eerder beroep aangetekend tegen navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen die hem waren opgelegd over de jaren 2010 tot en met 2013. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunten naar voren te brengen en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding van de bezwaren verschoonbaar maakten. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van het Gerecht. De uitspraak benadrukt het belang van een behoorlijk proces en de mogelijkheid voor partijen om hun standpunten te onderbouwen, maar constateert dat de belanghebbende hierin niet is geslaagd. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.