ECLI:NL:OGHACMB:2018:246

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 oktober 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
AUA201800559
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de ambtenarenrechter in een geschil over aanstelling als ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba zich gebogen over de vraag of het bevoegd was om kennis te nemen van het bezwaarschrift van klager, die stelde dat hij als ambtenaar was aangesteld. Klager had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn dienstverband met het Land Aruba, dat per 31 oktober 2017 was geëindigd. Klager voerde aan dat hij door een landsbesluit in tijdelijke dienst was aangesteld en dat deze terbeschikkingstelling een benoeming als ambtenaar inhield. De verweerder, de Gouverneur van Aruba, betwistte dit en stelde dat er geen schriftelijk aanstellingsbesluit was en dat de ministerraad niet bevoegd was om klagers aanstelling te regelen.

Het gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de Gouverneur de duidelijke bedoeling had om klager als ambtenaar aan te stellen. Het gerecht stelde vast dat er geen schriftelijk aanstellingsbesluit was afgegeven, wat betekent dat het in beginsel niet bevoegd was om het bezwaarschrift te behandelen. De rechter verwees naar eerdere jurisprudentie die stelt dat zonder een formeel aanstellingsbesluit niet licht aangenomen kan worden dat er een aanstelling tot stand is gekomen. Het gerecht concludeerde dat klager geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die zouden kunnen wijzen op een feitelijke aanstelling als ambtenaar.

De uitspraak werd gedaan op 1 oktober 2018, waarbij het gerecht zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het bezwaarschrift. Klager werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen voor het indienen van het hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraak van 1 oktober 2018
Gaza nr. AUA201800559

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[KLAGER],

wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: drs. F. Figaroa,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras-Orman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 27 december 2017 heeft de minister van Justitie klager ervan in kennis gesteld dat het dienstverband met het Land met ingang van 31 oktober 2017 is geëindigd.
Op 1 maart 2018 heeft klager hiertegen bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 15 mei 2018 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 augustus 2018, waar klager bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, zijn verschenen.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijke kader
Op grond van artikel 1 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: LA) is een ambtenaar hij die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst om in Aruba of ten kabinette van de Gevolmachtigde Minister van Aruba in Nederland, werkzaam te zijn.
In artikel 35 LA is voor zover van belang bepaald dat een bezwaarschrift kan worden ingediend ter zake van beschikkingen die ten aanzien van een ambtenaar als zodanig door een administratief orgaan zijn genomen.
Feiten
1.1
Bij landsbesluit van 21 oktober 2010 heeft verweerder besloten klager, in tijdelijke dienst bij het Cuerpo Especial Arubano (CEA), ter beschikking te stellen van het Bureau van de Minister van Algemene Zaken voor de duur van de regeerperiode van het Kabinet Mike Eman I.
1.2
De ministerraad heeft bij besluit van 29 oktober 2013 ingestemd om met klager een arbeidsovereenkomst aan te gaan met ingang van 1 november 2013, voor de duur van het Kabinet Mike Eman II.
1.3
Bij brief van 13 oktober 2014, gericht aan klager, met als onderwerp ‘vastlegging indienstneming’, heeft de minister van Algemene Zaken, Wetenschap, Innovatie en Duurzame Ontwikkeling vermeld dat klager van 1 juni 2010 tot 1 november 2013 ter beschikking is gesteld (zie 1.1) en dat hiertoe een arbeidsovereenkomst werd aangegaan.
1.4
Op 13 oktober 2014 hebben de minister van Algemene Zaken, Wetenschap, Innovatie en Duurzame Ontwikkeling, als vertegenwoordiger van het Land Aruba, en klager een arbeidsovereenkomst gesloten. Artikel 1, lid 1, van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
‘De werkgever neemt de werknemer in dienst bij het Cuerpo Especial Arubano, onder gelijktijdige terbeschikkingstelling van het Bureau van de Minister van Algemene Zaken, Wetenschap, Innovatie en Duurzame Ontwikkeling, met ingang van 1 november 2013 voor de duur van de regeerperiode van het Kabinet Mike Eman II, derhalve van rechtswege eindigend op de dag dat het kabinet aftreedt.’
1.5
Op 9 januari 2015 hebben de minister van Algemene Zaken, Wetenschap, Innovatie en Duurzame Ontwikkeling, als vertegenwoordiger van het Land Aruba, en klager een arbeidsovereenkomst gesloten. Artikel 1, lid 1, van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
‘De werkgever neemt de werknemer in dienst met ingang van 1 november 2013 bij het Bureau van de Minister van Algemene Zaken, Wetenschap, Innovatie en Duurzame Ontwikkeling , in de functie van receptionist, bode, conciërge voor de duur van de regeerperiode van het Kabinet Mike Eman II, derhalve van rechtswege eindigend op de dag dat het kabinet aftreedt, zonder verplichting tot voorafgaande (schriftelijk) opzegging en/of -mededeling door de werkgever. De werkweek bedraagt minimaal 40 uren.’
1.6
Bij brief van 27 december 2017 heeft de Minister van Justitie klager ervan in kennis gesteld dat het dienstverband met het Land met ingang van 31 oktober 2017 is geëindigd.
Standpunten van partijen
2.1
Klager verzoekt - kort samengevat - om de bestreden beschikking te vernietigen, om het dienstverband als ambtenaar in tijdelijke dienst te herstellen, om hem terug te plaatsen bij het CEA, en om verweerder te gelasten om hem maandelijks zijn salaris door te betalen met uitbetaling van zijn vakantie en ATV-dagen. Klager voert daartoe - kort samengevat - aan dat hij bij landsbesluit van 21 oktober 2010 in tijdelijke dienst bij het CEA ter beschikking is gesteld van het Bureau van de Minister van Algemene Zaken en dat deze terbeschikkingstelling een benoeming als ambtenaar inhoudt.
2.2
Verweerder voert - kort samengevat - aan dat klager geen ambtenaar is in de zin van artikel 1 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), noch in de zin van artikel 2 lid 1 onder g van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht. Er is geen schriftelijk aanstellingsbesluit en de ministerraad is niet het bevoegd orgaan om personen als ambtenaar in dienst van het Land aan te stellen, aldus verweerder.
Beoordeling
3.1
In de eerste plaats is aan de orde of de ambtenarenrechter bevoegd is kennis te nemen van het bezwaarschrift. Vaststaat dat een schriftelijk aanstellingsbesluit van de zijde van verweerder niet is afgegeven. Dit betekent dat de ambtenarenrechter in beginsel niet bevoegd is om te beslissen over het onderhavige bezwaarschrift.
3.2
Ingevolge de uitspraak van de Raad van Beroep van 10 december 2008 (RvBAz 2008/41, ECLI:NL:ORBANAA:2008:BH2975) zal, indien niet overeenkomstig de formele regels voor het tot stand brengen van een dergelijk besluit is gehandeld, niet licht mogen worden aangenomen dat desalniettemin een (aanstellings-)besluit tot stand is gekomen. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan toch een aanstelling als ambtenaar tot stand komen. Daarvoor dient duidelijk te blijken van een aan de zijde van het betrokken orgaan levende bedoeling om een dergelijke verhouding tot stand te brengen dan wel van feiten of omstandigheden op grond waarvan de betrokken ambtenaar heeft mogen begrijpen dat een aanstelling feitelijk heeft plaatsgevonden. Deze uitspraak geldt evenzeer voor Aruba.
3.3
Naar het oordeel van het gerecht is onvoldoende gebleken dat er bij het tot aanstellen bevoegde gezag, de gouverneur, de duidelijke bedoeling bestond om klager als ambtenaar aan te stellen. Uit het landsbesluit van 21 oktober 2010, waarbij klager in tijdelijke dienst is getreden bij het CEA en ter beschikking is gesteld voor de duur van de regeerperiode van het Kabinet Mike Eman I, kan die duidelijke bedoeling in ieder geval niet worden afgeleid. Dit geldt des te meer nu er met klager op 13 oktober 2014 voor de regeerperiode van het kabinet Mike Eman II een arbeidsovereenkomst naar burgerlijke recht gesloten en er op 9 januari 2015 met klager een tweede arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten. Klager heeft naar het oordeel van het gerecht geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan klager mocht aannemen dat een aanstelling als ambtenaar tot stand is gekomen. Het vorenstaande brengt mee dat het gerecht onbevoegd is om kennis te nemen van het bezwaarschrift.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het bezwaarschrift.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.