ECLI:NL:OGHACMB:2018:8
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en werkweigering in een arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin haar verzoek om de nietigheid van een ontslag op staande voet werd afgewezen. [appellante] was werkzaam als waitress bij [geïntimeerde] en is op 13 augustus 2016 op staande voet ontslagen, naar aanleiding van een incident waarbij zij weigerde een volle vuilniszak buiten te zetten. Na het incident is [appellante] per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Op 26 augustus 2016 ontving zij een ontslagbrief, waarin werd bevestigd dat het ontslag op 13 augustus was gegeven. In hoger beroep heeft [appellante] aangevoerd dat het ontslag nietig is, maar het Hof oordeelt dat zij niet binnen de vervaltermijn van zes maanden heeft gereageerd op het ontslag. Het Hof concludeert dat het ontslag op 13 augustus 2016 rechtsgeldig is gegeven en dat de verzoeken van [appellante] om de nietigheid van het ontslag te verklaren, moeten worden afgewezen. Het Hof bevestigt de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg en veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep.