ECLI:NL:OGHACMB:2018:70

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
AR 1824/13 - ghis 78626 - H 139/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van eerdere vonnissen in hoger beroep met betrekking tot burgerlijke rechtszaak

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, is [appellant] in hoger beroep gekomen tegen eerdere vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De procedure begon met een akte van appel op 21 oktober 2015, waarbij [appellant] zes grieven tegen het vonnis van 9 september 2015 aanvoerde. De conclusie van [appellant] was dat het Hof het eerdere vonnis zou vernietigen en zijn vorderingen zou toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.

[geïntimeerde] heeft de grieven bestreden en verzocht om bevestiging van het bestreden vonnis. Gedurende de procedure heeft [appellant] zijn advocaat, mr. M.B. Boyce, vervangen door zelf procederen. Op verschillende momenten in de procedure zijn er akten ingediend en zijn er vonnissen uitgesproken, waaronder een verwijzing naar de rol voor aktewisseling en een doorhaling van de zaak wegens het ontbreken van akten.

Uiteindelijk heeft het Hof op 20 februari 2018 geoordeeld dat de stellingen van [appellant] in hoger beroep onvoldoende gemotiveerd waren en heeft het de eerdere vonnissen bevestigd. [appellant] werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van [geïntimeerde] zijn begroot op Afl. 211,90 aan verschotten en NAf 10.500,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 1824/13 - ghis 78626 - H 139/16
Uitspraak: 20 februari 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
thans appellant,
gemachtigde: voorheen mr. M.B. Boyce, thans procederende
zonder gemachtigde (e-mailadres [appellant]@gmail.com),
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. Chris Lejuez.
De partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 21 oktober 2015 is mr. Boyce namens [appellant] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 21 mei 2014 en
9 september 2015 uitgesproken vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg
van Aruba (verder: GEA).
1.2
Bij op 21 oktober 2015 ingekomen memorie van grieven heeft mr. Boyce namens [appellant] zes grieven tegen het vonnis van 9 september 2015 aangevoerd en toegelicht. De conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis van 9 september 2015 zal vernietigen, de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen en die van [appellant] alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
1.3
Bij memorie van antwoord, met producties, heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in hoger beroep.
1.4
Bij brief 14 september 2016 heeft mr. Boyce bericht dat zij niet langer optreedt als advocaat van [appellant]. De brief vermeldt dat mr. Boyce een afschrift ervan verzendt naar het in de kop van dit vonnis
genoemde e-mailadres (het e-mailadres van [appellant]).
1.5
Op de rolzitting van 20 september 2016 is [appellant] niet verschenen en heeft [geïntimeerde] afgezien van pleidooi. Vonnis is gevraagd.
1.6
Bij vonnis van 18 oktober 2016 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor aktewisseling.
1.7
Op de rol van 20 december 2016 heeft de advocaat van [geïntimeerde] een akte ingediend. Een scan van de akte heeft hij gemaild naar het e-mailadres van [appellant].
1.8
Bij vonnis van 23 mei 2017 heeft het Hof de zaak doorgehaald. Het Hof had van geen van beide partijen een akte na tussenvonnis in het dossier aangetroffen, dus ook de op 20 december 2016 zijdens [geïntimeerde] ingediende akte niet. Op 20 juni 2017 heeft [geïntimeerde] de akte van 20 december 2016 opnieuw ingediend.
1.9
Verder heeft het Hof bij vonnis van 23 mei 2017 de griffier opgedragen een scan van de vonnissen van het Hof naar het e-mailadres van [appellant] te mailen. Op 5 oktober 2017 heeft de griffier dat gedaan. [appellant] is in de gelegenheid op 28 november 2017 een antwoordakte in te dienen. Op de rolzitting van 28 november 2017 is [appellant] niet verschenen. Zijdens [geïntimeerde] is vonnis gevraagd. De uitspraak daarvan is nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

[appellant] heeft zich niet uitgelaten over de onderwerpen die het Hof bij tussenvonnis van 18 oktober 2016 aan de orde heeft gesteld. [geïntimeerde] heeft dat wel gedaan. Het Hof acht de stellingen van [appellant] in hoger beroep in het licht hiervan onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd. Het Hof zal de bestreden vonnissen daarom bevestigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt de vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 211,90 aan verschotten en NAf 10.500,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 20 februari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.