ECLI:NL:OGHACMB:2017:51
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- E.A. Saleh
- J. de Boer
- G.C.C. Lewin
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en bevel tot overlegging van stukken door de Dienst Landbouw Veeteelt en Visserij
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, betreft het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een vrouw en een man, beiden woonachtig in Curaçao. De vrouw is oorspronkelijk eiseres en thans appellante in het principaal appel, terwijl de man oorspronkelijk gedaagde is en thans geïntimeerde in het principaal appel. De zaak is voortgekomen uit een vonnis van 1 maart 2016, waarin het Hof de zaak naar de rol verwees voor aktewisseling. De man diende op 3 mei 2016 een akte met producties in, gevolgd door een antwoordakte van de vrouw op 25 oktober 2016. Op 7 februari 2017 diende de man een akte in waarin hij zich uitliet over de producties van de vrouw.
De procedure betreft de benoeming van een taxateur om percelen aan de [straatnaam #1 en #2] en de daarop gelegen opstallen te taxeren. De man heeft verzocht om bepaalde stukken van de Dienst Landbouw Veeteelt en Visserij van het Land Curaçao, die hij noodzakelijk acht voor de taxatie. Het Hof heeft in een tussenvonnis van 1 maart 2016 partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over deze benoeming. De man heeft het Hof verzocht om de Dienst LVV te bevelen de gevraagde stukken in het geding te brengen, conform artikel 142 Rv, dat bepaalt dat de rechter een dergelijk bevel pas kan geven nadat degene aan wie dat bevel zou worden gericht, erover is gehoord.
In de beslissing heeft het Hof de Dienst LVV verzocht om zich uiterlijk op 1 juli 2017 uit te laten over de bereidheid om de gevraagde stukken te verstrekken. Indien de Dienst LVV bereid is, dient zij de stukken als bijlage bij de brief te voegen. Indien niet, moet zij een gewichtige reden opgeven voor de weigering. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 5 september 2017 voor gelijktijdige akte aan beide zijden, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden. Dit vonnis is uitgesproken op 30 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.