Uitspraak
[GEÏNTIMEERDE 1],
[GEÏNTIMEERDE 2],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerden] met betrekking tot een geschil over de (pseudo)vertegenwoordiging door een makelaar. De procedure begon met een vonnis van 9 juni 2017, waarin het Hof een comparitie van partijen heeft gelast. Deze comparitie vond plaats op 17 november 2017. De kern van het geschil betreft de interpretatie van een intentieverklaring die op 3 juli 2014 is ondertekend door beide partijen, en de vraag of [geïntimeerden] recht hadden op een financieringsclausule in de koopovereenkomst. Het Hof concludeert dat de makelaar niet als gevolmachtigde heeft gehandeld en dat de partijen niet rechtstreeks contact met elkaar hebben gehad over de inhoud van de intentieverklaring. Het Hof oordeelt dat [geïntimeerden] het recht hadden om een financieringsclausule te verlangen, ook al hadden zij een aanbetaling gedaan en was er een concept koopovereenkomst opgesteld. Het Hof bevestigt het vonnis waarvan beroep en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep.