ECLI:NL:OGHACMB:2018:108

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
AR 67446 - H 150/16 en H 150A/16 CUR201400496 - CUR2017H00117
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake boedelscheiding en verdeling van pensioen en woning tussen partijen

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is behandeld, gaat het om een boedelscheiding tussen twee partijen, [de man] en [de vrouw], die beiden in Curaçao wonen. De zaak is een vervolg op een eerder vonnis van 24 oktober 2017, waarin het Hof de zaak naar de rol verwees. Op 19 juni 2018 heeft het Hof uitspraak gedaan na een serie van akten en producties die door beide partijen zijn ingediend. De procedure omvatte onder andere de beoordeling van de financiële situatie van beide partijen, waarbij [de vrouw] niet meer als kapster kan werken en een beperkte verdiencapaciteit heeft, terwijl [de man] een pensioenuitkering ontvangt.

Het Hof heeft vastgesteld dat de woning van partijen verkocht moet worden, waarbij de opbrengst gelijkelijk verdeeld zal worden. [de man] heeft voorgesteld om de woning te verkopen, terwijl [de vrouw] heeft verzocht om de woning aan haar toe te wijzen met een betalingsregeling voor het overbedelingsbedrag. Het Hof heeft de vordering van [de vrouw] tot betaling van een gebruiksvergoeding afgewezen en bepaald dat [de man] zijn pensioenuitkering behoudt zonder enige afdracht aan [de vrouw].

Het Hof heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten op 4 september 2018, waarbij partijen in persoon en met hun gemachtigden moeten verschijnen om inlichtingen te verstrekken en een regeling te beproeven. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Vonnis no.:
Registratienummers: AR 67446 - H 150/16 en H 150A/16
CUR201400496 - CUR2017H00117
Uitspraak: 19 juni 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[DE MAN],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. E. Kleist,
tegen
[DE VROUW],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. S.N.E. Inderson.
De partijen worden hierna [de man] en [de vrouw] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Bij vonnis van 24 oktober 2017 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen.
Op 23 januari 2018 heeft elk van partijen een akte met producties ingediend.
Op 27 maart 2018 heeft elk van hen een antwoordakte met producties ingediend.
Op 24 april 2018 heeft [de vrouw] een akte uitlating producties ingediend.
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Voorshands is voldoende aannemelijk dat [de vrouw] niet meer als kapster kan werken en dat zij geen hogere verdiencapaciteit heeft dan ongeveer NAf 300,- per maand.
2.2
Het Hof heeft reeds vastgesteld dat [de man] een uitkering bij wijze van pensioen met duurtetoeslag ontvangt van NAf 479,- per maand. Niet is betwist dat hij daarnaast AOV ontvangt (volgens [de man] NAf 808,- in 2017, volgens [de vrouw] NAf 862,- in 2018; vermoedelijk is dat allebei juist). Voorshands is voldoende aannemelijk dat zijn mogelijkheden om bij te verdienen als verhuurder van een busvergunning en als schoolbuschauffeur (vrijwel) geheel zijn weggevallen vanwege zijn leeftijd.
2.3 [
de man] heeft gesteld dat hij een minderjarige zoon onderhoudt, die geboren is in 2001 en van plan is te gaan studeren. [de vrouw] heeft dat betwist.
Onbetwist staat vast dat [de vrouw] samenwoont met een man die inkomsten verdient als muzikant. [de vrouw] heeft betwist dat deze man bijdraagt in haar kosten van levensonderhoud.
2.4 [
de man] heeft voorgesteld dat de woning wordt verkocht en dat de verkoopopbrengst bij helfte wordt verdeeld. [de vrouw] heeft voorgesteld dat de woning aan haar wordt toebedeeld en dat bepaald wordt dat zij het overbedelingsbedrag in termijnen dient te betalen.
2.5
Het Hof acht voorshands de volgende verdeling aangewezen.
a. De woning wordt verkocht (een oplossing waarbij de man de woning behoudt is er kennelijk niet). De verkoopopbrengst (na aftrek van kosten) wordt bij helfte verdeeld. Partijen worden veroordeeld hieraan mee te werken, zo nodig op straffe van verbeurte van dwangsommen.
b. De vordering van [de vrouw] tot veroordeling van [de man] tot betaling van een gebruiksvergoeding wordt afgewezen.
c. [de man] behoudt de gehele uitkering bij wijze van pensioen inclusief duurtetoeslag, zonder enige afdracht aan [de vrouw], ook voor wat betreft de reeds sinds 1 januari 2013 door hem ontvangen uitkering bij wijze van pensioen inclusief duurtetoeslag. Gelet op zijn beperkte inkomsten, zijn gevorderde leeftijd en het feit dat hij de woning verliest, is het Hof voorshands van oordeel dat de redelijkheid en billijkheid dat eisen. [de man] kan dan voorlopig de haar toekomende helft van de verkoopopbrengst van de woning aanwenden voor haar levensonderhoud.
2.6
Het Hof zal een comparitie van partijen gelasten om het voorgaande met partijen te bespreken. Andere voorstellen kunnen ook ter tafel komen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
gelast partijen in persoon en vergezeld van hun gemachtigden te verschijnen voor het Hof tot het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een regeling, op dinsdag 4 september 2018 te 9.00 uur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 19 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.