ECLI:NL:OGHACMB:2017:198

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
H 17/2017
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewelddadige woningoverval met dodelijke afloop

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarbij de verdachte, de zus van de overvallers, werd veroordeeld voor haar rol in een gewelddadige woningoverval op 20 december 2015. Tijdens deze overval kwam een 74-jarige man, [slachtoffer 1], door verstikking om het leven. De verdachte had haar broers informatie gegeven over de woning en de aanwezigheid van waardevolle spullen, en had hen toegang tot het resort verschaft. Het Hof heeft de verdachte in hoger beroep vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van de overval, maar heeft haar wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de diefstal, die gepaard ging met geweld en bedreiging, en die de dood van [slachtoffer 1] tot gevolg had. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, gelijk aan de straf die in eerste aanleg was opgelegd. Het Hof oordeelde dat de verdachte, door haar functie als beveiliger van het resort te misbruiken, een belangrijke rol had gespeeld in de voorbereiding van de overval. De gevolgen van de overval waren verwoestend voor de slachtoffers en hun nabestaanden, wat het Hof zwaar heeft meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Strafzaken over 2017 | AV/TDL
Datum uitspraak: 5 oktober 2017
Zaaknummer: H 17/2017
Parketnummer: 500.00056/16
Tegenspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
S T R A F V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 8 maart 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte C]geboren op [een datum in het jaar] 1983 in Curaçao,wonende in Curaçao,

thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 22 april 2016, 5 augustus 2016, 25 augustus 2016 en 15 februari 2017, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 14 september 2017 in Curaçao. [1]
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw, mr. A.S.M. Blonk, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partijen [nabestaande slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en – en opnieuw rechtdoende – het primair ten laste gelegde medeplegen van de overval (diefstal met geweld en bedreiging met geweld) met de dood van [slachtoffer 1] tot gevolg bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest. De vordering van de procureur-generaal behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] met oplegging van de bijbehorende schadevergoedings-maatregel en de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer 1] in zijn vordering tot schadevergoeding.
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het primair ten last gelegde medeplegen van de overval en is de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid bewezen verklaard. De verdachte is voor dat feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en 9 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] volledig toegewezen en is ten behoeve daarvan aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De benadeelde partij [nabestaande slachtoffer 1] is in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof komt tot een andere bewezenverklaring dan het gerecht in eerste aanleg. Het vonnis waarvan beroep kan daarom niet in stand blijven.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na de wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 20 december 2015 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een kluis met inhoud en/of
- een motorrijtuig (witte Jeep van het merk [merk]; gekentekend [kentekennummer]),
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld hierin dat zij en/of haar mededader(s) opzettelijk:
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben aangevallen en/of met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geworsteld, en/of
  • die [slachtoffer 1] op de grond heeft/hebben geduwd en/of zijn handen en/of voeten (met “straps”) (aan elkaar) heeft/hebben vastgebonden, en/of
  • de mond van die [slachtoffer 1] (met plastic materiaal) dicht heeft/hebben geplakt, althans (een gedeelte van) het hoofd van die [slachtoffer 1] (strak) met plastic materiaal heeft/hebben omwikkeld, en/of
  • de handen van die [slachtoffer 2] (met “straps”) (aan elkaar) heeft/hebben vastgebonden, en/of
  • die [slachtoffer 1] één of meerdere malen op zijn lichaam heeft/hebben geschopt en/of hem heeft/hebben geslagen, en/of
  • die [slachtoffer 2] met een zak(mes) heeft /hebben bedreigd en/of zijn mond (met plastic materiaal) heeft/hebben dichtgeplakt,
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien het voorgaande niet tot een bewezenverklaring mocht of zou kunnen leiden, subsidiair dat:
[A], en/of [D], en/of [B] op of omstreeks 20 december 2015 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen
- een kluis met inhoud en/of
- een motorrijtuig (witte Jeep van het merk [merk]; gekentekend [kentekennummer]),
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/hun mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld hierin dat hij en/of zijn/hun mededader(s) opzettelijk:
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben aangevallen en/of met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geworsteld, en/of
  • die [slachtoffer 1] op de grond heeft/hebben geduwd en/of zijn handen en/of voeten (met “straps”) (aan elkaar) heeft/hebben vastgebonden, en/of
  • de mond van die [slachtoffer 1] (met plastic materiaal) dicht heeft/hebben geplakt, althans (een gedeelte van) het hoofd van die [slachtoffer 1] (strak) met plastic materiaal heeft/hebben omwikkeld, en/of
  • de handen van die [slachtoffer 2] (met “straps”) (aan elkaar) heeft/hebben vastgebonden, en/of
  • die [slachtoffer 1] één of meerdere malen op zijn lichaam heeft/hebben geschopt en/of hem heeft/hebben geslagen, en/of
  • die [slachtoffer 2] met een zak(mes) heeft /hebben bedreigd en/of zijn mond (met plastic materiaal) heeft/hebben dichtgeplakt,
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad
bij het plegen van welk misdrijf verdachte [C] te Curaçao, in de periode van 15 december 2015 tot en met 1 januari 2016, opzettelijk behulpzaam is geweest, en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
  • informatie aan één of meerdere van de bovengenoemde gebroeders [achternaam verdachten] te geven over voornoemde heer [slachtoffer 1] en/of zijn woning en/of kapitaal die hij (in voornoemde woning) zou hebben, en/of
  • gelegenheid te verschaffen aan één of meerdere van voornoemde heren Susanna om het huis en omgeving van de woning van [slachtoffer 1] voor te verkennen, althans (ter voorbereiding op de diefstal met geweld die zich op 20 december 2015 plaats zou vinden) van dichtbij te evalueren en/of om na het netgenoemde te hebben gedaan ongestoord het terrein van Blue Bay te verlaten, en/of
  • vanaf het terrein van Blue Bay te helpen met het in de gaten houden van de situatie voor de dader(s) terwijl het feit zich afspeelt.
Vrijspraak
Anders dan de procureur-generaal is het Hof met het gerecht in eerste aanleg en de raadsvrouw van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt het primair ten laste gelegde medeplegen van de overval. Het Hof overweegt daartoe dat uit de stukken volgt dat (slechts) twee daders verantwoordelijk waren voor de gezamenlijke uitvoering van de diefstal, het geweld en bedreiging met geweld in de woning waar de slachtoffers zich bevonden. Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte niet een van die twee daders is geweest. Vastgesteld wordt dat die daders haar medeverdachte broers, [A] en [B], zijn. Er is geen bewijs voorhanden dat de verdachte ook enige uitvoeringshandeling heeft verricht. Er kan slechts worden vastgesteld dat de verdachte de gelegenheid heeft gegeven aan een of meer van haar broers om de omgeving van de woning voor te verkennen, dat zij waardevolle informatie aan een of meer van haar broers heeft gegeven en dat zij op de avond van de overval op het terrein van Blue Bay aanwezig is geweest. Naar het oordeel van het Hof kan uit deze gedragingen, die met name voorafgaand aan het strafbare feit hebben plaatsgevonden, niet worden afgeleid dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd die intellectueel of materieel van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Het Hof zal de verdachte daarom van het primair ten laste gelegde feit vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
[A]
,en
/of [D], en/of[B] op of omstreeks 20 december 2015 in Curaçao, tezamen en in vereniging met
elkaareen ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft/hebben weggenomen
- een kluis met inhoud en
/of
- een motorrijtuig (witte Jeep van het merk [merk]
;gekentekend [kentekennummer]),
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk
erte maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/hun mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande dat geweld en
/ofdie bedreiging met geweld hierin dat
zijhij en/of zijn/hun mededader(s)opzettelijk:
  • die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
  • die [slachtoffer 1] op de grond
  • de mond van die [slachtoffer 1]
  • de handen van die [slachtoffer 2]
  • die [slachtoffer 1]
  • die [slachtoffer 2] met een zak
terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad
totbijhet plegen van welk misdrijf
zij,verdachte [C]
,te Curaçao, in de periode van 15 december 2015 tot en met
20 december 20151 januari 2016,
opzettelijk behulpzaam is geweest, en/ofopzettelijk gelegenheid
, middelenen
/ofinlichtingen heeft verschaft door
  • informatie aan één of meerdere van de bovengenoemde gebroeders [achternaam verdachten] te geven over voornoemde heer [slachtoffer 1] en/of zijn woning en/of kapitaal
  • gelegenheid te verschaffen aan één of meerdere van voornoemde heren [achternaam verdachten] om het huis en omgeving van de woning van [slachtoffer 1] voor te verkennen,
  • vanaf het terrein van Blue Bay te helpen met het in de gaten houden van de situatie voor de dader(s) terwijl het feit zich afspeelt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten en omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is door de verbeteringen niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof kan zich verenigen met de door het gerecht in eerste aanleg gemaakte selectie van de bewijsmiddelen. Het Hof neemt deze bewijsmiddelen over, verwijst daarnaar en legt deze ten grondslag aan zijn bewezenverklaring.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte ook van dit subsidiair ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte als beveiliger van het Blue Bay Resort op 16 december 2015 de hefboom bewust heeft opengedaan voor een naderende auto, die volgens haar collega-beveiligers juist moest worden tegengehouden.
Volgens de raadsvrouw kan niet worden vastgesteld dat de broers van de verdachte op dat moment in de auto zaten en, al zou dat anders zijn, dan kan in ieder geval de bemoeienis van de verdachte niet worden vastgesteld.
Het Hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsvrouw meent, kan naar het oordeel van het Hof wel degelijk worden vastgesteld dat de broers van de verdachte in de avond van 16 december 2015 op het Blue Bay Resort aanwezig waren om een voorverkenning uit te voeren en dat de verdachte hen vervolgens bewust een vrije doorgang heeft geboden.
De verdachte heeft die avond als beveiliger van het Blue Bay Resort de hefboom opengedaan voor een naderende grijze [auto], hoewel collega’s even daarvoor juist via de portofoon hadden doorgegeven dat die auto moest worden tegengehouden. [2] Haar broer [B] is door twee beveiligers herkend als een van de inzittenden. De ene beveiliger, [beveiliger 1], herkende [B] bij het zien van een foto in de Vigilante en de andere, [beveiliger 2], herkende hem bij een meervoudige fotoconfrontatie. [3] [Beveiliger 2] heeft verklaard dat hij de [grijze auto] zag en dat een man ter hoogte van ‘Blok O’ van het Blue Bay Resort is ingestapt. [Beveiliger 2] herkende deze man later als verdachtes broer [D]. Anders dan de raadsvrouw is het Hof van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen op grond waarvan aan deze herkenningen zou moeten worden getwijfeld. De herkenning van [D] wordt ondersteund door zendmastgegevens (zijn mobiele telefoon straalde nabijgelegen zendmasten aan) en – en dat is nog belangrijker – de herkenning van [B] vindt steun in de WhatsApp-berichten die hij die avond heeft gewisseld met de verdachte. Die berichten wijzen er naar het oordeel van het Hof ook op dat de verdachte in zijn volle bewustzijn de hefboom voor de [grijze auto] omhoog heeft laten gaan. Het Hof doelt op de volgende berichten:
Datum en tijdstip
Verzender
Ontvanger
Vertaling inhoud
16 december 2015
20:57:53 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
Nu
16 december 2015
20:58:18 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
Ben je er, alles is ok
16 december 2015
20:58:22 uur
[C]
(de verdachte)
[B]
(medeverdachte)
Nu broer
16 december 2015
20:58:37 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
Dingen die lopen
16 december 2015
20:58:46 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
Al klaar of nog niet
16 december 2015
20:58:57 uur
[C]
(de verdachte)
[B]
(medeverdachte)
Rustig papa, nog niet papa
16 december 2015
20:59:09 uur
[C]
(de verdachte)
[B]
(medeverdachte)
Ik app je broer
16 december 2015
20:59:22 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
Meld me bij de post gelijk gelijk
16 december 2015
20:59:49 uur
[C]
(de verdachte)
[B]
(medeverdachte)
Gelijk broer
16 december 2015
21:00:07 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
Vergeet niet ik ben op straat
16 december 2015
21:01:07 uur
[C]
(de verdachte)
[B]
(medeverdachte)
Nee zwager app je
16 december 2015
21:01:09 uur
[C]
(de verdachte)
[B]
(medeverdachte)
Broer
16 december 2015
21:01:49 uur
[C]
(de verdachte)
[B]
(medeverdachte)
Hoe is het met [naam]?
16 december 2015
21:01:54 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
Hij is goed hij is thuis
16 december 2015
21:06:35 uur
[C]
(de verdachte)
[B]
(medeverdachte)
Dus het is klaar
16 december 2015
21:07:25 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
E
16 december 2015
21:10:47 uur
[C]
(de verdachte)
[B]
(medeverdachte)
16 december 2015
21:11:47 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
16 december 2015
22:31:36 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
Plan B
16 december 2015
22:31:39 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
Niets
16 december 2015
22:32:21 uur
[C]
(de verdachte)
[B]
(medeverdachte)
Nog niets
16 december 2015
22:33:10 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
Gelijk gelijk laat mij weten
16 december 2015
22:33:10 uur
[C]
(medeverdachte)
[B]
(de verdachte)
Figo (het Hof: oké)
16 december 2015
22:33:28 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
Alles is goed aan het lopen
16 december 2015
22:33:32 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
16 december 2015
22:33:43 uur
[C]
(de verdachte)
[B]
(medeverdachte)
Oké
16 december 2015
22:33:45 uur
[C]
(de verdachte)
[B]
(medeverdachte)
Ik app je
16 december 2015
22:33:51 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
Goed
16 december 2015
23:07:55 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
Nu laat mij weten hoe de stand van zaken is, ik ga hier naar beneden daarom, maar ik ben in afwachting
16 december 2015
23:08:01 uur
[B]
(medeverdachte)
[C]
(de verdachte)
16 december 2015
23:27:16 uur
[C]
(de verdachte)
[B]
(medeverdachte)
Goed [4]
Op de camerabeelden van de beveiligingspost van het Blue Bay Resort is te zien dat de verdachte om 23:17:42 uur – en aldus tussen het laatste en het een-na-laatste bericht – de knop indrukt om de hefboom voor het uitgaande verkeer open te maken. Zij keek daarbij even in de richting van het ressort. Veertien seconden later kwam de [grijze auto] voorbijrijden. [5]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van het Hof geen serieus aanknopingspunt naar voren gekomen voor de verklaring van de verdachte dat zij de [grijze auto] heeft geprobeerd tegen te houden. Het Hof kan aan die verklaring dan ook geen geloof hechten.
Gelet op de inhoud van de WhatsApp-berichten (onder meer: “Plan B” en “Alles is goed aan het lopen”) en de wetenschap dat deze berichten werden uitgewisseld door een van degenen die vier dagen later samen met een ander de woning heeft overvallen, moet naar het oordeel van het Hof – bij gebrek aan een contra-indicatie – worden geconcludeerd dat met medeweten van de verdachte de omgeving van de woning op de bewuste avond werd verkend met het oog op een later te plegen overval.
Deze conclusie wint verder aan kracht door de verklaring van de getuige [getuige 3], die ook als beveiliger op het Blue Bay Resort werkzaam was en met de verdachte op de verjaardag van [slachtoffer 1] – aldus daags na de voorverkenning – naar diens woning is gegaan. Hij heeft verklaard dat de verdachte die dag naar binnen is gegaan en dat zij vervolgens aan hem vertelde dat [slachtoffer 1] een kluis in zijn woning heeft en veel geld heeft. Anders dan de raadsvrouw bij pleidooi heeft gesuggereerd, valt dat moeiteloos te rijmen met de voorafgaande voorverkenning die haar broers hebben uitgevoerd. Noch uit de bewezenverklaring van het gerecht in eerste aanleg, noch in de bewezenverklaring van het Hof volgt immers dat de verdachte de informatie over het kapitaal in de woning van [slachtoffer 1] al voor de voorverkenning is gegeven. De bewezenverklaring moet aldus worden begrepen: de verdachte heeft haar broers op 16 december 2015 gelegenheid verschaft om de omgeving van de woning voor te verkennen en pas daarna – in de periode van 17 december 2015 tot en met 20 december 2015, toen zij wetenschap heeft verkregen dat in de woning een kluis en veel geld aanwezig was – daarover informatie heeft gegeven aan haar broers. Dat die informatie daadwerkelijk is gegeven aan de broers, leidt het Hof net als het gerecht in eerste aanleg af uit de beschrijving van de overval door de getuige [slachtoffer 2]. De medeverdachte broers [B] en [A] zijn direct na de overmeestering van de slachtoffers naar de slaapkamer gegaan waar de kluis zich bevond.
Zonder contra-indicatie, die ontbreekt, kan daaruit naar het oordeel van het Hof het gevolg worden getrokken dat de verdachte de informatie over de kluis en het kapitaal in de woning van [slachtoffer 1] aan haar broers heeft verstrekt.
In het licht van het voorgaande kan naar het oordeel van het Hof inderdaad, zoals ook het gerecht in eerste aanleg heeft geoordeeld, worden bewezen dat verdachtes opzet ten minste in voorwaardelijke zin was gericht op het bij de diefstal gepleegde geweld. Het moet voor haar duidelijk zijn geweest dat de slachtoffers zonder enige vorm van (bedreiging met) geweld niet zouden overgaan tot afgifte van hun eigendommen. Nu zich geen contra-indicatie voordoet, moet worden geconcludeerd dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop willens en wetens heeft aanvaard.
Het verweer van de raadsvrouw wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:291, eerste, tweede en derde lid, juncto de artikelen 2:289, aanhef en onder a, en artikel 1:124, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijker te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de dood ten gevolge heeft.
Het bewezen verklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Op te leggen straf
Bewezen is verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan een (woning)overval, die de dood van [slachtoffer 1] tot gevolg heeft gehad.
Het gerecht in eerste aanleg heeft de verdachte daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
De procureur-generaal heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van medeplegen, gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft, bij wijze van een subsidiair standpunt, gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het Hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het daarop gestelde wettelijk strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte is medeplichtig geweest aan een door haar broers gepleegde overval op twee kwetsbare slachtoffers, namelijk op de 74-jarige [slachtoffer 1] en de zwakbegaafde [slachtoffer 2] die op dat moment bij [slachtoffer 1] verbleef. Met gezichtsbedekking, tape en een schietklaar revolver togen de broers van de verdachte naar de woning van [slachtoffer 1] op het Blue Bay Resort, in welke omgeving met medeweten van de verdachte een paar dagen eerder een voorverkenning was uitgevoerd. De verdachte had haar broers bovendien informatie gegeven over (de plaats waar) het kapitaal in de woning aanwezig zou zijn. [Slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden door haar broers met geweld overmeesterd en gekneveld; zij werden bovendien met behulp van tape tot stilzwijgen gedwongen. [Slachtoffer 1] was zo getapet – [slachtoffer 2] omschreef het ter terechtzitting in hoger beroep treffend: “heel zijn gezicht, helemaal rondom” – dat zijn luchtwegen werden geblokkeerd. De broers van de verdachte hebben de kluis met inhoud uit de woning gesleept en deze vervolgens samen met de Jeep van [slachtoffer 1] weggenomen. [Slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden aan hun lot overgelaten. Voor [slachtoffer 1] bleek dat fataal te zijn. Hij is door verstikking om het leven gekomen. Een verstikkingsdood treedt niet onmiddellijk in; hij het kan niet anders zijn dan dat hij een afschuwelijke dood is gestorven.
Het gerecht in eerste aanleg heeft terecht overwogen dat de overval lafhartig en schokkend is. De familie van slachtoffer [slachtoffer 1] en haar naaste omgeving is een immens en onherstelbaar verdriet aangedaan. Wat [nabestaande slachtoffer 1] – de zoon van het slachtoffer – in het kader van zijn vordering tot schadevergoeding over de gevolgen van het strafbare feit naar voren heeft gebracht, maakt de enorme impact die het verlies van zijn vader op zijn leven en dat van de andere gezinsleden heeft, pijnlijk duidelijk.
Slachtoffer [slachtoffer 2], dat niet alleen de dood van zijn ‘Tio [voornaam slachtoffer 1]’ van dichtbij heeft moeten meemaken, maar ook zelf is geconfronteerd met geweld en bedreiging met geweld, kampte ter terechtzitting in hoger beroep duidelijk nog steeds met angstgevoelens.
Dit alles valt ook de verdachte aan te rekenen. De verdachte is immers volledig voorbijgegaan aan de gevolgen van de overval. Zij heeft misbruik gemaakt van haar functie als beveiliger van het Blue Bay Resort met het doel om de daar geplande woningoverval te vergemakkelijken. De verdachte heeft geen opening van zaken gegeven, geen verantwoordelijkheid voor haar handelen genomen en geen enkel berouw getoond. Dat zal het verwerkingsproces van de nabestaanden van [slachtoffer 1] niet bevorderen. Buiten het feit dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld, spreekt vrijwel niets in haar voordeel.
Het behoeft geen betoog dat gelet op deze feiten en omstandigheden niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
Het Hof is met het gerecht in eerste aanleg van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren passend en geboden is. Het Hof is ook met het gerecht in eerste aanleg van oordeel dat strafkorting niet op zijn plaats is. Weliswaar heeft de verdachte twee maanden lang in beperkingen doorgebracht waardoor zij in die tijd onder meer verstoken is gebleven van contact met haar familie en vrienden, maar uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat die maatregel onrechtmatig of onevenredig was. De verdachte zal dan ook opnieuw worden veroordeeld tot een gevangenisstraf een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van het door de verdachte ondergane voorarrest.
Beslag
De raadsvrouw heeft het Hof aangespoord om een beslissing te nemen over het onder de verdachte in beslag genomen geld. Volgens haar moet aan de hand van de door haar overgelegde stukken worden vastgesteld dat dit geld niet bij de overval is buitgemaakt. De raadsvrouw heeft bepleit dat het geld zal worden teruggegeven aan de verdachte c.q. haar (inmiddels: ex-)vriendin.
De procureur-generaal heeft zich, zo begrijpt het Hof, op het standpunt gesteld dat over het in beslag genomen geld niet in het kader van deze strafzaak, maar in het kader van de aangekondigde ontnemingsprocedure moet worden beslist.
Het Hof leidt uit het proces-verbaal van het huiszoeking af dat onder de verdachte een geldbedrag van in totaal € 10.540,-- in beslag is genomen. [6] Uit de stukken blijkt niet dat dit beslag is gelegd ter verhaal van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 119a van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen. Het Hof concludeert daarom dat er sprake is van strafvorderlijk beslag waarop in de strafzaak een beslissing moet worden genomen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat bij de overval onder meer een kluis met daarin sieraden en geld is buitgemaakt. [nabestaande slachtoffer 1] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat het wat het geld betreft in totaal ging om € 25.000,-- tot € 30.000,--, ongeveer NAf 50.000,-- en $ 2.000,-- tot $ 3.000,--. [7]
De verdediging heeft stukken overgelegd ter onderbouwing van de stelling dat het in beslag genomen geld niet bij de overval is buitgemaakt. Uit de loonstroken en bankafschriften van de verdachte en haar (ex-)vriendin kan worden afgeleid dat zij geregeld contant Antilliaanse guldens opnamen en dat zij in de gelegenheid waren om deze te sparen, zoals naar voren is gebracht.
Aan de hand van de stukken kan naar het oordeel van het Hof echter niet worden vastgesteld of zij (een groot deel van het in totaal) contant opgenomen geld thuis hebben opgeborgen of dat zij daarmee aankopen hebben gedaan. Opvallend is dat uit de stukken blijkt dat uitgerekend in de periode na de overval, in januari 2016, grote bedragen aan Antilliaanse guldens op de bankrekening van de verdachte zijn gestort en vervolgens direct worden omgewisseld in Euro’s. Uit de stukken blijkt immers dat op 22 januari 2016 een bedrag van NAf 14.000,-- is gestort en dat diezelfde dag een ongeveer even hoog bedrag is omgewisseld tegen een bedrag van € 7.130,-- , terwijl op 25 januari 2016 een bedrag van NAf 2.000,-- is gestort en dat ook die dag een ongeveer even hoog bedrag is omgewisseld tegen een bedrag van € 1.015,--.
Het Hof heeft zich voor de vraag gesteld of daarmee nu kan worden vastgesteld dat het in beslag genomen geld afkomstig was uit de kluis van het overleden slachtoffer. Het Hof is tot de slotsom gekomen dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord. In aanmerking genomen
  • de data waarop de Antilliaanse guldens zijn omgewisseld,
  • de hoogte van die geldbedragen,
  • de hoogte van het bedrag aan Antilliaanse guldens en het bedrag aan Euro’s in de kluis van het slachtoffer,
  • de betrokkenheid van de verdachte bij de gewelddadige overval,
moet het er naar het oordeel van het Hof voor worden gehouden dat het in beslag genomen geld bij die overval is verkregen. Dat brengt het Hof tot de conclusie dat het geld moet worden teruggegeven aan de erfgenaam c.q. erfgenamen of het bedrijf van het overleden slachtoffer. Het Hof zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten.
Vorderingen benadeelde partijen
Het Hof verenigt zich ook met de beslissingen die het gerecht in eerste aanleg heeft genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen. Het Hof neemt die overwegingen van het gerecht in eerste aanleg over, verwijst daarnaar en legt deze ten grondslag aan zijn beslissingen.
Naar aanleiding van verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep overweegt het Hof voorts als volgt.
Hetgeen ten aanzien van de in hoger beroep gehandhaafde vordering van [nabestaande slachtoffer 1] naar voren is gebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Het Hof is met het gerecht in eerste aanleg en de procureur-generaal van oordeel dat deze niet van zodanige aard is dat deze zich leent voor een beslissing in een strafzaak. De benadeelde partij zal daarom opnieuw niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Het Hof is met het gerecht in eerste aanleg en de procureur-generaal van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] volledig kan worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich tegen deze toewijzing gekeerd en aangevoerd dat de benadeelde partij bij zowel de rechter-commissaris als het Hof met een grote glimlach te kennen heeft gegeven dat het goed gaat (“Bon, dushi”) en dat hij geen last meer ervaart. Volgens de raadsvrouw kan daarom niet worden vastgesteld dat hij immateriële schade heeft geleden.
Het Hof deelt dat standpunt niet en acht aannemelijk dat de benadeelde partij, in aanmerking genomen wat hem is overkomen, nog altijd kampt met angstgevoelens. Uit de stukken die bij de vordering zijn overgelegd, komt naar voren dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde letsel aan zijn schoudergewricht heeft opgelopen en dat hij een verdergaande psychologische begeleiding nodig had. Daarmee is met voldoende concrete gegevens onderbouwd dat als gevolg van het bewezen verklaarde de psychische schade van de benadeelde partij is toegenomen. De toegenomen psychische schade kan met andere woorden naar objectieve maatstaven worden vastgesteld.
Het Hof is met het gerecht in eerste aanleg en de procureur-generaal van oordeel dat het gevorderde bedrag van NAf 5.000,-- billijk en niet bovenmatig is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is, behalve op de reeds door het gerecht in eerste aanleg aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62 en 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao en artikel 413 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht als volgt;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de 6 (zes) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n), te weten de erfgenaam c.q. erfgenamen of het bedrijf van wijlen [slachtoffer 1], van het onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 10.540,--;
verklaart de benadeelde partij [nabestaande slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van NAf 5.000,-- (vijfduizend gulden) ter zake immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen;
bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de mededaders aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van NAf 5.000,- (vijfduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat voor zover voornoemd bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de mededaders aan de benadeelde partij en/of het Land is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door mrs. T.E. van der Spoel, D. Radder en H. de Doelder, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 5 oktober 2017.
mr. T.E. van der Spoel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het Hof heeft geconstateerd dat de rechter van het gerecht in eerste aanleg het onderzoek ter terechtzitting van 5 augustus 2016 heeft hervat in de stand waarin het zich bevond op het moment van de schorsing ter terechtzitting van 13 juli 2016, terwijl de zaak op die terechtzitting door een andere rechter was behandeld. Nu dat kennelijk met instemming van de officier van justitie en de verdediging heeft plaatsgevonden en zonder onderbouwing, die ontbreekt, niet valt in te zien in welk te respecteren belang de verdachte zou zijn getroffen, volstaat het Hof met een constatering hiervan (vgl. HR 18 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8797).
2.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte d.d. 29 januari 2016, pagina 242 van het dossier; proces-verbaal van getuige d.d. 9 februari 2016, pagina 218-219 van het dossier; proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 februari 2016, pagina 224-225 van het dossier; proces-verbaal van getuige d.d. 8 maart 2016, pagina 269-270 van het dossier.
3.Proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 februari 2016 met bijlage, pagina 225-227 van het dossier; proces-verbaal van fotoconfrontatie d.d. 8 maart 2016, pagina 272-273 van het dossier.
4.Proces-verbaal van bevinding whatsapp-gesprekken telefoon [C] met bijlage d.d. 11 februari 2016, pagina 260-261.
5.Proces-verbaal van bevindingen analyse videobeelden d.d. 19 februari 2016, pagina 231-240.
6.Proces-verbaal van huiszoeking Westpunt 216 d.d. 30 januari 2016, pagina 13 van het persoonsdossier van de verdachte.
7.Proces-verbaal van nader horen d.d. 3 januari 2017, pagina 17 en 18 van het aanvulend proces-verbaal 2 op pro-formadossier.