ECLI:NL:OGHACMB:2017:51

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
28 juni 2017
Zaaknummer
AR 52648/11 - H 292/15 en 292A/15
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en bevel tot overlegging van stukken door de Dienst Landbouw Veeteelt en Visserij

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, betreft het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een vrouw en een man, beiden woonachtig in Curaçao. De vrouw is oorspronkelijk eiseres en thans appellante in het principaal appel, terwijl de man oorspronkelijk gedaagde is en thans geïntimeerde in het principaal appel. De zaak is voortgekomen uit een vonnis van 1 maart 2016, waarin het Hof de zaak naar de rol verwees voor aktewisseling. De man diende op 3 mei 2016 een akte met producties in, gevolgd door een antwoordakte van de vrouw op 25 oktober 2016. Op 7 februari 2017 diende de man een akte in waarin hij zich uitliet over de producties van de vrouw.

De procedure betreft de benoeming van een taxateur om percelen aan de [straatnaam #1 en #2] en de daarop gelegen opstallen te taxeren. De man heeft verzocht om bepaalde stukken van de Dienst Landbouw Veeteelt en Visserij van het Land Curaçao, die hij noodzakelijk acht voor de taxatie. Het Hof heeft in een tussenvonnis van 1 maart 2016 partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over deze benoeming. De man heeft het Hof verzocht om de Dienst LVV te bevelen de gevraagde stukken in het geding te brengen, conform artikel 142 Rv, dat bepaalt dat de rechter een dergelijk bevel pas kan geven nadat degene aan wie dat bevel zou worden gericht, erover is gehoord.

In de beslissing heeft het Hof de Dienst LVV verzocht om zich uiterlijk op 1 juli 2017 uit te laten over de bereidheid om de gevraagde stukken te verstrekken. Indien de Dienst LVV bereid is, dient zij de stukken als bijlage bij de brief te voegen. Indien niet, moet zij een gewichtige reden opgeven voor de weigering. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 5 september 2017 voor gelijktijdige akte aan beide zijden, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden. Dit vonnis is uitgesproken op 30 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2017 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 52648/11 - H 292/15 en 292A/15
Uitspraak: 30 mei 2017
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[DE VROUW],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. C.L. Taylor,
tegen
[DE MAN],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols.
De partijen worden hierna weer de vrouw en de man genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Bij vonnis van 1 maart 2016 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor aktewisseling. De man heeft op 3 mei 2016 een akte met producties ingediend. De vrouw heeft op 25 oktober 2016 een antwoordakte met producties ingediend. De man heeft op 7 februari 2017 een akte ingediend waarbij hij zich uitlaat over de producties van de vrouw. Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Deze zaak betreft de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen.
2.2
Bij het tussenvonnis van 1 maart 2016 heeft het Hof partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over een voorgenomen benoeming van een taxateur als deskundige om percelen aan de [straatnaam #1 en #2] en de daarop gelegen opstallen te taxeren.
2.3
De man meent dat de te benoemen taxateur de beschikking zou moeten hebben over bepaalde stukken van de Dienst Landbouw Veeteelt en Visserij van het Land Curaçao (Maneho Agrario i Peska; hierna: de Dienst LVV).
Het betreft de volgende stukken:
a. het rapport waarnaar verwezen wordt in een begeleidende brief van de Dienst LVV van 21 april 2006 aan [de vrouw] met kenmerk [kenmerk], betreffende [straatnaam #2];
b. het ontwikkelingsplan [plannummer], dat door [de vrouw] is aangevraagd, en die aanvraag;
c. eventuele andere stukken met betrekking tot [straatnaam #1] en/of
[straatnaam #2] waarover de Dienst LVV beschikt.
2.4
De man heeft het Hof verzocht de Dienst LVV te bevelen voornoemde stukken in het geding te brengen. Art 142 Rv bepaalt dat de rechter een dergelijk bevel pas kan geven, nadat degene aan wie dat bevel zou worden gericht, erover is gehoord of althans daartoe in de gelegenheid is gesteld.
In verband daarmee zal het Hof thans beslissen als in het dictum te vermelden. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verzoekt de Dienst LVV zich uiterlijk op 1 juli 2017 bij brief aan het Hof, voorzien van kenmerk "AR 52648/11 - H 292/15 en 292A/15", uit te laten over de vraag of zij bereid is afschrift te verstrekken van de hiervoor in rov. 2.3 genoemde stukken;
indien en voor zover zij bereid is dat te doen, wordt haar verzocht die stukken als bijlage bij die brief te voegen;
indien en voor zover zij daartoe niet bereid is, wordt haar verzocht daarvoor een gewichtige reden op te geven die de weigering kan rechtvaardigen;
draagt de griffie op een afschrift van dit vonnis te doen toekomen aan de
Dienst LVV, Klein Kwartier 33, alhier;
draagt de griffie op de van de Dienst LVV te ontvangen brief met bijlagen in afschrift te verstrekken aan de gemachtigden van partijen;
verwijst de zaak naar de rol van 5 september 2017 voor gelijktijdige akte aan beide zijden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, J. de Boer en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 30 mei 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.