Uitspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
[verdachte B],
of omstreeksde periode 15 september 2010 tot en met 17 september 2010, op het toenmalige Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,zich heeft laten omkopen door een gift en
/ofeen belofte, te weten
vier enveloppen, althans meer dan één, inhoudende bedragen van 300 dollar, althansgeld
, althans enige gift en/of belofteheeft aangenomen van een vertegenwoordiger van de [politieke partij] (te weten [A]),
hetzij niet, hetzijop bepaalde wijze uit te oefenen, bestaande het
niet uitoefenen ofop bepaalde wijze uitoefenen van zijn kiesrecht hierin dat hij, verdachte, tijdens de verkiezingen zou stemmen op de [politieke partij].
“heeft toegezegd, of dat hij is verplicht, om op de [politieke partij] (of een andere partij) te stemmen”. Van overeenstemming als hiervoor bedoeld, zou daarom geen sprake zijn. De raadsman heeft zich achter dit oordeel geschaard. Het Hof oordeelt anders. Het Hof is met de procureur-generaal van oordeel dat overeenstemming ook kan worden afgeleid uit de omstandigheden van het geval. Ingeval een kiezer een gift en/of belofte aanneemt en daarbij de redelijke verwachting wekt dat hij zijn kiesrecht op de gewenste manier zal uitoefenen, is naar het oordeel van het Hof sprake van overeenstemming.
.De verdachte, [D], [C] en [E] hebben hun persoonlijke gegevens achtergelaten en zijn vertrokken. Aan de hand van deze gegevens werd nagegaan of zij kiesgerechtigd waren, hetgeen het geval was.
BESLISSING
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
een geldboete van NAf 300,-- (driehonderd gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
6 (zes) dagen.