ECLI:NL:OGHACMB:2017:148

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
KG 83302/17 - HAR 46/17
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding met betrekking tot een vordering tot betaling

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in een hoger beroep van de rechtspersoon CORPORACIÓN NATURGAS S.A. tegen OREN HYDROCARBONS MIDDLE EAST FZCO. Naturgas, de appellante, had in kort geding een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) ingediend. Het GEA had Naturgas veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag, met de voorwaarde dat Oren zekerheid stelde voor de betaling. Naturgas stelde dat de tenuitvoerlegging van het vonnis geschorst moest worden, maar het Hof oordeelde dat de vordering niet aan de eisen van een behoorlijke rechtspleging voldeed. Het Hof benadrukte dat de belangen van partijen zorgvuldig moesten worden afgewogen en dat Naturgas niet voldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd die rechtvaardigden dat van de eerdere beslissing van het GEA werd afgeweken. Het Hof wees de vordering van Naturgas af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van Oren waren gemaakt. Deze uitspraak bevestigt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van vorderingen in kort geding procedures.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2017 Vonnis no.:
Registratienummer: KG 83302/17 - HAR 46/17
Uitspraak: 17 oktober 2017
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
op de vordering tot schorsing in de zaak in kort geding van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
CORPORACIÓN NATURGAS S.A.,
gevestigd te Panama-Stad, Panama,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellante,
eiser tot schorsing,
gemachtigden: mrs. E.R. de Vries en P.M. Noordhoek,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
OREN HYDROCARBONS MIDDLE EAST FZCO,
gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerde,
verweerder tegen de vordering tot schorsing,
gemachtigden: mrs. R.B. van Hees en T.B. de Palm.
De partijen worden hierna Naturgas en Oren genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 24 augustus 2017 is Naturgas in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 16 augustus 2017 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: GEA).
1.2
Bij op 27 september 2017 ingekomen verzoekschrift, met producties, heeft Naturgas gevorderd, samengevat weergegeven, de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis te schorsen, kosten rechtens.
1.3
Bij op 4 oktober 2017 ingekomen verweerschrift, met producties, heeft Oren geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Naturgas in de kosten.
1.4
Op 13 oktober 2017 hebben partijen pleitnotities ingediend. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Bij de beoordeling van een vordering op de voet van art. 272 Rv moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. Hierbij is een belangrijk gezichtspunt dat het GEA de vordering toewijsbaar heeft geoordeeld, en dat moet worden voorkomen dat het aanwenden van rechtsmiddelen wordt gebezigd als middel om uitstel van executie te verkrijgen. Bij de afweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel in beginsel buiten beschouwing.
Indien het GEA zijn beslissing tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft gemotiveerd, zal de veroordeelde die schorsing van de tenuitvoerlegging wenst, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag moeten leggen die bij de door het GEA gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak van het GEA hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. Indien een dergelijke motivering ontbreekt, geldt die eis (hierna: de nova-eis) niet.
2.2
In voorgaand toetsingskader ligt besloten dat de vordering toegewezen wordt, indien degene die de veroordeling verkreeg, mede gelet op de belangen aan de zijde van de veroordeelde die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het ten uitvoer te leggen vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de veroordeelde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
2.3
In dit kort geding heeft het GEA Naturgas veroordeeld tot betaling van USD 1.141,771,57, met rente en kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard onder de voorwaarde dat Oren zekerheid stelt als nader in het vonnis omschreven. Het GEA heeft zijn beslissing over de voorwaardelijke uitvoerbaarverklaring bij voorraad onder 2.20 van zijn vonnis gemotiveerd met een verwijzing naar het restitutierisico.
2.4
Het verzoekschrift van Naturgas verwijst naar de memorie van grieven en de pleitnota in eerste aanleg, die als producties zijn overgelegd, en voegt daar een korte toelichting aan toe.
2.5
De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen mee dat een partij die een beroep wil doen op uit bepaalde producties blijkende feiten en omstandigheden, dit op een zodanige wijze dient te doen dat voor de rechter duidelijk is welke stellingen hem ter beoordeling worden voorgelegd en dat voor de wederpartij duidelijk is waartegen zij zich dient te verweren. De rechter heeft slechts te letten op de feiten waarop een partij ter ondersteuning van haar standpunt een beroep heeft gedaan, en de enkele omstandigheid dat uit door een partij overgelegde stukken een bepaald feit blijkt, impliceert niet dat zij zich ter ondersteuning van haar standpunt op dat feit beroept
(HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:404, NJ 2017/147).
Het verzoekschrift van Naturgas voldoet niet aan voornoemde eisen van een behoorlijke rechtspleging. De korte toelichting is onvoldoende voor het Hof en voor de wederpartij van Naturgas om ze te verplichten in de producties op zoek te gaan naar hoe hetgeen daarin is aangevoerd zich verhoudt met de bij de beoordeling van deze vordering aan te leggen maatstaven, die hiervoor in rov. 2.1 en 2.2 zijn weergegeven.
2.6
Verder geldt dat het GEA zijn beslissing tot (voorwaardelijke) uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft gemotiveerd, zodat de nova-eis geldt. Ook daaraan voldoet het verzoekschrift niet.
2.7
Ten slotte kan op de door Naturgas in het verzoekschrift gegeven toelichting noch de slotsom worden gebaseerd dat sprake zou zijn van een klaarblijkelijke misslag, noch dat sprake zou zijn van belangen van Naturgas die zwaarder wegen dan die van Oren. Naturgas gaat niet eens in op de vraag of er belangen aan de zijde van Oren bestaan en miskent ook nog dat bij de beoordeling van een vordering als de onderhavige de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel in beginsel buiten beschouwing blijft.
2.8
Nieuwe argumenten van Naturgas in haar pleitnota blijven buiten beschouwing.
2.9
Op grond van het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. Naturgas zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
wijst de vordering af;
veroordeelt Naturgas in de kosten van dit geding, aan de zijde van Oren gevallen en tot op heden begroot op NAf 2.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 17 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.