Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
Article 11
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) dat op 25 januari 2016 is uitgesproken. KLM is in hoger beroep gekomen van de uitspraak waarin het GEA oordeelde dat KLM de overeenkomst met World Wide Security & Protection N.V. (WWSP) niet correct heeft opgezegd. KLM had de overeenkomst opgezegd met een termijn van twee maanden, terwijl WWSP stelt dat een langere termijn van drie maanden had moeten worden gehanteerd, conform de eisen van redelijkheid en billijkheid. Het GEA heeft geoordeeld dat KLM schadeplichtig is en heeft KLM veroordeeld tot betaling van NAf 65.000,- aan WWSP.
KLM heeft in hoger beroep twintig grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het vonnis van het GEA. De kern van het geschil draait om de uitleg van de contractuele bepalingen in de Standard Ground Handling Agreement en de annexen daarbij. KLM stelt dat de opzegtermijn van zestig dagen niet van toepassing is, terwijl WWSP zich beroept op de redelijkheid en billijkheid die een langere termijn zou vereisen. Het Hof heeft vastgesteld dat de brief van KLM, waarin de opzegging werd aangekondigd, op 7 oktober 2014 door WWSP is ontvangen, en dat de opzegtermijn van zestig dagen pas op dat moment is ingegaan.
Het Hof heeft WWSP toegelaten tot tegenbewijs over de ontvangst van de opzegbrief en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling. De uitspraak van het Hof benadrukt de noodzaak van duidelijke communicatie en de naleving van contractuele verplichtingen in commerciële relaties.