ECLI:NL:OGHACMB:2017:186

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
HAR 178/2017
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot vervolging van een politieke ambtsdrager in belastingfraudezaak

Op 20 december 2017 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba een beschikking gegeven op de vordering tot het geven van een bevel tot vervolging van een verdachte, die lid is van de Staten van Sint Maarten. De vordering was ingediend door mr. J. Spaans, plaatsvervangend procureur-generaal, op 20 november 2017, en betrof de verdachte die wordt beschuldigd van belastingfraude door een bedrag van $ 1.261.078 niet te hebben gemeld als bedrijfsomzet en geen aangifte te hebben gedaan van zijn inkomsten in de periode van 1 juni 2009 tot en met augustus 2016. Tijdens de behandeling van de vordering in raadkamer op 20 december 2017, zijn zowel de verdachte als zijn raadsvrouw, mr. S.H.M. Ibrahim, aanwezig geweest en hebben zij verweer gevoerd tegen de vordering.

Het Hof heeft in zijn beoordeling onder andere overwogen dat de Landsverordening vervolging politieke gezagdragers vereist dat de procureur-generaal betrokken is bij de vervolgingsbeslissing. Dit was in dit geval het geval, aangezien er een brief van de procureur-generaal aanwezig was waarin de vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie werden aangewezen. De raadsvrouw voerde aan dat de verdachte inmiddels belastingaangiften had gedaan en dat het Openbaar Ministerie de beoordeling daarvan moest afwachten voordat vervolging kon plaatsvinden. Het Hof oordeelde echter dat er geen rechtsregel was die dit zou uitsluiten en dat de beslissing om de vordering in te stellen niet lichtvaardig was genomen.

Uiteindelijk heeft het Hof besloten om de vervolging van de verdachte te bevelen ter zake van de in de vordering genoemde misdrijven. Deze beschikking is mondeling uitgesproken op 20 december 2017 en op schrift gesteld op 15 januari 2018.

Uitspraak

Strafzaken over 2017 Beschikking no.:
Registratienummer: HAR 178/2017
Uitspraak: 20 december 2017 (op schrift gesteld: 15 januari 2018)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
op de vordering tot het geven van een bevel tot vervolging van:
[verdachte],
geboren in [plaats] op [datum],
wonende in Sint Maarten, [adres],
hierna: de verdachte,
raadsvrouw: mr. S.H.M. Ibrahim, advocaat in Sint Maarten.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij schriftelijke vordering van 20 november 2017 heeft mr. J. Spaans, plaatsvervangend procureur-generaal, gevorderd dat het Hof zal bevelen dat de verdachte vervolgd zal worden voor: overtreding van art. 49 jo. art. 7 en art. 8 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen, (mede)gepleegd in de periode van 1 juni 2009 tot en met augustus 2016 te Sint Maarten door een bedrag van $ 1.261.078 als bedrijfsomzet van [bedrijf] opzettelijk niet te melden en/of door opzettelijk geen aangifte te doen van zijn inkomsten.
1.2
De vordering is op 20 december 2017 behandeld in raadkamer van het Hof. Namens het Openbaar Ministerie is mr. G.H. Rip verschenen. Voorts zijn de verdachte en zijn raadsvrouw verschenen. Zij hebben verweer tegen de vordering gevoerd.
1.3
In raadkamer heeft mr. Rip gevorderd dat het te geven vervolgingsbevel betrekking zal hebben op een ruimere pleegperiode dan in de vordering van
20 november 2017 is vermeld, overeenkomstig een op 11 december 2017 bij het Hof ingekomen concept van de tenlastelegging in de tegen de verdachte uit te brengen dagvaarding.
1.4
Direct na afloop van de behandeling heeft het Hof mondeling een met redenen omklede beschikking gegeven en medegedeeld dat de beschikking later op schrift zal worden gesteld. Heden wordt de beschikking op schrift gesteld.

2.De beoordeling

2.1
De verdachte is lid van de Staten van Sint Maarten.
2.2
Bij de beoordeling van de vordering neemt het Hof ambtshalve het volgende in aanmerking. De Landsverordening vervolging politieke gezagdragers (AB 2010, GT no. 28; hierna: de Landsverordening) bepaalt onder meer:
Art. 2.Vervolging van een van misdrijf verdachte politieke gezagdrager vindt slechts plaats na een bevel tot vervolging van het Hof, op vordering van de procureur-generaal.
Uit deze bepaling – gelezen in het licht van de Memorie van Toelichting daarbij – leidt het Hof af dat het openbaar ministerie bij een vordering als de onderhavige stukken dient over te leggen waaruit blijkt dat de procureur-generaal zelf bij de vervolgingsbeslissing betrokken is geweest (vergelijk:
Hof 2 maart 2016, ECLI:NL:OGHACMB:2016:10, rov. 2.2.2). In dit geval is aan die eis voldaan. Bij de stukken bevindt zich een brief van
15 november 2017 van de procureur-generaal mr. R.T. Bos, waarin deze, voor het geval dat de onderhavige vordering zal worden toegewezen, mrs. G.H. Rip en J.J. Beliën aanwijst als de vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie die belast zijn met de vervolging van de verdachte.
2.3
De raadsvrouw heeft het verweer gevoerd dat de verdachte inmiddels belastingaangiften heeft gedaan en dat het openbaar ministerie de beoordeling daarvan door de belastingdienst moet afwachten voordat het kan besluiten tot vervolging van de verdachte.
2.4
Bij de beoordeling van dit verweer stelt het Hof het volgende voorop. Uit de art. 36, 50 en 123 van de Staatsregeling van Sint Maarten en art. 2 van de Landsverordening – gelezen in het licht van de Memories van Toelichting daarbij – leidt het Hof af dat een vordering als de onderhavige moet worden afgewezen als de beslissing om de vordering in te stellen lichtvaardig of op grond van politieke motieven is genomen (vergelijk: Hof 2 maart 2016, ECLI:NL:OGHACMB:2016:10, rov. 2.2.4-2.3.4).
2.5
De raadsvrouw heeft geen rechtsregel genoemd die meebrengt dat het openbaar ministerie niet bevoegd is vervolging in te stellen ter zake van misdrijven als de onderhavige, in het geval dat de verdachte (alsnog) aangifte heeft gedaan en de aangifte nog niet is beoordeeld door de belastingdienst. Dat kan in elk geval niet (zonder meer) worden afgeleid uit art. 54-56 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen. Verder heeft het openbaar ministerie in raadkamer een brief overgelegd van 6 december 2017 van [betrokkene 1], Hoofd Afdeling Fiscale Zaken a.i. bij het Ministerie van Financiën van Sint Maarten, gericht aan het Openbaar Ministerie, waarin het het Openbaar Ministerie wordt verzocht de verdachte strafrechtelijk te vervolgen indien het dat opportuun acht. Gelet op het voorgaande kan het verweer niet tot de slotsom leiden dat de beslissing om de vordering in te stellen, lichtvaardig is genomen. Het verweer zal bij de zittingsrechter aan de orde kunnen worden gesteld.
2.6
De raadsvrouw heeft verder het verweer gevoerd dat het bedrag van $ 1.261.078, dat genoemd is in de vordering van 20 november 2017
(zie rov. 1.1 hiervoor), niet juist is en dat de aan haar ter beschikking gestelde stukken geen deugdelijke grondslag voor dat bedrag bevatten.
2.7
De juistheid van het genoemde bedrag staat thans niet ter beoordeling.
Uit de wijze waarop het bedrag is verantwoord in de stukken die aan het Hof zijn overgelegd, kan niet worden afgeleid dat de beslissing om de vordering in te stellen, lichtvaardig is genomen. Ook dit verweer zal bij de zittingsrechter aan de orde kunnen worden gesteld.
2.8
Het Hof heeft kennisgenomen van:
a. een "Overzichtsproces-verbaal belastingfraude [verdachte] ",
nr. [A], op ambtseed opgemaakt door een financieel
rechercheur, werkzaam bij het Recherche Samenwerkingsteam,
Team Bestrijding Ondermijning, en gesloten en getekend
op 30 mei 2017;
b. een brief van 1 september 2017 van [betrokkene 2], Controleur bij de
Belastingdienst Sint Maarten, Afdeling Controle en Opsporing aan de inspecteur BBO/IB, met bijlagen.
Op grond van deze stukken is het Hof van oordeel dat de beslissing om de vordering in te stellen niet lichtvaardig en evenmin op grond van politieke motieven is genomen. Er is (ook voor het overige) niet gebleken van een toereikende weigeringsgrond. Het bevel zal dus worden gegeven.
B E S L I S S I N G
Het Hof beveelt de vervolging van de verdachte ter zake van de hiervoor in rov. 1.1 en 1.3 vermelde misdrijven.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, D. Gruijters en
G. Edelenbos, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, mondeling uitgesproken op 20 december 2017 in Curaçao in tegenwoordigheid van de griffier en op 15 januari 2018 op schrift gesteld en nader gemotiveerd.