In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba zich gebogen over de vraag of het bevoegd was om kennis te nemen van het bezwaarschrift van klager, die stelde dat hij als ambtenaar was aangesteld. Klager had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn dienstverband met het Land Aruba, dat per 31 oktober 2017 was geëindigd. Klager voerde aan dat hij door een landsbesluit in tijdelijke dienst was aangesteld en dat deze terbeschikkingstelling een benoeming als ambtenaar inhield. De verweerder, de Gouverneur van Aruba, betwistte dit en stelde dat er geen schriftelijk aanstellingsbesluit was en dat de ministerraad niet bevoegd was om klagers aanstelling te regelen.
Het gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de Gouverneur de duidelijke bedoeling had om klager als ambtenaar aan te stellen. Het gerecht stelde vast dat er geen schriftelijk aanstellingsbesluit was afgegeven, wat betekent dat het in beginsel niet bevoegd was om het bezwaarschrift te behandelen. De rechter verwees naar eerdere jurisprudentie die stelt dat zonder een formeel aanstellingsbesluit niet licht aangenomen kan worden dat er een aanstelling tot stand is gekomen. Het gerecht concludeerde dat klager geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die zouden kunnen wijzen op een feitelijke aanstelling als ambtenaar.
De uitspraak werd gedaan op 1 oktober 2018, waarbij het gerecht zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het bezwaarschrift. Klager werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen voor het indienen van het hoger beroep.