ECLI:NL:OGHACMB:2017:252

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 juli 2017
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
500.00087/14 H-39/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao inzake valsheid in geschrift en witwassen

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 21 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 11 maart 2016. De verdachte, geboren op 18 februari 1978 in Curaçao, werd in eerste aanleg veroordeeld voor valsheid in geschrift en witwassen. Het Hof heeft de zaak behandeld na meerdere terechtzittingen, waarbij de verdachte werd bijgestaan door verschillende advocaten. De procureurs-generaal hebben gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden bevestigd, maar het Hof heeft besloten dat het vonnis niet in stand kan blijven, omdat het Hof deels tot andere beslissingen komt.

De tenlastelegging omvatte onder andere valsheid in geschrift met betrekking tot facturen van een bedrijf en witwassen van geldbedragen afkomstig uit misdrijven. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte samen hebben geprobeerd de herkomst van de gelden te verhullen. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onrechtmatigheden in het onderzoek, maar het Hof verwierp deze stellingen. Het Hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen en het voorhanden hebben van jammers, en sprak haar vrij van valsheid in geschrift.

De strafoplegging houdt rekening met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de samenleving. Het Hof heeft een gevangenisstraf opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft de inbeslaggenomen frequency jammers onttrokken aan het verkeer. De uitspraak benadrukt de noodzaak van transparantie in financiële transacties, vooral in de context van politieke integriteit.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
STRAFVONNIS
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 11 maart 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op 18 februari 1978 in Curaçao,
wonende in Curaçao, Bankwerkersweg 33.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 5 juni 2015, 17 juni 2015, 9 september 2015, 4 november 2015, 11 december 2015 en 17 en 19 februari 2016, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen. Tevens is het onderzoek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 26 oktober 2016 en 12, 13 en 14 juni 2017 in Curaçao, alwaar de verdachte is bijgestaan door mr. M.C. Vaders, advocaat in Curaçao en door mrs. G.G.J. Knoops, C.J. Knoops-Hamburger en J.A. Baaijens, advocaten in Nederland, alsmede naar aanleiding van de terechtzitting in hoger beroep tot sluiting van het onderzoek, gehouden op 11 juli 2017, in Curaçao en Sint Maarten, door middel van een video-verbinding.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de procureurs-generaal, mrs. M.L.A. Angela en G.H. Rip, en van hetgeen door de verdachte en diens raadslieden naar voren is gebracht.
De procureurs-generaal hebben gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen. Ten aanzien van het verzoek tot het alsnog horen van de getuige [getuige 1] zijn de procureurs-generaal van oordeel dat het verzoek nodeloos is en dient te worden afgewezen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder feit 1, feit 2 cumulatief en feit 3 cumulatief tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van voorarrest. Tevens zijn de inbeslaggenomen frequency jammers aan het verkeer onttrokken en zijn de inbeslaggenomen audio-jammers en de spy-phone protectors teruggegeven aan de verdachte.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
Feit 1: Valsheid in geschrift
zij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 juli 2010, te Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en/of Italië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
twee, althans één, factu(u)r(en) van [naam bedrijf 1] (gericht aan [naam bedrijf 2]), te weten:
- een factuur met factuurnummer 91210 (gedateerd 4 mei 2010) ten bedrage van 140.000,00 USD (onder vermelding van de omschrijving “Assembly and Testing Playing Tracking Module (Vlt Italian Market)” en/of “On-Board Firmware testing”) en/of
- een factuur met factuurnummer 91213 (gedateerd 7 juni 2010) ten bedrage van 73.447,00 USD (onder vermelding van de omschrijving “Assembly and testing Tracking Module (Vlt Italian Market)” en/of “On-Board Firmware testing”);
zijnde (telkens)( een) geschrift(en) waaruit enig recht en/of enige verbintenis en/of enige bevrijding van schuld kan ontstaan en/of dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst, met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik enig nadeel is/kon ontstaan,
bestaande die valsheid hierin dat verdachte en/of haar mededader(s)
  • opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid in genoemde factu(u)r(en) heeft/hebben vermeld dat door het bedrijf [naam bedrijf 1] vermelde werkzaamheden en/of diensten zijn verricht (voor het bedrijf [naam bedrijf 2]), terwijl in werkelijkheid vermelde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht en/of
  • opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid in genoemde factu(u)r(en) heeft/hebben vermeld dat de factu(u)r(en) afkomstig is/zijn van het bedrijf [naam bedrijf 1] en/of op naam gesteld is/zijn op het bedrijf [naam bedrijf 1] , terwijl in werkelijkheid de factu(u)r(en) niet afkomstig is/zijn van het bedrijf [naam bedrijf1] en/of op naam gesteld is/zijn op het bedrijf [naam bedrijf 1] en/of
  • opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid op genoemde factu(u)r(en) het/de factuurnummer(s) 91210 en/of 91213 heeft vermeld als zijnde (een) factuurnummer(s) van het bedrijf [naam bedrijf 1], terwijl in werkelijkheid vermelde factuurnummer(s) niet is/zijn uitgegeven door het bedrijf [naam bedrijf 1] ;
artikel 230 lid 1 Wetboek van Strafrecht NA (oud)
Feit 2: Witwassen
zij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 november 2011 te Curaçao en/of Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en/of de Verenigde Staten van Amerika en/of Zwitserland en/of Italië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) van een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) ter waarde van (in totaal) USD 213.447 of daaromtrent, en/of (vervolgens) ter waarde van
  • 15.000 USD en/of
  • 10.000 USD en/of
  • 50.000 USD en/of
  • 50.000 USD en/of
  • 53.422 USD en/of
  • 20.000 USD,
in elk geval van enig(e) geldbedrag(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of begre(e)p(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit (deze) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middelijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
artikel 435a of c, beide lid 1 sub a Wetboek van Strafrecht NA (oud)
en/of
zij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 november 2011 te Curaçao en/of Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en/of de Verenigde Staten van Amerika en/of Zwitserland en/of Italië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) ter waarde van (in totaal) USD 213.447 of daaromtrent, en/of (vervolgens) ter waarde van:
  • 15.000 USD en/of
  • 10.000 USD en/of
  • 50.000 USD en/of
  • 50.000 USD en/of
  • 53.422 USD en/of
  • 20.000 USD,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en en/of begre(e)p(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit (deze) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middelijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
artikel 435a of c, beide lid 1 sub b Wetboek van Strafrecht NA (oud)
Feit 3: Voorhanden hebben jammers
(voorhanden hebben technisch hulpmiddel voor onbruikbaar maken, stoornis veroorzaken werk voor telecommunicatie)
hij op of omstreeks 9 december 2013, althans in de maand december 2013, in Curaçao tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
zeven, althans één of meer, technisch(e) hulpmiddel(en) dat/die hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is/zijn voor het opzettelijk vernielen en/of beschadigen en/of onbruikbaar maken en/of veroorzaken van een stoornis in de gang en/of in de werking van een geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie,
te weten (een)
  • audio-jammer, Capri Electronics LLC AJ-34 [beslagnummer 33.1.5.1-A] en/of
  • audio-jammer, Capri Electronics LLC AJ-34 [beslagnummer 33.1.5.1-B] en/of
  • audio-jammer, Capri Electronics LLC AJ-34 [beslagnummer 33.1.5.1-C] en/of
  • spy-phone protector, GSM safe 3 [beslagnummer 33.1.5.1-D] en/of
  • spy-phone protector, GSM safe 3 [beslagnummer 33.1.5.1-E] en/of
  • frequency-jammer, merkloos met serienummer 011007810 [beslagnummer 33.3.6.4] en/of inclusief bijbehorende afstandbediening [beslagnummer 33.3.5.5] en/of
  • frequency-jammer, merkloos zonder serienummer [beslagnummer 33.4.2.50]
heeft vervaardigd en/of verkocht en/of verworven en/of ingevoerd en/of verspreid en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden heeft gehad,
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 2:107 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht wordt/werd gepleegd; artikel 2:107 lid 2 onder a van het Wetboek van Strafrecht
en/of
(voorhanden hebben radio-elektrische zendinrichting zonder machtiging)
zij op of omstreeks 9 december 2013, althans in de maand december 2013 , in Curaçao, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
twee, althans een of meer, radio-elektrische zendinrichtingen, te weten (een):
  • frequency-jammer, merkloos met serienummer 011007810 [beslagnummer 33.3.6.4] en/of inclusief bijbehorende afstandbediening [beslagnummer 33.3.5.5] en/of
  • frequency-jammer, merkloos zonder serienummer [beslagnummer 33.4.2.50]
(anders dan krachtens concessie) heeft aangelegd en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt en/of geëxploiteerd, terwijl aan hem, verdachte, hiertoe geen machtiging van de Minister (van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning) was afgegeven/verleend; artikel 15, Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof deels tot andere beslissingen komt.
Voorvragen en normschendingen
De verdediging heeft in hoger beroep aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard althans dat bewijsuitsluiting op zijn plaats is wegens normschendingen.
Hiertoe is onder meer gesteld dat er ten tijde van de start van het onderzoek onvoldoende verdenking jegens de verdachte bestond en dat het openbaar ministerie een “extra aanleiding” nodig had om het in 2013 tegen de verdachte lopende strafrechtelijke onderzoek meer gewicht te geven. Daartoe zou de advocaat-generaal mr. A.C. Van der Schans in 2014 met een (deels) onwaar verhaal over een e-mailbericht gekomen zijn dat door het openbaar ministerie in Milaan aan het openbaar-ministerie in Curaçao zou zijn gezonden.
Als officieel vertrekpunt voor het strafrechtelijk onderzoek in deze zaak dient te worden aangemerkt de brief van de procureur-generaal mr. D.A. Piar van 28 januari 2013 [1] . Deze brief is gericht aan het Hoofd van de Landsrecherche van het land Curaçao en behelst de opdracht tot een landrecherche-onderzoek naar ongebruikelijke transacties. De aanleiding daartoe is volgens de brief gelegen in de omstandigheid dat de stichting [naam stichting] en diverse burgers in aanloop naar de verkiezingen van oktober 2012 bij het openbaar ministerie aandacht hebben gevraagd voor de ongebruikelijke transacties die gerelateerd kunnen worden aan de verdachte, zoals de afgelopen jaren gemeld bij en geregistreerd door het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) in Curaçao. Uit de brief blijkt verder dat deze transacties in het verleden niet zijn onderzocht in verband met personele onderbezetting en dat het belang van het onderzoek erin is gelegen een einde te maken aan (publiekelijke) speculaties over mogelijk strafrechtelijk verwijtbaar handelen van de verdachte. Het onderzoek moet volgens de procureur-generaal inhouden dat de transacties in kaart worden gebracht en dat nationaal en internationaal navraag dient te worden gedaan naar de herkomstbestemming opdat duidelijkheid ontstaat over de vraag of deze transacties al dan niet als “verdacht” moeten worden gekwalificeerd. Uit het dossier valt op te maken dat met het aandacht vragen door “diverse burgers” uit de brief wordt bedoeld de aangiften tegen de verdachte door de heer [naam aangever] van 18 september 2012 [2] en die van een anonieme burger van 22 oktober 2012 [3] , beide gericht aan de procureur-generaal.
Naar aanleiding van deze opdracht is door Landsrechercheur [landsrechercheur] op 21 mei 2013 een proces-verbaal “Bevindingen feitenonderzoek” [4] opgemaakt. Daaruit blijkt dat bij het MOT een bevraging is gedaan op de verdachte en directe familieleden en geassocieerden, waaruit naar voren is gekomen dat deze in de periode van maart 2007 tot januari 2013 betrokken waren bij een groot aantal MOT-meldingen voor een totaal bedrag van ANG 2.225.786,00. Vervolgens is de informatie uit de gedane aangiften vergeleken met de informatie die is opgevraagd bij het MOT. De conclusie van dit onderzoek luidt dat de verdenking gerechtvaardigd is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan onder meer de volgende strafbare gedragingen:
- witwassen van voorwerpen, waaronder grote contante geldbedragen;
- opzettelijk doen van onjuiste belastingaangifte;
- overtreding van de Landverordening Financiën Politieke Groeperingen.
In vervolg hierop heeft de procureur-generaal bij brief van 6 juni 2013 [5] opdracht gegeven het eerdere onderzoek tegen de verdachte voort te zetten als een strafrechtelijk onderzoek.
Daarnaast bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van advocaat-generaal mr. A.C. van der Schans van 20 februari 2014 [6] waarin deze verklaart dat hij medio 2012 een bericht per e-mail heeft ontvangen van het Italiaanse openbaar ministerie dat men daar, in een lopend onderzoek naar [donateur], stukken had gevonden die van belang konden zijn voor het openbaar ministerie. De advocaat-generaal is samen met een collega vervolgens naar Milaan gereisd en heeft daar op 19 december 2012 van de Italiaanse officier van justitie R. Pellicano enkele documenten ter inzage gekregen. Het ging om twee facturen van het bedrijf [naam bedrif 1], gericht aan [naam bedrijf 2] te Rome (hierna ook: [naam bedrif 2]).
Uit de brief van de procureur-generaal van 28 januari 2013 komt een behoedzame benadering naar voren van de al langer op het internet circulerende geruchten rondom financiële transacties van de verdachte. Voordat het openbaar ministerie door middel van deze brief in actie kwam, waren meerdere, met bijlagen onderbouwde, aangiften gedaan. De brief van de procureur-generaal behelst nog geen opdracht tot een strafrechtelijk onderzoek op basis van een verdenking, maar de opdracht tot een onderzoek naar de in de aangiften genoemde transacties. Pas toen op grond van dit onderzoek bleek dat er voldoende verdenking jegens de verdachte aanwezig was, is het voortgezet als een strafrechtelijk onderzoek. Het Hof acht de gevolgde gang van zaken zorgvuldig en de uit het feitenonderzoek verkregen informatie voldoende om te kunnen spreken van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit.
Deze aanvankelijke verdenking betrof, zo blijkt uit de brieven van de procureur-generaal en het proces-verbaal van de landsrecherche van 21 mei 2013 nog niet de verdenking van valsheid in geschrift met betrekking tot de rekeningen van [naam bedrijf 1] aan [naam bedrijf 2], het zogenaamde Italië-verhaal. Het proces-verbaal van advocaat-generaal mr. A.C. Van der Schans vermeldt dat dit een aanvang heeft genomen “medio 2012”(waarvan hij later heeft aangegeven daarmee te hebben bedoeld: in de tweede helft van 2012 [7] ), terwijl deze verdenking tegen de verdachte pas in een proces-verbaal van 19 mei 2014 [8] naar voren komt. Hoewel het voor de hand had gelegen dat de naar aanleiding van deze e-mail verkregen informatie in een eerder stadium aan het dossier was toegevoegd, is het standpunt van de verdediging dat het openbaar ministerie de verdenking hiermee wilde “verstevigen”, gelet op de hiervoor omschreven feitelijke gang van zaken, niet aannemelijk geworden, en wordt het op grond hiervan verworpen.
De verdediging heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie in de aanloop van het strafrechtelijk onderzoek naar verdachte dusdanig onrechtmatig zou hebben gehandeld dat niet meer sprake kan zijn van een eerlijk proces. De onrechtmatigheden zouden zich volgens de verdediging voorgedaan hebben in wat zij noemt:
- de onrechtmatigheden in de MOT-aanleiding, en
- het Italië-verhaal.
Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging komt, afgezien van de in de wet geregelde gevallen, slechts in uitzonderlijke situaties in aanmerking. Als het gaat om een vormverzuim in de zin van art. 359a Sv - dus een onherstelbaar vormverzuim dat is begaan in het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde feit - is voor dat rechtsgevolg alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een goede procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan (vgl. HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533, NJ 2004/376, rov. 3.6.5).
Bij een inbreuk op de verdedigingsrechten van de verdachte die niet onder het bereik van art. 359a Sv valt, komt de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging niet in aanmerking, behoudens in het uitzonderlijke geval dat die inbreuk van dien aard is en zodanig ernstig dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM. Daarbij verdient opmerking dat het in de eerste plaats moet gaan om een inbreuk die onherstelbaar is en die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is gecompenseerd. Bovendien moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen - in de bewoordingen van het EHRM - dat "the proceedings
as a wholewere not fair". Uit een en ander volgt dat de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging slechts in uitzonderlijke gevallen in beeld kan komen. Aan de motivering van die beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring worden hoge eisen gesteld (vgl. HR 13-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2059, rov. 2.3.4).
MOT-informatie
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van achtereenvolgende onrechtmatigheden ten aanzien van de MOT-meldingen waar de verdenking tegen de verdachte op is gebaseerd.
Volgens de verdediging is om te beginnen op onrechtmatige wijze een veiligheidsonderzoek door de overheid uitgevoerd naar onder meer de verdachte, in het kader waarvan vertrouwelijke informatie bij overheidsdiensten, commerciële banken en dergelijke werd ingewonnen. De in het kader hiervan verkregen MOT-meldingen dienen eveneens als onrechtmatig te worden beschouwd. Deze MOT-gegevens zijn vervolgens gelekt en het kan volgens de verdediging niet anders zijn dan dat dat is gebeurd door een of meer overheidsdienaren. Het openbaar ministerie moet hiervoor verantwoordelijk worden gehouden en had op basis van deze informatie geen strafrechtelijk onderzoek mogen beginnen.
Het Hof stelt vast dat het veiligheidsonderzoek geen deel uit maakt van het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake van de aan hem ten laste gelegde feiten. Dat neemt niet weg dat onder omstandigheden onrechtmatigheden bij het veiligheidsonderzoek relevant kunnen zijn voor de strafzaak (vergelijk HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122, NJ 2007/336, rov. 4.7.2 en 4.8). Onvoldoende onderbouwd is echter dat van dergelijke omstandigheden sprake is en dat is ook overigens niet aannemelijk geworden.
In de aangiften die aanleiding waren tot het feitenonderzoek waartoe de procureur-generaal op 28 januari 2013 opdracht had gegeven, wordt melding gemaakt van op de verdachte betrekking hebbende, uitgelekte, informatie, waaronder MOT-meldingen en een memo van de Veiligheidsdienst, die op het internet circuleerden. Het Hof is niet gebleken van feiten of omstandigheden die erop wijzen dat overheidsdienaren op enigerlei wijze betrokken zouden zijn bij het (moedwillig) lekken van deze informatie naar het internet of dat deze anderszins een rol hebben gespeeld die het gebruik van deze informatie door het openbaar-ministerie onrechtmatig zou hebben gemaakt. De stelling van de verdediging dat het niet anders kan zijn dan dat dat door overheidsdienaren is gebeurd, deelt het Hof dan ook niet. Daarnaast volgt het Hof de verdediging niet in haar stelling dat gedrag van welke overheidsdienaar dan ook zonder meer aan het openbaar ministerie moet worden toegerekend. Daarbij is in dit geval van belang dat het doel van deze informatievergaring was om mogelijke integriteitsproblemen bij aankomende bewindslieden te onderzoeken en niet om deze in het kader van een strafrechtelijke procedure tegen de verdachte te (laten) gebruiken.
Gang van zaken Italië
Ten aanzien van het door de advocaat-generaal Van der Schans opgemaakte proces-verbaal van 20 februari 2014 over de ontvangst van een e-mail van het openbaar ministerie te Milaan, het zogenaamde Italië-verhaal, heeft de verdediging het volgende aangevoerd.
De gang van zaken zoals door het openbaar ministerie geschetst is niet conform de werkelijkheid. Allereerst heeft het openbaar ministerie het Gerecht in eerste aanleg en het Hof misleid door te stellen dat de start van het onderzoek was gelegen in dit proces-verbaal. Daarnaast is er sprake van onverklaarbare tegenstrijdigheden in, en de gang van zaken rondom, dit proces-verbaal. De verdediging heeft de officier van justitie te Milaan, [getuige 1], door professor en advocaat L. Lupario en wetenschappelijk medewerkster en advocate C. Padovani laten benaderen en deze hebben over [getuige 1] verklaard dat: “he could refer factual circumstances actually able to contradict essential elements of the course of events as stated by the Curaçao investigative authorities”. Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft de verdediging het Hof, subsidiair, opnieuw verzocht [getuige 1] als getuige te horen over de aanvang van het Italië-verhaal.
Het Hof heeft hiervoor al vastgesteld dat de aanvang van het strafrechtelijk onderzoek niet is gelegen in het proces-verbaal van advocaat-generaal Van der Schans. Dit valt op eenvoudige wijze uit het dossier op te maken, zodat van misleiding door het openbaar ministerie geen sprake is.
Verder stelt het Hof vast dat de twee facturen waarvan advocaat-generaal Van der Schans in zijn proces-verbaal van 20 februari 2014 melding maakt daadwerkelijk hebben bestaan en dat kopieën daarvan zich in het dossier bevinden. De authenticiteit hiervan is niet in het geding. Deze kopieën zijn door middel van een rechtshulpverzoek aan Italië verkregen. Voor zover de gang van zaken rondom de e-mail en het daaropvolgende werkbezoek aan Italië niet (geheel) conform de verklaring van de advocaat-generaal zou zijn verlopen is de verdachte daardoor niet in zijn belangen geschaad, aangezien de kopieën van de beide facturen in aansluiting op dit werkbezoek op controleerbare en rechtsgeldige wijze zijn verkregen.
De door de verdediging aangevoerde stellingen leiden niet, ook in niet onderling verband en samenhang bezien, tot de slotsom dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim of schending van het recht op een eerlijk proces. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Op grond van het voorgaande is er ook geen aanleiding voor bewijsuitsluiting.
Het horen van [getuige 1] als getuige acht het Hof nodeloos nu zijn verklaring niet kan bijdragen aan enige in deze zaak te nemen beslissing.
Voor zover de verdediging, ten aanzien van feit 3, heeft willen betogen dat het openbaar ministerie geen recht had de verdachte te vervolgen voor het voorhanden hebben van de beide frequency jammers overweegt het Hof als volgt.
Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad [9] leent de beslissing van het openbaar ministerie zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. De stelling van de verdediging dat het destijds staand beleid was dat geen vervolging plaatsvond ten aanzien van het voorhanden hebben van jammers kan niet gezien worden als een dergelijk uitzonderlijk geval en kan dientengevolge niet leiden tot het door de verdediging beoogde resultaat.
Vrijspraak
Het Hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Ter toelichting daarvan dient het volgende. Anders dan de eerste rechter heeft overwogen, kan naar het oordeel van het Hof uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat de verdachte de in de facturen verwerkte informatie over haarzelf en het bedrijf [naam bedrif 1] heeft aangeleverd. De omstandigheden dat haar privérekening is gebruikt voor de betalingen en dat zij een cruciale rol heeft gehad in het verdere verloop van de naar die rekening overgemaakte bedragen, brengen nog niet mee dat de verdachte een bijdrage aan het valselijk opmaken van de facturen moet hebben geleverd. Voorts kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte wist welke gegevens zich bevonden op de externe harde schijf die in haar bureaulade is aangetroffen. Ook overigens kan uit het bewijs niet worden afgeleid dat zij een rol heeft gehad bij het opmaken van de valse facturen, laat staan een zodanige rol dat dit medeplegen oplevert.
Bewezenverklaring
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
Feit 2: Witwassen
zij
op één of meer tijdstip(pen)in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 november 2011 te Curaçao en
/ofCuraçao in de
voormaligetoenmaligeNederlandse Antillen en
/ofde Verenigde Staten van Amerika en
/ofZwitserland
en/of Italië, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,
(telkens)van
een voorwerp, te weten een of meergeldbedrag
(en
) ter waarde van (in totaal) USD 213.447 of daaromtrent, en/of (vervolgens) ter waardevan
  • 15.000 USD en
  • 10.000 USD en
  • 50.000 USD en
  • 50.000 USD en
  • 53.422 USD en
  • 20.000 USD,
in elk geval van enig(e) geldbedrag(en) de werkelijke aard,de herkomst
, de vindplaats, de vervreemding of verplaatsingheeft
verborgen en/ofverhuld, terwijl zij, verdachte, en
/ofhaar mededader
(s)wist
(en
)of begre
(e)p
(en
), althans redelijkerwijs moest(en) vermoedendat
dit (deze
)geldbedrag
(en
)– onmiddellijk
of middelijk- afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
en/of
zij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 november 2011 te Curaçao en/of Curaçao in de voormalige Nederlandse Antillen en/of de Verenigde Staten van Amerika en/of Zwitserland en/of Italië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) ter waarde van (in totaal) USD 213.447 of daaromtrent, en/of (vervolgens) ter waarde van:
  • 15.000 USD en/of
  • 10.000 USD en/of
  • 50.000 USD en/of
  • 50.000 USD en/of
  • 53.422 USD en/of
  • 20.000 USD,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of begre(e)p(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit (deze) geldbedrag(en) – onmiddellijk of middelijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Feit 3: Voorhanden hebben jammers
(voorhanden hebben technisch hulpmiddel voor onbruikbaar maken, stoornis veroorzaken werk voor telecommunicatie)
zij op 9 december 2013,
althans in de maand december 2013,in Curaçao tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
zeven, althans één of meer,technisch
(e
)hulpmiddel
(en
) dat/die
hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/ofontworpen
is/zijn voor het opzettelijk
vernielen en/of beschadigen en/of onbruikbaar maken en/ofveroorzaken van een stoornis in de gang en/of in de werking van
een geautomatiseerd werk ofenig werk voor telecommunicatie,
te weten
(een
)
  • audio-jammer, Capri Electronics LLC AJ-34 [beslagnummer 33.1.5.1-A] en/of
  • audio-jammer, Capri Electronics LLC AJ-34 [beslagnummer 33.1.5.1-B] en/of
  • audio-jammer, Capri Electronics LLC AJ-34 [beslagnummer 33.1.5.1-C] en/of
  • spy-phone protector, GSM safe 3 [beslagnummer 33.1.5.1-D] en/of
  • spy-phone protector, GSM safe 3 [beslagnummer 33.1.5.1-E] en/of
  • frequency-jammer, merkloos met serienummer 011007810 [beslagnummer 33.3.6.4]
  • eenfrequency-jammer, merkloos zonder serienummer [beslagnummer 33.4.2.50]
heeft vervaardigd en/of verkocht en/of verworven en/of ingevoerd en/of verspreid en/of ter beschikking gesteld en/ofvoorhanden heeft gehad,
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 2:107 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht wordt
/werdgepleegd;
en
/of
(voorhanden hebben radio-elektrische zendinrichting zonder machtiging)
zij op
of omstreeks9 december 2013,
althans in de maand december 2013, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
twee,
althans een of meer,radio-elektrische zendinrichtingen, te weten
(een
):
  • frequency-jammer, merkloos met serienummer 011007810 [beslagnummer 33.3.6.4] en/of inclusief bijbehorende afstandbediening [beslagnummer 33.3.5.5] en
  • eenfrequency-jammer, merkloos zonder serienummer [beslagnummer 33.4.2.50]
  • (anders dan krachtens concessie)
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd acht het Hof niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hiernavolgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Feit 2
1. Een geschrift, te weten een schriftelijke verklaring van de verdachte, op 24 mei 2017 door de verdediging aan het Hof verstrekt, voor zover inhoudende:
Ik heb [donateur] (het Hof begrijpt: [naam donateur]) leren kennen via [ medeverdachte] (het Hof begrijpt: de medeverdachte [naam medeverdachte]). [ medeverdachte] vroeg in de periode maart-mei 2010 of een donatie van [donateur] op mijn Citibank-rekening mocht worden gestort. Ik ben ermee akkoord gegaan dat de donatie op mijn rekening zou worden gestort en ik heb daartoe mijn bankgegevens aan [ medeverdachte] gegeven. Ik zou een gedeelte van de flinke bedragen die ik had voorgefinancierd door de donatie van [donateur] terugbetaald krijgen.
In mei 2010 ontving ik de eerste overboeking en in juni 2010 de tweede. Na de eerste overboeking in mei 2010 heb ik een geldbedrag van 15.000 USD overgeboekt naar No Brand Ltd. De creditcard schuld van No Brand zou met de donaties van [donateur] worden afgelost. In juni 2010 waren [ medeverdachte] en ik een paar dagen in Miami. Ik heb daar een aantal cheques gekocht. Een gedeelte daarvan, ter waarde van 100.000 USD, is gekocht op naam van [naam bedrif 1]. Dit werd gedaan om mijn schuld af te lossen die ik bij [naam bedrif 1] had gemaakt. Dit heb ik zo met [ medeverdachte] afgesproken. Dit bedrag heb ik laten storten op de
bankrekening van [naam bedrif 1]. Dit bedrag is in mindering gebracht op de persoonlijke schuld die ik bij [naam bedrif 1] had. Op dezelfde dag dat ik de cheques op naam van [naam bedrif 1] heb gekocht, heb ik ook een cheque gekocht op naam van de Fundashon [nam fundashon] ([afkorting naam fundashon]). Ik wist van [ medeverdachte] dat een gedeelte van de donatie daarnaartoe moest. Op 14 juni 2010 kwam het tweede gedeelte van de donatie van [donateur] op mijn rekening. Ik heb toen opnieuw een cheque gekocht op naam van [afkorting naam fundashon].
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 12 juni 2017, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat [ medeverdachte] aan mij heeft gevraagd of er bepaalde bedragen op mijn rekening in de USA konden worden gestort. Ik vond dat goed. Ik wilde niet dat het op mijn privérekening in Curaçao zou worden gestort. Hij heeft mij de hoogte van de bedragen genoemd. De betalingen waren afkomstig van een ander bedrijf, maar ik wist dat het geld afkomstig was van [donateur]. Het was bedoeld voor de campagne. Ik had begrip voor zijn wens om de betalingen niet aan [ medeverdachte] te doen, maar via mijn rekening, zodat het anoniem zou blijven. [ medeverdachte] en ik hebben in Amerika het geld met cheques van mijn bankrekening opgenomen, dat is makkelijker, vooral als het om grotere bedragen gaat. Je toont je paspoort en je pas aan de balie en dan kan je het geld meteen opnemen. Ik kan met die rekening ook internetbankieren, maar dat is gecompliceerder, met name bij bedragen van meer dan 10.000 dollar. De betaling wordt dan namelijk eerst ongeveer een week aangehouden. Je moet redenen geven en dan gaan ze je bellen en moet je je identificeren.
3. Een geschrift, te weten een schriftelijke verklaring van de medeverdachte [ medeverdachte], op 24 mei 2017 door de verdediging aan het Hof verstrekt, voor zover inhoudende:
Ik ken [donateur] al jaren. Begin mei 2010 bood [donateur] me aan om donaties te doen. [donateur] wilde niet dat dit publiekelijk bekend werd. Overeengekomen is dat de donatie(s) van [donateur] zou(den) worden gestort op de rekening van [naam verdachte] (het Hof begrijpt: de verdachte [verdachte]). [naam verdachte] wist dat er geld van [donateur] binnen zou komen op haar rekening. Zij ging hiermee akkoord. Ik heb de bankgegevens van [naam verdachte] aan [donateur] doorgegeven. Op mijn laptop, alsmede op mijn externe harde schijf, zijn digitale bestanden/facturen aangetroffen. De Sony laptop was van mij. De harde schijf die bij [naam bedrif 1] is aangetroffen, is ook van mij. Ik heb [naam verdachte] gevraagd die harde schijf voor mij te bewaren. Ik heb begrepen dat zij die op haar werk heeft bewaard. Op een gegeven moment [is/zijn een van] de aangetroffen (digitale) facturen naar mij toegestuurd door [donateur], naar ik mij kan herinneren via [onder meer] e-mail. [donateur] heeft de donatie in twee keer gegeven. Een eerste keer heeft hij in mei 2010 een bedrag overgemaakt en in juni 2010 heeft hij nogmaals een bijdrage overgemaakt. Er zijn bedragen overgemaakt naar No Brands Ltd. Ik ben begunstigde van No Brands Ltd. We waren in juni 2010 een
paar dagen in Miami (het Hof begrijpt: in de Verenigde Staten van Amerika). [naam verdachte] heeft daar twee cheques op naam van [naam bedrif 1] en twee op naam van de Fundashon [naam fundashon] ([afkorting naam fundashon]) gekocht. Er is voor 100.000 dollars aan cheques op naam van [naam bedrif 1] gekocht. Die twee bedragen (via cheques) zijn op de rekening van [naam bedrif 1] gestort en in mindering gebracht op de persoonlijke schuld van [naam verdachte] aan [naam bedrif 1]. Van de op naam van de FGS gekochte cheques is een groot gedeelte op mijn MCB-rekening gestort.
4. Een ambtsedig proces-verbaal "vermoeden valsheid en geschrift en witwassen contra [ medeverdachte] en [verdachte] en ambtelijke corruptie contra [ medeverdachte]", gesloten op 11 februari 2015, PV-nummer 187086 (zaakdossier), voor zover inhoudende:
(p. 18) Op 27 augustus 2010 richt verdachte [ medeverdachte] de politieke partij Movementu Futuro Korsou ([NAAM POLITIEKE PARTIJ]) op. Op 10 oktober 2010, bij de totstandkoming van het land Curaçao, is verdachte [ medeverdachte] minister-president van dat land. Deze functie heeft hij bekleed tot eind september 2012.
(p. 24) Verdachte [verdachte] is bestuurder en directeur van de vennootschap [naam bedrif 1] op Curaçao. Deze vennootschap drijft een onderneming in brandstoffen en aanverwante zaken.
(p. 53) Citibank heeft de informatie verstrekt dat op 14 mei 2010 op een Citibankrekening op naam van verdachte [verdachte] een bedrag van USD 140.000,00, afkomstig van B Plus Giocolegale Limited via de Banca Popolare di Milano is ontvangen.
(p. 54-55) Vanaf de Citibankrekening van verdachte [verdachte] zijn de volgende geldstromen op gang gekomen:
- op 17 mei 2010 is USD 15.000 overgemaakt naar een bankrekening op naam van
No Brand Limited bij de UBS te Genève in Zwitserland;
- op 14 juni 2010 is USD 10.000 overgemaakt naar een bankrekening op naam van
No Brand Limited bij de UBS te Genève in Zwitserland;
- op 11 juni 2010 is door middel van drie cheques een bedrag van de
Citibankrekening contant opgenomen. Het betreft twee cheques van elk
USD 50.000,00 en één cheque van USD 20.000,00;
- op 14 juni 2010 is door middel van een cheque een bedrag van USD 53.422,00 van de Citibankrekening contant opgenomen.
(p. 58-60) Nobrand Ltd. is gevestigd op de Marshall Islands en heeft een bankrekening bij de UBS AG te Genève. Alle door de RST verkregen bankafschriften van die bank zijn geadresseerd aan "No Brand Ltd, BP Geneve", zonder nadere adresaanduiding.
(p. 66-67) Op 15 juni 2010 is een bedrag van ANG 89.000,00 ontvangen op de MCB rekening van [naam bedrif 1]. Op 16 juni 2010 is opnieuw een bedrag van ANG 89.000,00 ontvangen op de MCB rekening van [naam bedrif 1]. Deze bedragen zijn in mindering gebracht op de vordering die [naam bedrif 1] op verdachte [verdachte] heeft.
(p. 81-82) Naar aanleiding van een rechtshulpverzoek Italië is een CD-rom verkregen, met excelbestanden erop, waaruit naar voren is gekomen dat vanaf een bankrekening die
B Plus Giocolegale aanhoudt bij Banco Populare di Milano twee betalingen zijn verricht naar [verdachte] bij de Citibank in Amerika, waaronder een bedrag van
€ 61.240,71 op 10 juni 2010.
Informatie van Citibank USA houdt in dat op 14 juni 2010 USD 73.422,00 door de Banco Populare di Milano is gestort op de rekening van [verdachte], met als opdrachtgever B Plus Giocolegale Limited.
(p. 85) De twee cheques met een totaalbedrag van USD 73.422,00 zijn op 15 juni 2010 aangeboden aan de Orco Bank te Curaçao en bijgeschreven op de bankrekening van de Fundashon [naam fundashon].
Feit 3
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 12 juni 2017, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wist dat [medeverdachte] (het Hof begrijpt: de medeverdachte [naam medeverdachte]) van plan was om jammers te kopen om een beetje privacy in huis te kunnen hebben. Hij was er zeker van dat hij werd afgeluisterd. Er bestaat apparatuur waarmee je die signalen kunt verstoren. Wij hebben daar over gesproken en hij heeft toen verschillende apparaten besteld. Er was onder meer een jammer in onze slaapkamer, zodat men daar niet kon afluisteren.
2. Proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen van in beslag genomen goederen, dossier Mantel LrC-1305-B (181425) 5 mei 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 mei 2014 gesloten en getekend door J.E.M. Martina, buitengewoon agent van politie bij het Rechercheteam Curaçao, voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
In het kader van het onderzoek “Babel” werd op maandag 9 december 2013 een huiszoeking verricht in het perceel te Bankwerkersweg 33 te Curaçao. Tijdens de huiszoeking werden verschillende goederen in beslag genomen, waaronder gegevensdragers en jammers. De inbeslaggenomen goederen zijn op de volgende plaats en ruimte aangetroffen:
Bank 33.3.6.4 ; Jammer; op de plank nummer 6 van de slaapkamer genummerd 3;
Bank 33.3.5.5; Jammer; in de kast nummer 5 van de slaapkamer genummerd 3;
Bank 33.4.2.50; Jammer; op de vloer in kantoor genummerd 4;
3. Een geschrift, te weten een brief van Bureau Telecommunicatie en Post (BT&P) met betrekking tot verzoek informatie jammers, met bijlage, d.d. 18 maart 2014, p. 45 e.v., opgesteld en ondertekend door mevr. mr. C.I.M. Sandries, inhoudende als
verklaring van voornoemdembt onderzoek van de inbeslaggenomen goederen Bank 33.3.6.4, Bank 33.3.5.5 en Bank 33.4.2.50 zakelijk weergegeven:
Goed Bank 33.3.6.4: Dit apparaat is een niet draagbare “frequency jammer”. Een “frequency jammer” zendt radiogolven uit op frequentiebanden die worden gebruikt voor draadloze communicatie. Dit apparaat blokkeert de communicatie tussen basisstation en mobiele telefoon, waardoor men geen gesprekken kan ontvangen of plaatsen. Conform artikel 15 lid 1 Ltv is het anders dan krachtens concessie verboden radio-elektrische zendinrichtingen aan te leggen, aanwezig te hebben of te gebruiken dan wel te exploiteren, tenzij met machtiging van de Minister. In het onderhavige geval zal de Minister geen machtiging verlenen voor een dergelijk apparaat, aangezien het storing veroorzaakt aan een concessiehouder.
Goed Bank 33.3.5.5: Dit apparaat is een radiofrequente afstandsbediening, behorend bij het apparaat Goed Bank 33.3.6.4. Dit apparaat wordt gebruikt om op afstand het apparaat Goed Bank 33.3.6.4 te bedienen. Conform artikel 15 lid 1 Ltv is het anders dan krachtens concessie verboden radio-elektrische zendinrichtingen aan te leggen, aanwezig te hebben of te gebruiken dan wel te exploiteren, tenzij met machtiging van de Minister.
Goed Bank 33.4.2.50: Dit apparaat is een niet draagbare “frequency jammer”. Een “frequency jammer” zendt radiogolven uit op frequentiebanden die worden gebruikt voor draadloze communicatie. Dit apparaat blokkeert de communicatie tussen basisstation en mobiele telefoon, waardoor men geen gesprekken kan ontvangen of plaatsen. Conform artikel 15 lid 1 Ltv is het anders dan krachtens concessie verboden radio-elektrische zendinrichtingen aan te leggen, aanwezig te hebben of te gebruiken dan wel te exploiteren, tenzij met machtiging van de Minister. In het onderhavige geval zal de Minister geen machtiging verlenen voor een dergelijk apparaat, aangezien het storing veroorzaakt aan een concessiehouder.
4. Proces-verbaal van bevindingen, dossier Mantel LrC-1305-B (13-0156-0052.RST1404), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 10 februari 2014 gesloten en getekend door [naam inspecteur 1] en [naam inspecteur 2], beiden inspecteur van politie deel uitmakend van het Recherche Samenwerkings Team, voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Onderzoek Goed Bank 33.4.2.50: Het betreft een jammer, met het oogmerk opzettelijk GSM/DCS/CDMA/GPS-verkeer te verstoren. Na het aanzetten van deze jammer zagen wij, verbalisanten, in onze directe omgeving verstoring van het GSM/3G-netwerk van zowel UTS als Digicell. Hierdoor was het gebruik van GSM’s in de directe nabijheid van de jammer niet meer mogelijk gedurende de tijd dat deze aanstond.
5. Een geschrift, te weten een brief van Bureau Telecommunicatie en Post (BT&P) met betrekking tot beantwoording van aanvullende vragen, met bijlage, d.d. 9 mei 2014, p. 51 e.v., opgesteld en ondertekend door mevr. mr. C.I.M. Sandries, inhoudende als verklaring van voornoemde met betrekking tot aanvullende vragen ten aanzien van het onderzoek van de inbeslaggenomen goederen Bank 33.3.6.4, Bank 33.3.5.5 en Bank 33.4.2.50 zakelijk weergegeven:
De apparaten aangeduid met Bank 33.3.6.4 en Bank 33.4.2.50 zijn ontworpen met het doel de storingsvrije communicatie in bepaalde frequentiebanden te verstoren. De aanleiding kan uiteenlopend zijn, bijvoorbeeld het voorkomen van via mobiele telefonie communicatie activeren van explosieven enerzijds en anderzijds het voorkomen van mobiele telefonie communicatie in “high secure” omgevingen zoals in gebouwen van inlichtingen diensten.
6. Proces-verbaal van relaas, dossier Mantel LrC-1305-B-HPV-00, p 5, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 29 juli 2014 gesloten en getekend door [landsrechercheur], brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 382, voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
De verdachte [ medeverdachte] is geen houder van een concessie als bedoeld in artikel 15 lid 1 van de Landsverordening Telecomvoorzieningen. Voor het aanwezig hebben van de betreffende “jammers” heeft de verdachte [ medeverdachte] een machtiging nodig van de minister.
7. Proces-verbaal van bevindingen n.a.v. onderzoek digitaal beslag (382) d.d. 3 maart 2015, los stuk (aanvulling d.d. 18 maart 2015), gevoegd in ordner 1 (algemeen dossier), in de wettelijke vorm opgemaakt en op 3 maart 2015 gesloten en getekend door
[briegadier], brigadier van politie bij het Korps Politie Curaçao,
pv. nummer: 382, voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Van 28 november 2013 tot 3 december 2013 heeft de gebruiker van het emailadres
[e-mailadres 1 medeverdachte], [verdachte], contact met de gebruiker(s) van het emailadres
[e-mailadres wholesale]van het bedrijf [naam wholesale]. In
deze e-mails tracht [verdachte] een aantal “jammers” aan te schaffen. (bijlagen, pag. 18 en pag. 20).
Van 1 december 2013 tot 3 december 2013 heeft de gebruiker van het emailadres
[e-mailadres 2 medeverdachte]contact met de gebruiker(s) van het emailadres
[e-mailadresbedrijf 3], genaamd [naam gebruiker e-mailadres bedrijf 3] en werkzaam voor het bedrijf [naam bedrijf 3].
In deze emails wordt advies gevraagd aan [naam gebruiker e-mailadres bedrijf 3] welk type “jammer” het beste kan worden aangeschaft.
Bewijsoverwegingen
Feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op de rekening van de verdachte bij Citibank in Amerika op 14 mei 2010 USD 140.000,00 is ontvangen, afkomstig van [naam bedrif 2]. Op 17 mei 2010 is USD 15.000,00 overgemaakt naar een Zwitserse bankrekening van No Brand Limited, een op de Marshall Islands gevestigde rechtspersoon, waarvan de medeverdachte [ medeverdachte] de begunstigde is. De bankafschriften van deze bankrekening vermelden noch de naam, noch het adres van de verdachte.
Op 11 juni 2010 hebben de verdachte en de medeverdachte [ medeverdachte] USD 120.000,00 van de Citibankrekening contant opgenomen en cheques gekocht van het opgenomen bedrag.
Op 14 juni 2010 is op de Amerikaanse bankrekening nog USD 73.422,00 ontvangen, ook afkomstig van [naam bedrif 2].
Op 14 juni 2010 is vanaf de Amerikaanse bankrekening nog USD 15.00,000 overgemaakt naar de Zwitserse bankrekening en nog USD 53.422,00 contant opgenomen en van het opgenomen bedrag is een cheque gekocht.
Twee van de in totaal vier cheques zijn op 15 juni 2010 aangeboden aan de Orco Bank in Curaçao en bijgeschreven op de bankrekening van Fundashon [naam fundashon]. De andere twee hebben op respectievelijk 15 juni 2010 en 16 juni 2010 geleid tot bijschrijvingen op een bankrekening van [naam bedrif 1] bij de MCB Bank in Curaçao.
Deze gang van zaken heeft tot gevolg gehad dat noch uit de boekhouding van de [NAAM POLITIEKE PARTIJ], noch uit die van de Fundashon [naam fundashon], noch uit die van No Brands Limited, noch uit die van [naam bedrif 1], noch uit die van [ medeverdachte] kon blijken dat er gelden ontvangen waren van [donateur] of van [naam bedrif 2] (uit de administratie van de verdachte kon dat slechts blijken als men ermee bekend was dat zij de Amerikaanse bankrekening had). De medeverdachte [ medeverdachte] heeft verklaard dat [donateur] niet wilde dat publiekelijk bekend zou worden dat hij bedragen doneerde en de verdachte heeft verklaard dat haar dat bekend was.
Uit het voorgaande, in samenhang beschouwd, leidt het Hof af dat de verdachte en de medeverdachte [ medeverdachte] gezamenlijk de herkomst hebben verhuld van de in de bewezenverklaring genoemde geldbedragen. Het betoog van de raadsman dat de geldtransacties transparant zijn geweest, vindt hierin zijn weerlegging. Zijn stelling dat pas sprake is van witwassen als het geld ‘verdwijnt’, vindt geen steun in de wet of jurisprudentie en wordt door het Hof verworpen. De omschreven gedragingen gaan ook verder dan het enkel houden van uit eigen misdrijf afkomstige gelden. Dat het geld op eigen rekeningen is gestort en de cheques zijn verantwoord in de administratie van [naam bedrif 1] doet daaraan niet af.
Niet is bewezen dat de verdachte bekend was met de specifieke aard van het misdrijf waardoor het geld is verkregen. Wel is bewezen dat het geld uit enig misdrijf afkomstig was en dat de verdachte dat wist of begreep, in die zin dat zij minst genomen welbewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard, dat het geld uit enig misdrijf afkomstig was. Redengevend hiervoor is dat het om grote bedragen geld ging, dat de verdachte wist dat [donateur] anoniem wilde blijven, dat zij niet wilde dat het geld op haar Curaçaose rekening zou worden gestort, dat zij het geld op haar Amerikaanse rekening heeft laten storten en dat zij het geld later met de medeverdachte op heimelijke wijze een legaal aanzien heeft gegeven.
Feit 3.
De verdachte heeft verklaard dat zij ervan op de hoogte was dat de medeverdachte [ medeverdachte] twee frequency jammers had gekocht en dat zij wist waar deze apparatuur zich in de gezamenlijke woning bevond. De verdachte en haar medeverdachte hebben verklaard dat het de bedoeling was om bepaalde telecommunicatiesignalen (met name van afluisterapparatuur) te verstoren, waarmee het oogmerk om opzettelijk een stoornis te veroorzaken in de gang en/of in de werking van enig werk of telecommunicatie is bewezen. Nu bewezen is dat de verdachte en haar medeverdachte daarvoor geen concessie hadden en aan hen geen machtiging van de minister was verleend, is sprake van voorhanden en aanwezig hebben in strijd met de wet. De omstandigheid dat één van de frequency jammers niet goed of helemaal niet functioneerde, is niet van belang voor enig bestanddeel van de bewezenverklaring. De jammers waren wel ontworpen om te functioneren en de verdachte had ze ook aangeschaft met de bedoeling dat ze zouden functioneren. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en de medeverdachte [ medeverdachte] zich beiden hebben doen voorlichten over de werking van deze apparatuur en nauw en bewust hebben overlegd en samengewerkt bij de aanschaf en het gebruik er van. Gelet op het bovenstaande, in samenhang bezien, is het Hof van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen van het feit eveneens is bewezen. Dat de jammers door de verdachten waren aangeschaft in verband met het waarborgen van hun privacy en dat het bereik maar beperkt was kan naar het oordeel van het Hof geen rechtvaardigingsgrond opleveren. Evenmin volgt het Hof de verdediging in haar standpunt dat de verdachte zou hebben gedwaald omtrent de wederrechtelijkheid van het voorhanden hebben van de jammers nu de verdachte wist wat er, en met welk doel, in huis was gehaald.
De verdachte zal worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van audio-jammers en spy-phone protectors, omdat niet is bewezen dat dit technische hulpmiddelen zijn die ontworpen zijn voor het opzettelijk veroorzaken van een stoornis in de gang en/of in de werking van of enig werk voor telecommunicatie.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2 cumulatief:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
feit 3 cumulatief:
ééndaadse samenloop van:
  • medeplegen van het voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:107 van het Wetboek van Strafrecht met het oogmerk om daarmee een misdrijf te plegen als genoemd in dat artikel, en
  • medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 15 van de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Oplegging van straf en maatregel
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met de medeverdachte, haar levenspartner [ medeverdachte], schuldig gemaakt aan het misdrijf van witwassen. Dit was in de periode dat de nieuwe politieke partij [NAAM POLITIEKE PARTIJ] werd opgericht en zou gaan deelnemen aan de verkiezingen van 27 augustus 2010. De medeverdachte was het boegbeeld van deze partij. Door samen met de medeverdachte grote sommen van misdrijf afkomstig geld een legaal aanzien te geven, heeft zij de integriteit en de transparantie van het financiële en economische verkeer geschonden. De verdachte heeft door haar handelen in strijd gehandeld met de bijzondere positie die zij op dat moment samen met de medeverdachte binnen de samenleving en de politiek van Curaçao innam. Zij heeft daarmee aanzien van de politiek ernstige schade toegebracht.
Het thuis aanwezig hebben van verboden jammers geeft eveneens blijk van de houding van de verdachte dat zij zich samen met de medeverdachte boven de wet verheven acht.
Het Hof rekent de verdachte haar handelen zwaar aan en is op grond van de aard en de ernst daarvan van oordeel dat slechts een straf die een vrijheidsbeneming met zich brengt, als passende straf in aanmerking komt.
Ten voordele van de verdachte wordt meegewogen dat zij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Anders dan in eerste aanleg, heeft de verdachte in hoger beroep een verklaring afgelegd. Uit die verklaring blijkt echter dat de verdachte niet inziet dat zij ontoelaatbaar heeft gehandeld. De verklaring geeft het Hof daarom geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de eerste rechter dat er een reëel risico op herhaling bestaat.
Het Hof houdt voorts rekening met het feit dat de wetgeving is veranderd na het tijdstip waarop de feiten 2 en 3 cumulatief zijn begaan. Daarbij is het strafmaximum voor het delict valsheid in geschrift verhoogd en dat voor het delict witwassen verlaagd. Bij de strafoplegging is derhalve het desbetreffende artikel in de oude wet van valsheid in geschrift en het desbetreffende artikel in de nieuwe wet van witwassen, als de voor de verdachte gunstigste bepalingen, toegepast.
Alles afwegende acht het Hof de hiernavolgende straf passend en geboden. Een deel van de straf wordt voorwaardelijk opgelegd om te bevorderen dat de verdachte niet opnieuw een strafbaar feit zal begaan.
Inbeslaggenomen voorwerpen
De onder de verdachte in beslag genomen frequency jammers (beslagnummers 33.3.6.4 en 33.4.2.50) en afstandsbediening (beslagnummer 33.3.5.5) zullen worden onttrokken aan het verkeer, omdat de onder 4 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 32, 230, 379 van het Wetboek van Strafrecht Nederlandse Antillen (oud); en 1:62, 1:74, 1:75, 1:123, 1:133, 1:134, 1:136, 1:224, 2:107, 2:184 en 2:404 van het Wetboek van Strafrecht; en
15 en 35 van de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao 11 maart 2016 en doet opnieuw recht, als volgt;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maandenmet bevel dat een deel groot 6 (zes) maanden van deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op
3 (drie) jaarbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
onttrekt aan het verkeer:
- de inbeslaggenomen frequency jammers (beslagnummers 33.3.6.4 en 33.4.2.50) en afstandsbediening (beslagnummer 33.3.5.5);
gelast de teruggave aan de verdachte van:
  • de audio-jammers (beslagnummers 33.1.5.1-A t/m 33.1.5.1-C)
  • de spy-phone protectors (beslagnummers 33.1.5.1-D en 33.1.5.1-E).
Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Radder, P.A.H. Lemaire en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 21 juli 2017.
Mr. P.A.H. Lemaire is buiten staat het vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zaaksdossier [onderzoeksnaam][onderzoeksnaam], bijlage 151
2.Zaaksdossier Babel, bijlage 149
3.Zaaksdossier [onderzoeksnaam], bijlage 150
4.Zaaksdossier [onderzoeksnaam], bijlage 56
5.Zaaksdossier [onderzoeksnaam], bijlage 152
6.Zaaksdossier [onderzoeksnaam], bijlage 148
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris, antwoord op vraag 8
8.Zaaksdossier [onderzoeksnaam], bijlage 51, Proces-verbaal stand van zaken onderzoek “[onderzoeksnaam]”.
9.Zie Hoge Raad d.d. 2 juli 2013, NJ 2013/563