ECLI:NL:OGHACMB:2017:169

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
23 februari 2018
Zaaknummer
AR 155/14 - Ghis 80402 - H 304/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nadeelcompensatie door aanleg van de Simpson Bay Causeway brug

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Land Sint Maarten tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin het Land aansprakelijk werd gesteld voor schade die de naamloze vennootschap Lagoon Sailboat Rental N.V. (LSR) zou hebben geleden door de aanleg van de Simpson Bay Causeway. LSR, die zeilboten verhuurt in de lagoon, stelt dat de brug de toegang tot de noordzijde van de lagoon belemmert, wat haar bedrijfsvoering schaadt. Het GEA heeft geoordeeld dat het Land aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de rechtmatige overheidsdaad van de aanleg van de brug en heeft het Land veroordeeld tot schadevergoeding.

Het Hof heeft in deze zaak de ontvankelijkheid van LSR in haar vordering bij de burgerlijke rechter beoordeeld. Het Hof constateert dat de aanleg van de brug rechtmatig is, maar dat de vraag rijst of de schade die LSR lijdt het gevolg is van de bouwvergunning of van een ander bestuursrechtelijk besluit. Het Hof heeft het Land in de gelegenheid gesteld om de bouwvergunning en andere relevante besluiten over te leggen en zich uit te laten over de vraag of de schade het gevolg is van de bouwvergunning.

De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij LSR de mogelijkheid heeft om te reageren op de door het Land overgelegde stukken. Het Hof heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 2 februari 2018 voor verdere procedurele stappen.

Uitspraak

Burgerlijke zaken 2017 Vonnis no.
Registratienummer: AR 155/14 - Ghis 80402 - H 304/16
Uitspraak: 17 november 2017
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de openbare rechtspersoon HET LAND SINT MAARTEN,
hierna te noemen: het Land,
zetelende in Sint Maarten,
oorspronkelijk (mede)gedaagde, thans appellant,
gemachtigde: mrs. R.F. Gibson en C.M.P. van Hees,
tegen
de naamloze vennootschap LAGOON SAILBOAT RENTAL N.V.,
gevestigd te Sint Maarten,
hierna te noemen: LSR,
oorspronkelijk eiseres, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.G. Bloem.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (GEA), wordt verwezen naar het tussen partijen in de zaak met AR nummer 155 van 2014 gewezen en op 24 november 2015 uitgesproken vonnis. De inhoud van dit vonnis geldt als hier ingevoegd.
1.2.
Het Land is bij akte van appel op 29 december 2015 in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis. In een op 8 februari 2016 ingediende memorie van grieven, met producties, heeft het Land zes grieven voorgedragen en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van LSR in de kosten van de procedure in beide instanties.
1.3.
LSR heeft in een memorie van antwoord het appel bestreden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van het Land in de kosten, uitvoerbaar bij voorraad.
1.4.
Op 3 februari 2017, de voor schriftelijk pleidooi nader bepaalde dag, hebben de gemachtigden van het Land pleitaantekeningen overgelegd. Tegen LSR is akte niet-dienen verleend ter zake van schriftelijk pleidooi.
1.5.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De ontvankelijkheid

Het Land is tijdig en op de juiste wijze in hoger beroep gekomen en kan daarin worden ontvangen.

3.De grieven

Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.Beoordeling

4.1.
LSR exploiteert sedert 2002 een onderneming die in de Simpson Bay Lagoon, Sint Maarten, zeilboten verhuurt (negen Jeanneau Sun Fast 20 ft) en les geeft aan jonge zeilers (in Optimisten). De onderneming is gevestigd aan de zuidzijde van de lagoon. Op 25 januari 2015 is de Simpson Bay Causeway, een te openen brug met daarover een autoweg, officieel geopend. Deze Causeway doorsnijdt de lagoon. LSR stelt nadeel te ondervinden doordat daardoor de toegang tot de noordzijde van de lagoon voor haar zeilboten wordt belemmerd. LSA vordert bij de burgerlijke rechter nadeelcompensatie.
4.2.
Het GEA heeft een verklaring voor recht gegeven dat het Land uit hoofde van rechtmatige overheidsdaad aansprakelijk is voor de door LSR geleden en nog te lijden schade als gevolg van de aanleg van de Causeway brug in Simpson Bay en het Land veroordeeld tot betaling van schadevergoeding nader op te maken bij staat en ingevolge de wet. Hiertegen richt zich het appel van het Land.
4.3.
Het Hof dient ambtshalve onder ogen te zien of LSR ontvankelijk is in haar vordering bij de burgerlijke rechter.
4.4.
Vast staat dat de aanleg van de brug, geabstraheerd van eventuele aan LSR te vergoeden schade, rechtmatig is. Ter zake van de aanleg is een bouwvergunning verleend (conclusie van dupliek van het Land, onder 4 slot). De vraag rijst of de gevorderde (onevenredige) schade het gevolg is van de bouwvergunning voor de brug, dan wel van enig ander bestuursrechtelijk appellabel besluit.
4.5.
Vooralsnog meent het Hof van wel. Zo ja, dan is voldaan aan de zgn. connexiteitseis en kan LSR, los van dit bij de bestuursrechter appellabel schadeveroorzakend besluit, een bij de bestuursrechter appellabel zelfstandig schadebesluit vragen op grond van het zogenaamde égalitébeginsel, ook als dat schadeveroorzakend besluit rechtmatig is (zie de uitspraak van dit Hof in LAR-zaken van 9 juni 2008, ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG1114,
logeergastenbelasting).
4.6.
Tegen de reactie daarop kan eventueel door LSR bestuursrechtelijk worden geprocedeerd. Dan is een vordering ter zake van die schade bij de burgerlijke rechter niet-ontvankelijk (HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR: 2008:BC0256, NJ 2008/475,
Asha v. gemeente Amersfoort).
4.7.
Het Hof wenst dat het Land bij zijn akte de bouwvergunning (en de eventuele andere besluiten als bedoeld in rov. 4.4) overlegt en zich uitlaat over de in rov. 4.4 opgeworpen vraag.
4.8.
Daarop zal LSR bij antwoord-akte kunnen reageren. Indien LSR stelt dat niet het verlenen van de bouwvergunning de schade heeft veroorzaakt, dient zij duidelijk aan te geven welk handelen van het Land dan wel de door haar gestelde nadelige gevolgen heeft gehad.
4.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

B E S L I S S I N G

Het Hof:
- stelt het Land in de gelegenheid de in rov. 4.7 bedoelde akte te nemen;
- verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van het Hof in Sint Maarten van 2 februari 2018;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en op 17 november 2017 ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken.